ECLI:NL:RBNHO:2024:5261

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
339571
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging koopovereenkomst wegens wilsgebrek door bedreiging en misbruik van omstandigheden

In deze zaak is er een koopovereenkomst gesloten tussen eiser en gedaagden, waarbij eiser de woning van gedaagden heeft gekocht. Gedaagden weigeren echter de woning te leveren en willen de koopovereenkomst laten vernietigen, omdat deze volgens hen tot stand is gekomen onder invloed van bedreiging en misbruik van omstandigheden. Eiser stelt dat hij niet betrokken is bij deze bedreiging en vordert nakoming van de koopovereenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat er inderdaad sprake is van bedreiging en misbruik van omstandigheden, waardoor de koopovereenkomst wordt vernietigd.

De procedure begon met een dagvaarding op 30 januari 2023, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder een tussenvonnis en een mondelinge behandeling. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de koopovereenkomst onderzocht, waarbij gedaagde 1 heeft verklaard dat hij onder druk van bedreigingen van een derde partij, [naam 1], de overeenkomst heeft getekend. De rechtbank concludeert dat de koopovereenkomst niet rechtsgeldig tot stand is gekomen en dat de vorderingen van eiser tot nakoming worden afgewezen.

In reconventie heeft gedaagde 1 de vernietiging van de koopovereenkomst en de kadasterverklaring gevorderd, wat door de rechtbank is toegewezen. Eiser wordt veroordeeld tot opheffing van het conservatoire beslag en in de proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de omstandigheden rond de koopovereenkomst gedaagde 1 in een afhankelijke positie hebben gebracht, waardoor de overeenkomst vernietigbaar is. De rechtbank heeft ook de vordering van gedaagde 1 tot schadevergoeding afgewezen, omdat deze niet voldoende was onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/339571 / HA ZA 23-272
Vonnis van 17 januari 2024
in de zaak van
[eiser],
die woont in [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. K.S. Loilargosain te 's-Gravenhage,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

die woont in [woonplaats] ,
eisende partij in reconventie,
advocaat: mr. V. Kortenbach te 's-Gravenhage,
2.
[gedaagde 2],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
niet verschenen,
gedaagde partijen in conventie,
hierna samen te noemen: [gedaagden] en afzonderlijk van elkaar [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
De zaak in het kort
Tussen partijen is een koopovereenkomst gesloten waarbij [eiser] de woning van [gedaagden] heeft gekocht. [gedaagden] weigeren de woning te leveren en willen de koopovereenkomst laten vernietigen wegens een wilsgebrek. De koopovereenkomst is volgens [gedaagden] namelijk tot stand gekomen onder invloed van bedreiging en misbruik van omstandigheden. [eiser] stelt niet betrokken te zijn bij de bedreiging dan wel het misbruik van omstandigheden en vordert nakoming van de koopovereenkomst. De rechtbank komt tot het oordeel dat er inderdaad sprake is van bedreiging en misbruik van omstandigheden. De koopovereenkomst wordt vernietigd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 januari 2023, met bijlagen 1 tot en met 7,
- de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie, met bijlagen 1 tot en met 6,
- het tegen [gedaagde 2] verleende verstek,
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte wijziging eis, met bijlagen 8 tot en met 10,
- het tussenvonnis van 11 oktober 2023,
- de mondelinge behandeling van 30 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Mr. Loilargosain en Mr. Kortenbach hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zij ter zitting aan de rechtbank hebben overgelegd en die daarmee onderdeel zijn geworden van de processtukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 1] is samen met zijn voormalig echtgenote [gedaagde 2] eigenaar van de woning aan de [adres] in [woonplaats] (hierna: de woning).
2.2.
Op 29 september 2022 heeft [gedaagde 1] een koopovereenkomst gesloten met [eiser] , waarmee [eiser] de woning kocht van [gedaagde 1] voor een koopsom van € 175.000,--.
2.3.
Direct na het tekenen van de koopovereenkomst heeft [eiser] een waarborgsom van € 30.000,-- overgemaakt naar de bankrekening van [gedaagde 1] .
2.4.
In de periode van 29 september tot 4 oktober 2022 is er in totaal een bedrag van ruim € 32.550,-- overgemaakt van de bankrekening van [gedaagde 1] naar de bankrekening van de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ).
2.5.
Op 12 oktober 2022 heeft [gedaagde 1] aangifte gedaan van bedreiging dan wel afpersing tegen [naam 1] . Op 22 oktober 2022 heeft de partner van [gedaagde 1] , [naam 2] , tegen [naam 1] aangifte gedaan van mishandeling. Op 8 maart 2023 heeft [gedaagde 1] een aanvullende aangifte gedaan, ditmaal ook tegen [eiser] .
2.6.
Op 2 november 2022 is de koopovereenkomst ingeschreven bij het kadaster middels een kadasterverklaring.
2.7.
[gedaagde 1] heeft aan [eiser] medegedeeld dat hij niet zou gaan meewerken aan de levering van de woning op 15 december 2022.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert na eiswijziging – samengevat – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair:
1. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot nakoming van de koopovereenkomst van 29 september 2022 door levering van de woning aan [eiser] , binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
alsmede dat de rechtbank overeenkomstig artikel 3:300 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de notariële akte die [gedaagden] samen met [eiser] dienen op te maken voor de levering van de woning aan [eiser] , indien [gedaagden] niet binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan de veroordeling tot levering voldoen, zulks onder aftrek van de reeds betaalde waarborgsom op de koopsom van € 50.000,--,
subsidiair:
2. de tussen [eiser] en [gedaagden] gesloten koopovereenkomst ontbindt en [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt om aan [eiser] een bedrag te betalen van € 50.000,-- ten titel van de waarborgsom, te vermeerderen met de wettelijke rente,
primair en subsidiair:
3. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt om aan [eiser] een bedrag van € 2.830,46 te betalen ten titel van de gemaakte beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente,
4. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten, inclusief de nakosten.
3.2.
Aan deze vorderingen legt [eiser] het volgende ten grondslag.
[eiser] en [gedaagden] hebben een koopovereenkomst gesloten en [gedaagden] moeten deze overeenkomst nakomen. Dat [gedaagde 1] stelt dat de koopovereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van een wilsgebrek en dat de koopovereenkomst daarom vernietigd moet worden, is onjuist. Het door [gedaagde 1] aan het wilsgebrek ten grondslag gestelde handelen betreft het handelen van [naam 1] en kan niet aan [eiser] worden toegerekend. De koopovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagden] is dus rechtsgeldig tot stand gekomen en moet nagekomen worden. Als de koopovereenkomst niet wordt nagekomen, maar wordt ontbonden moet de door [eiser] aan [gedaagden] betaalde waarborgsom van € 50.000,-- worden terugbetaald. Naast de € 30.000,-- die per bankoverschrijving is betaald, is er ook een bedrag van € 20.000,-- contant betaald.
in reconventie
3.3.
[gedaagde 1] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
de koopovereenkomst van 29 september 2022 en de kadasterverklaring van 2 november 2022 vernietigt,
aan de vernietiging ten dele haar werking ontzegt, namelijk voor zover daaruit voor [gedaagde 1] een ongedaanmakings- c.q. terugbetalingsverplichting jegens [eiser] zou voortvloeien,
[eiser] veroordeelt tot opheffing en algehele doorhaling van het gelegde conservatoire beslag, binnen 3 werkdagen na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom,
[eiser] veroordeelt om een bedrag van € 9.615,-- te betalen aan [gedaagde 1] , te vermeerderen met de wettelijke rente,
[eiser] veroordeelt in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente, inclusief de nakosten.
3.4.
Aan deze vorderingen legt [gedaagde 1] het volgende ten grondslag.
De koopovereenkomst van 29 september 2022 is gesloten onder invloed van een wilsgebrek. [gedaagde 1] wordt door [naam 1] afgeperst voor een bedrag van € 50.000,-- . Vanaf augustus 2022 werd [gedaagde 1] regelmatig thuis opgehaald en meegenomen naar de woning van [naam 1] . Daar werd hij met mishandelingen en bedreigingen gedwongen om zijn telefoon te openen, zodat [naam 1] bedragen van zijn rekening kon overmaken. Rond 27 september 2022 heeft [naam 1] aan [gedaagde 1] medegedeeld dat het niet snel genoeg ging en dat [gedaagde 1] de woning aan een bekende van [naam 1] diende te verkopen voor € 175.000,--, een bedrag flink onder de WOZ-waarde. Op 29 september 2022 is [gedaagde 1] opnieuw van huis opgehaald en naar de woning van [naam 1] gebracht. Daar werd hij door [naam 1] en de heer [naam 3] (hierna: [naam 3] ) gedwongen om een koopovereenkomst te ondertekenen. Enkele minuten nadat [gedaagde 1] de koopovereenkomst had ondertekend werd er door [eiser] via diens vastgoedbedrijf € 30.000,-- op zijn bankrekening gestort. Direct hierna eiste [naam 1] de telefoon van [gedaagde 1] weer op om te controleren of het bedrag was ontvangen. In de dagen hierna heeft [naam 1] [gedaagde 1] meermaals gedwongen zijn telefoon te openen zodat [naam 1] grote bedragen kon overschrijven naar zijn eigen bankrekening, in totaal € 32.550,--. De € 20.000,-- die contant zou zijn betaald, heeft [gedaagde 1] nooit ontvangen. Onder druk van de voortdurende bedreigingen is [gedaagde 1] op 2 november 2022 meegegaan naar de notaris voor de kadasterverklaring.
De koopovereenkomst is tot stand gekomen onder invloed van bedreiging en misbruik van omstandigheden en moet daarom vernietigd worden.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.2.
De eiswijziging van [eiser] is naar het oordeel van de rechtbank ook toegestaan ten opzichte van [gedaagde 2] , ondanks dat deze niet aan haar is betekent. Het gaat om een precisering van de eerder in de dagvaarding ingestelde vordering en niet om een daadwerkelijke wijziging van de eis. De eiswijziging hoeft daarom niet aan [gedaagde 2] te worden betekend.
4.3.
Aan de niet verschenen [gedaagde 2] is verstek verleend. Nu [gedaagde 1] echter in rechte is verschenen, zal op grond van artikel 140 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tussen partijen één vonnis worden gewezen, dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
4.4.
De kern van het geschil ziet op twee vragen:
Is de koopovereenkomst tussen [gedaagden] en [eiser] onder invloed van bedreiging dan wel misbruik van omstandigheden gesloten?
Zo ja, wat heeft dit voor gevolg voor de (uitvoering van) die koopovereenkomst?
Is de koopovereenkomst gesloten onder invloed van bedreiging dan wel misbruik van omstandigheden?
4.5.
De vraag of de koopovereenkomst tussen [gedaagden] en [eiser] onder invloed van bedreiging dan wel misbruik van omstandigheden (als bedoeld in artikel 3:44 BW) is gesloten moet naar het oordeel van de rechtbank bevestigend beantwoord worden. De rechtbank legt uit waarom.
4.6.
Vast staat dat [gedaagde 1] onder invloed van de bedreigingen/de dreigende houding van [naam 1] de koopovereenkomst met [eiser] heeft gesloten. [gedaagde 1] heeft de omstandigheden rond het sluiten van de koopovereenkomst uitgebreid beschreven en van deze gebeurtenissen is door zowel [gedaagde 1] als zijn partner aangifte gedaan bij de politie. [eiser] heeft de geschetste gang van zaken niet betwist. [eiser] heeft slechts gesteld dat hij zelf niet van deze omstandigheden wist en dat hij er niet bij betrokken was.
4.7.
Op grond van artikel 3:44 lid 1 BW is een rechtshandeling vernietigbaar wanneer deze door bedreiging of misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen. In lid 5 van artikel 3:44 BW staat echter dat geen beroep kan worden gedaan op het wilsgebrek tegen een partij die geen reden had om het bestaan van het wilsgebrek te veronderstellen.
4.8.
[eiser] stelt dat hij niets afwist van de bedreiging dan wel het misbruik van omstandigheden en dat hij er niet bij betrokken was. Het contact tussen [gedaagde 1] en [eiser] verliep volledig via [naam 3] . [eiser] had al eerder zaken gedaan met [naam 3] en had geen reden om te twijfelen aan de gang van zaken, aldus nog steeds [eiser] .
4.9.
Uit de tijdens de mondelinge behandeling afgelegde verklaringen van zowel [eiser] , [gedaagde 1] als [naam 3] blijkt inderdaad dat het contact tussen [gedaagde 1] en [eiser] niet rechtstreeks was, maar volledig via [naam 3] is verlopen. De rechtbank leidt uit de verklaring van [naam 3] af dat er een probleem speelde tussen [gedaagde 1] en [naam 1] en dat [gedaagde 1] [naam 1] geld moest betalen. [naam 3] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat [naam 1] hem heeft verteld dat er iets was fout gegaan met een pand in Zeeland en dat er snel verplichtingen moesten worden voldaan. [naam 1] heeft [naam 3] verteld dat er daarom snel € 50.000,-- moest komen.
Gelet hierop en gelet op de door [gedaagde 1] geschetste reputatie van [naam 1] (die [eiser] niet heeft betwist) wist [naam 3] dat de voorgestelde koop van de woning niet op basis van de vrije wil van [gedaagde 1] tot stand kwam, althans moest hij dat begrijpen. Kennelijk begreep [naam 3] uit de mededelingen van [naam 1] ook dat de betalingen aan [gedaagde 1] in het kader van de verkoop van de woning één op één zouden worden doorbetaald aan [naam 1] dan wel aan iemand anders. De omstandigheden rondom de voorgestelde koop hadden [naam 3] ervan moeten weerhouden om te bemiddelen bij het sluiten van de overeenkomst.
4.10.
Omdat [naam 3] zelf geen partij is bij de koop, is de vraag of de vernietigingsactie van [gedaagde 1] zich ook kan richten tegen [eiser] . De rechtbank vindt van wel. [naam 3] heeft verklaard dat hij meerdere partijen heeft benaderd nadat hem was gevraagd een koper voor de woning te zoeken. Het is, zo blijkt uit de verklaring van [eiser] zelf, [naam 3] geweest die [eiser] op korte termijn heeft gevonden als geïnteresseerde voor de woning en het is ook via [naam 3] dat [eiser] het verzoek kreeg een aanzienlijk bedrag, in totaal € 50.000,-- bij de ondertekening van de koopovereenkomst te betalen, waarvan € 20.000,-- contant.
Of [eiser] zelf [gedaagde 1] heeft bedreigd of zelf misbruik van omstandigheden heeft gemaakt, kan in het midden blijven. Want ook als niet [eiser] maar alleen [naam 1] en/of [naam 3] hebben gedreigd of misbruik van omstandigheden hebben gemaakt, had [eiser] door de gang van zaken alle reden het bestaan van in ieder geval misbruik van omstandigheden te veronderstellen. Het betrof immers een ongebruikelijk snelle verkoop van de woning met aanbetaling van een aanzienlijk bedrag, zonder dat [eiser] daarover rechtstreeks contact met de verkoper heeft gehad. Het beroep van [gedaagde 1] op vernietiging van de koopovereenkomst slaagt daarom. Dat [gedaagde 1] daarna nog bij de notaris is geweest om de koop daar te bevestigen en heeft meegewerkt aan inschrijving van de koopovereenkomst bij het kadaster, maakt dat niet anders, omdat het allemaal handelingen zijn die hoorden bij de uitvoering van de onder bedreiging en misbruik van omstandigheden gesloten koopovereenkomst.
4.11.
Dit betekent dat de primaire vordering van [eiser] tot nakoming van de koopovereenkomst zal worden afgewezen en dat de vordering van [gedaagde 1] tot vernietiging van de koopovereenkomst wordt toegewezen. De kadasterverklaring is onlosmakelijk verbonden met de te vernietigen koopovereenkomst en is ook onder invloed van bedreiging en/of misbruik van omstandigheden opgemaakt. De rechtbank zal daarom ook de kadasterverklaring van 2 november 2022 vernietigen.
Terugbetaling waarborgsom
4.12.
Door [eiser] wordt subsidiair de terugbetaling van de betaalde waarborgsom van € 50.000,-- gevorderd. [eiser] stelt dat hij een bedrag van € 30.000,-- heeft overgemaakt naar de bankrekening van [gedaagde 1] en dat hij een bedrag van € 20.000,-- contant heeft betaald. Dat het bedrag van € 30.000,-- is overgemaakt naar de bankrekening van [gedaagde 1] staat vast. Dit is door [gedaagde 1] ook niet betwist. Uit de door [gedaagde 1] overgelegde stukken is wel gebleken dat dit bedrag door [naam 1] vrijwel direct is afgeroomd van de rekening van [gedaagde 1] . Dat er een bedrag van € 20.000,-- contant is betaald wordt door [gedaagde 1] betwist en staat niet vast. Het is in beginsel aan [eiser] om die betaling te bewijzen, maar de rechtbank gaat niet over tot bewijslevering.
4.13.
Want zelfs als ook € 20.000,-- contant aan [gedaagde 1] is betaald, is de rechtbank van oordeel dat het - omdat [eiser] door de gang van zaken alle reden had het bestaan van in ieder geval misbruik van omstandigheden te veronderstellen - naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om van [gedaagde 1] terugbetaling van de betaalde € 30.000,-- en de eventueel betaalde € 20.000,-- te verlangen.
[gedaagde 1] bevond zich in een afhankelijke positie en heeft de gelden die hij heeft ontvangen onder dwang moeten afstaan. In de relatie tussen [eiser] en [gedaagde 1] dient dit voor rekening en risico van [eiser] te komen. [eiser] heeft er voor gekozen om het volledige contact via [naam 3] te laten verlopen en om niet rechtstreeks contact op te nemen met [gedaagde 1] om de koopovereenkomst en de betalingen te bespreken. Het wederrechtelijk handelen van [naam 3] en/of [naam 1] jegens [gedaagde 1] komt voor rekening van [eiser] .
4.14.
Dit betekent dat ook de subsidiaire vordering van [eiser] zal worden afgewezen. De door [eiser] gevorderde beslagkosten zullen in het verlengde hiervan ook worden afgewezen.
4.15.
De vordering van [gedaagde 1] om aan de vernietiging gedeeltelijk haar werking te ontzeggen zal worden afgewezen, omdat er uit de vernietiging geen ongedaanmakings- of terugbetalingsverplichting voortvloeit. De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat een terugbetalingsverplichting naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
Conservatoir beslag
4.16.
De vordering tot opheffing en algehele doorhaling van het gelegde conservatoire beslag zal door de rechtbank worden toegewezen. De rechtbank zal de dwangsom matigen naar een bedrag van € 2.500,-- voor elke dag of een deel daarvan dat [eiser] in gebreke blijft. Daarnaast zal de rechtbank de dwangsom maximeren op een totaal van € 100.000,--,
Schadevergoeding
4.17.
[gedaagde 1] vordert op grond van artikel 6:162 BW een schadevergoeding van [eiser] van in totaal € 9.615,--. Volgens [gedaagde 1] gaat het om de bedragen die hem wederrechtelijk zijn afgenomen door [naam 1] . [eiser] is volgens [gedaagde 1] als handlanger en partner in crime van [naam 1] ook aansprakelijk voor deze bedragen.
4.18.
Dat [eiser] de vernietiging van de koopovereenkomst tegen zich dient te laten gelden omdat het handelen van [naam 3] voor zijn rekening komt, betekent niet dat hij op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk kan worden gehouden voor het wederrechtelijk afnemen van geldbedragen door [naam 1] . [gedaagde 1] heeft zijn vordering niet nader toegelicht en de vordering zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.19.
[eiser] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten in conventie en reconventie worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten in conventie aan de zijde van [gedaagde 1] als volgt vastgesteld:
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
3.549,00
(3,00 punten × € 1.183,00)
Totaal
4.850,00
De proceskosten in reconventie worden aan de zijde van [gedaagde 1] tot op heden begroot op
€ 1.183,00 wegens salaris advocaat. De wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar.
[gedaagde 1] vordert daarnaast veroordeling van [eiser] in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot dit vonnis vastgesteld op € 4.850,--, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
in reconventie
5.3.
vernietigt de koopovereenkomst d.d. 29 september 2022 en de kadasterverklaring d.d. 2 november 2022,
5.4.
veroordeelt [eiser] tot opheffing en algehele doorhaling van het gelegde conservatoire beslag, zulks binnen 3 werkdagen na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een direct opeisbare dwangsom van € 2.500,-- voor elke dag of een gedeelte daarvan dat [eiser] in gebreke blijft, met een maximum van € 100.000,--,
5.5.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.183,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
in conventie en reconventie
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de in 5.2, 5.3, 5.4 en 5.5 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2024.