De bijzondere curator heeft gesproken met [naam 1] , [naam 2] , de grootmoeder en met twee van de drie zusters van de moeder. Zij heeft ook gesproken met [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] . Verder heeft zij een gesprek gehad met [vrijwilliger] , vrijwilliger vluchtelingenwerk, die betrokken is bij het gezin van de grootmoeder en haar dochters.
[naam 1] heeft haar verteld dat hij de biologische vader van genoemde drie kinderen is en [naam 2] heeft dat bevestigd. Volgens [naam 2] heeft hij een eigen gezin; hij vindt het goed dat [naam 1] de kinderen zal kunnen erkennen. De grootmoeder en haar dochters gaan ervan uit dat [naam 1] de biologische vader van de drie kinderen is. De grootmoeder vindt het goed dat [naam 1] de kinderen erkent en omgang met hen heeft. [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] praten met de bijzondere curator over [naam 1] als hun “papa” en zij hebben contact met hem.
De grootmoeder en haar dochters hebben tegenover de bijzondere curator aangegeven dat zij zich ertegen verzetten dat [naam 1] wordt belast met het gezag over de kinderen. Zij achten het in het belang van de kinderen dat zij de zorg voor de kinderen blijven dragen, zoals zij dat altijd hebben gedaan. Zij vrezen dat [naam 1] zodra hij het gezag heeft, de kinderen bij hen weg zal houden. [vrijwilliger] onderschrijft de zorgen van de grootmoeder en haar dochters. Hij meent dat het in het belang van de kinderen is dat de bestaande situatie wordt gehandhaafd.
De bijzondere curator wijst erop dat de wet [naam 1] geen mogelijkheden biedt om gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van [naam 2] en het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van zijn vaderschap te doen. Aangezien de kinderen twee juridische ouders hebben, kan [naam 1] ook geen verzoek doen tot het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning.
De bijzondere curator acht het in het belang van de kinderen dat de juridische werkelijkheid betreffende hun afstamming in overeenstemming wordt gebracht met de biologische, ook omdat de kinderen dan dezelfde achternaam krijgen als hun zusjes [de minderjarige 4] en [de minderjarige 5] . Zij acht op grond van de verklaringen van alle betrokkenen een DNA-onderzoek niet nodig. De bijzondere curator neemt daarom het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van [naam 2] en het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van [naam 1] over en doet beide verzoeken namens de kinderen [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] . Eén en ander onder de voorwaarde dat dit niet inhoudt dat [naam 1] daarmee automatisch het gezag over de kinderen krijgt. Het is de bijzondere curator uit de gesprekken met alle betrokkenen gebleken dat, hoezeer het ook van belang voor de kinderen is dat zij goed contact met [naam 1] hebben, het in het belang van hun sociaal psychologische en emotionele ontwikkeling is dat zij in hun vertrouwde omgeving blijven.