ECLI:NL:RBNHO:2024:5198

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
C/15/351086 / KG ZA 24-177
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot meewerken aan verkoop en levering van de gezamenlijke woning in het kader van echtscheiding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is een kort geding aan de orde waarin de man, eiser, vordert dat de vrouw, gedaagde, wordt veroordeeld om mee te werken aan de verkoop en levering van de gezamenlijke woning. De partijen zijn voormalig echtelieden, waarvan het huwelijk op 19 november 2009 is ontbonden. In het echtscheidingsconvenant is afgesproken dat de man de woning zou overnemen en de vrouw zou worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld. Ondanks deze afspraken is het partijen niet gelukt om een notariële verdelingsakte op te stellen, wat heeft geleid tot een onverdeeldheid van de woning gedurende 15 jaar.

De man heeft recentelijk besloten de woning te verkopen en heeft de vrouw verzocht om mee te werken aan de verkoop. De vrouw heeft echter niet gereageerd op deze verzoeken, wat de man heeft doen besluiten om juridische stappen te ondernemen. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 mei 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De vrouw heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de verkoop, maar is bezorgd over de fiscale gevolgen.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de afspraken in het echtscheidingsconvenant bindend zijn en dat de vrees van de vrouw voor fiscale gevolgen niet gegrond is. De primaire vordering van de man is toewijsbaar, en de voorzieningenrechter heeft bepaald dat het vonnis in de plaats treedt van de benodigde toestemming van de vrouw voor de eigendomsoverdracht. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/351086 / KG ZA 24-177
Vonnis in kort geding van 4 juni 2024
in de zaak van
[de man],
wonende te [plaats 1],
eiser,
advocaat mr. M.M.C. Wingen te Heemstede,
tegen
[de vrouw],
wonende te [plaats 2], gemeente [gemeente],
gedaagde,
advocaat mr. A. Vogelaar te Wormerveer.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op 21 mei 2024 zijn verschenen de man, bijgestaan door mr. Wingen voornoemd en de vrouw, bijgestaan door mr. Vogelaar voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn voormalig echtelieden. Het huwelijk is op 19 november 2009 ontbonden door inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van een woning aan de [adres] te [postcode] [plaats 1] (hierna: de woning).
2.3.
Partijen hebben de gevolgen van hun echtscheiding geregeld in een echtscheidingsconvenant. In het convenant hebben partijen afgesproken dat als peildatum voor zowel de omvang als voor de waardering van de goederen de datum 5 september 2009 geldt, de datum dat partijen uit elkaar gegaan zijn.
2.4.
De woning is toegedeeld aan de man onder de verplichting om de vrouw te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld. Partijen zijn daarbij overeengekomen dat de waarde van de woning gelijk gesteld werd met de toenmalige hypotheekschuld van € 250.000,-. Verder zijn partijen overeengekomen dat de vrouw schuldvrij gesteld zou worden.
2.5.
Tot op heden is het partijen niet gelukt om een notariële verdelingsakte bij te notaris te laten passeren waarbij de woning op naam van de man wordt gesteld en de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheekschuld. Het contact tussen partijen is jarenlang verbroken geweest.
2.6.
De man heeft besloten om de woning te verkopen en heeft een verkoopopdracht gegeven aan Vlieg Makelaars te [plaats 1]. De man heeft de vrouw verzocht en bij brief van zijn advocaat van 15 maart 2024 gesommeerd om mee te werken aan de verkoop en levering van de woning. Deze brief is door de deurwaarder op 21 maart 2024 betekend aan de vrouw omdat het adres van de vrouw onbekend is voor de man.
2.7.
Intussen heeft de makelaar een kandidaat koper gevonden voor de woning en zal op korte termijn de voorlopige koopakte worden getekend.
2.8.
Tot op de zitting reageerde de vrouw in het geheel niet.

3.Het geschil

3.1.
De man vordert samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. de vrouw zal veroordelen om mee te werken aan verkoop en levering van de woning door makelaarskantoor Vlieg Makelaars en de vrouw zal veroordelen mee te werken aan levering, met bepaling dat het vonnis in de plaats treedt van de voor de eigendomsoverdracht en levering van de woning benodigde toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de vrouw, en daarbij te bepalen dat dit vonnis overeenkomstig artikel 3:300 e.v. BW dezelfde rechtskracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte notariële akte;
Subsidiair:
II. de verkoop van de woning zal gelasten en aan de man een machtiging zal verlenen tot verkoop en levering ex artikel 3:174 lid 1 BW,
III. zal bepalen dat de vrouw, bij niet nakoming van één van de verplichtingen als hiervoor onder I en II vermeld en/of geen medewerking tegen aan de daarin genoemde handeling, binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, een dwangsom verbeurt,
een en ander met veroordeling van de vrouw in de kosten van het geding.
3.2.
De man legt aan zijn vordering ten grondslag dat er al 15 jaar sprake is van een onverdeeldheid omdat hij er indertijd niet in is geslaagd de hypotheek over te nemen en de vrouw te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Hij voert aan dat de vrouw vervolgens niets meer van zich heeft laten horen en dat hij nu van de woning af wil, waarbij de hypotheek volledig zal worden afgelost. Hij verklaart dat partijen indertijd overeengekomen zijn dat de vrouw schuldvrij zou worden gelaten en dat hij ook niets meer aan haar verschuldigd zou zijn.
3.3.
De vrouw voert verweer. Zij verklaart dat zij op zichzelf geen bezwaar heeft tegen verkoop van de woning, maar dat zij niet weet wat de huidige waarde is en bang is dat de belastingdienst dit als een schenking zal aanmerken.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De door partijen in het echtscheidingsconvenant vastgelegde wijze van verdeling maakt onderdeel uit van de echtscheidingsbeschikking die is gewezen op 28 oktober 2009. Zoals door de Hoge Raad in zijn arrest van 8 december 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1722) is overwogen geldt de datum van de uitspraak waarop de rechter de verdeling vaststelt als de datum van de verdeling en geldt de datum van verdeling als peildatum voor de waardering van tot een gemeenschap behorende goederen.
4.2.
Hoewel in het echtscheidingsconvenant onder meer is afgesproken dat partijen de kosten van de makelaar die de echtelijke woning heeft getaxeerd ieder bij helfte dragen, staat het partijen niet bij dat er sprake was van een taxatierapport dat met het oog op de waardevaststelling van de woning ten tijde van de verdeling is opgemaakt. (Wel was er, naar de man heeft medegedeeld enkele jaren eerder een taxatie uitgevoerd, met het oog op verhoging van de hypotheek.) Het komt de voorzieningenrechter dan ook aannemelijk voor dat de waarde die indertijd aan de woning is toegekend is gebaseerd op een door partijen zelf gemaakte inschatting naar beste vermogen en niet op een met het oog op echtscheiding ingewonnen taxatierapport.
In 2009 was er sprake van een economische crisis. Uit de overgelegde stukken blijkt voldoende dat de waarde van de huwelijksgoederengemeenschap indertijd negatief was. Partijen hebben in die omstandigheden afgesproken dat de vrouw schuldenvrij uit de verhouding zou komen en de man heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat dit indertijd integer is gebeurd, hetgeen door de vrouw ook niet is weersproken. De vrees van de vrouw dat het effectueren van de verdeling op de voet van het destijds gesloten convenant door de fiscus als schenking zal worden beschouwd komt de voorzieningenrechter dan ook bepaald niet gegrond voor.
4.3.
Gelet op het vorenstaande is de primaire vordering van de man toewijsbaar op de wijze als hierna onder ‘de beslissing’ zal worden vermeld.
4.4.
Omdat het geschil zijn oorsprong vindt in de omstandigheid dat partijen gehuwd geweest zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de vrouw om mee te werken aan verkoop en levering van de woning gelegen aan de [adres] te ([postcode]) [plaats 1] door makelaarskantoor Vlieg Makelaars
5.2.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de voor de eigendomsoverdracht en levering van de woning benodigde toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de vrouw, en
5.3.
bepaalt dat als de hiervoor omschreven veroordeling niet wordt nagekomen, dit vonnis op grond van artikel 3:300 lid 1 BW dezelfde kracht heeft als een door gedaagde ondertekende volmacht aan de man om de in die veroordeling omschreven rechtshandeling te verrichten,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 4 juni 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 1155