ECLI:NL:RBNHO:2024:5440

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
11093289 VV EXPL 24-89
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning door bewindvoerder wegens gebrek aan hoofdverblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, op 31 mei 2024 een vonnis gewezen in kort geding. De eisende partij, Stichting Ymere, heeft een vordering ingediend tot ontruiming van een huurwoning die verhuurd is aan [gedaagde 1]. De procedure is gestart omdat [gedaagde 1] niet in de woning verblijft, wat in strijd is met de huurovereenkomst. De bewindvoerder, Stichting Budget, vertegenwoordigt [gedaagde 1] in deze procedure. Ondanks dat [gedaagde 1] op de zitting niet aanwezig was, heeft de bewindvoerder zich gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter.

De feiten tonen aan dat [gedaagde 1] sinds augustus 2014 een woning huurt van Ymere, maar in september 2023 is vastgesteld dat zij niet in de woning verblijft. Ymere heeft geprobeerd contact op te nemen met [gedaagde 1] en heeft haar via aangetekend schrijven gesommeerd om de huurovereenkomst op te zeggen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Ymere een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, omdat [gedaagde 1] haar hoofdverblijf niet in het gehuurde heeft. De vordering tot ontruiming is toegewezen, met een ontruimingstermijn van zeven dagen.

De kantonrechter heeft Ymere niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tegen [gedaagde 1], omdat deze onder bewind staat. De bewindvoerder is veroordeeld tot ontruiming van de woning en moet de proceskosten betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meerdere of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11093289 \ VV EXPL 24-89
Vonnis in kort geding van 31 mei 2024
in de zaak van
STICHTING YMERE,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Ymere,
gemachtigde: mr. H.M.G. Brunklaus,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te [plaats],
gedaagde partij
hierna te noemen: [gedaagde 1]
niet verschenen
2. [gedaagde 2]werkzaam voor
STICHTING BUDGET, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde 1],
kantoorhoudende te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: de bewindvoerder,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling van 28 mei 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
1.2.
Hoewel behoorlijk opgeroepen, is [gedaagde 1] zelf ter zitting niet verschenen. De bewindvoerder is wel verschenen.
1.3.
Daarna is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 1] is onder bewind gesteld. [gedaagde 2] werkzaam voor Stichting Budget (verder: de bewindvoerder) is tot bewindvoerder benoemd.
2.2.
Ymere verhuurt vanaf 28 augustus 2014 de woning aan het adres [adres] te [plaats] aan [gedaagde 1] tegen een laatstelijk huurprijs van € 615,93 bruto per maand (verder: het gehuurde).
2.3.
Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden van toepassing verklaard. In artikel 6 staat dat [gedaagde 1] verplicht is haar hoofdverblijf in het gehuurde te hebben en te houden.
2.4.
In augustus 2021 heeft [gedaagde 1] een laatste kans verklaring ondertekend. Daarin staat – samengevat – dat [gedaagde 1] haar hoofdverblijf in het gehuurde moet hebben en als zij langer dan twee maanden afwezig is, zij Ymere hiervan op de hoogte moet stellen.
2.5.
In september 2023 heeft de politie een inval gedaan in het gehuurde omdat een melding was gedaan dat [gedaagde 1] brand wilde stichten. Op 13 november 2023 vindt een gesprek plaats tussen [gedaagde 1], haar maatschappelijk werkster en Ymere. [gedaagde 1] verklaart dat zij tijdens de politie-inval in de Dominicaanse Republiek verbleef.
2.6.
In februari 2024 ontvangt Ymere meldingen dat [gedaagde 1] niet in het gehuurde verblijft. Ymere legt diverse huisbezoeken af maar treft [gedaagde 1] nooit aan het in het gehuurde.
2.7.
Op 26 maart 2024 sommeert Ymere [gedaagde 1] via aangetekend schrijven om de huurovereenkomst op te zeggen. De brief wordt aan Ymere retour verzonden. Ymere stuurt vervolgens aan [gedaagde 1] en de bewindvoerder een e-mail dat een ontruimingsprocedure in gang zal worden gezet.

3.Het geschil

3.1.
Ymere vordert – samengevat – ontruiming van de woning aan [adres] te [plaats].
3.2.
Ymere legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde 1] dan wel de bewindvoerder ernstig tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst door haar hoofdverblijf niet in de woning te hebben. Die tekortkoming rechtvaardigt ontruiming van het gehuurde.
3.3.
De bewindvoerder heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De goederen van [gedaagde 1] staan onder bewind. Stichting Budget vertegenwoordigt als bewindvoerder [gedaagde 1] in en buiten rechte. Hieruit volgt dat alleen de bewindvoerder de formele procespartij is (zie HR 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525). Ymere is daarom niet-ontvankelijk in haar vordering voor zover deze is gericht tegen [gedaagde 1].
4.2.
Het is voldoende gebleken dat Ymere een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, zodat zij ontvankelijk is in haar vordering tegen de bewindvoerder.
4.3.
[gedaagde 1] heeft tegen zowel de bewindvoerder als Ymere verklaard dat zij in de Dominicaanse Republiek verblijft. De bewindvoerder erkent dan ook dat [gedaagde 1] haar hoofdverblijf niet in het gehuurde heeft. Zij heeft ter zitting een e-mail laten zien van [gedaagde 1] die desgevraagd heeft bevestigd dat zij de huur niet wil voortzetten. Hiermee is aannemelijk dat in een eventuele bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zal worden uitgesproken. Vooruitlopend daarop wordt de vordering tot ontruiming dan ook toegewezen. Gezien de feitelijke omstandigheden acht de kantonrechter een ontruimingstermijn van zeven dagen redelijk.
4.4.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zelf uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie wordt afgewezen, omdat zij ingevolge artikel 556 lid 1 en artikel 557 Rv overbodig is. De gevorderde ontruimingskosten worden eveneens afgewezen, omdat die kosten slechts toewijsbaar zijn als zij in redelijkheid zijn gemaakt, wat niet op voorhand kan worden beoordeeld.
4.5.
De bewindvoerder is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Ymere worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,37
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
920,37

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart Ymere niet-ontvankelijk in haar vordering, voor zover deze is gericht tegen [gedaagde 1];
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [gedaagde 1], om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de woning aan [adres] te [plaats] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Ymere zijn, en de sleutels af te geven aan Ymere,
5.3.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten van € 920,37, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de bewindvoerder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meerdere of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2024.