ECLI:NL:RBNHO:2024:5148

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
C/15/325984
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over aanneming van werk en opschorting van betaling door opdrachtgever

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, staat een geschil centraal tussen een installatiebedrijf, aangeduid als [eiser], en de eigenaar van een kantoorgebouw, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft een overeenkomst van aanneming van werk voor de elektrische installatie in het pand van [gedaagde]. [eiser] vordert betaling van openstaande facturen, terwijl [gedaagde] zich beroept op opschorting van betaling, omdat [eiser] volgens hem de technische tekeningen niet tijdig heeft overlegd en de werkzaamheden niet naar behoren heeft uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] zijn betalingsverplichtingen niet mag opschorten, omdat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser] in conventie toe, met uitzondering van een deel dat reeds is betaald in het kader van een deelschikking. De vordering in reconventie van [gedaagde] wordt afgewezen, omdat hij geen belang meer heeft bij deze vordering na ontvangst van de tekeningen. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] de proceskosten moet vergoeden, aangezien hij grotendeels in het ongelijk is gesteld. De uitspraak is gedaan op 22 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/325984 / HA ZA 22-169
Vonnis van 22 mei 2024
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [plaats 1],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. C. Langereis te Zoetermeer,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde],
advocaat: mr. H.E. van Zijll te Amsterdam.
De zaak in het kort
Partijen zijn een of meer overeenkomsten van aanneming van werk aangegaan in verband met de elektrische installatie in een bedrijfspand van [gedaagde]. [eiser] vordert betaling van openstaande facturen. [gedaagde] betoogt dat hij zijn betalingen heeft opgeschort, eerst omdat [eiser] de technische tekeningen nog niet had gegeven, daarna omdat [eiser] haar werkzaamheden volgens [gedaagde] nog niet (goed) heeft gedaan. [gedaagde] heeft op zijn beurt een voorwaardelijke tegenvordering ingesteld voor het ontvangen van alle technische tekeningen van het pand. In het kader van een deelschikking heeft [gedaagde] een deel van de facturen betaald en heeft [eiser] de door [gedaagde] gewenste tekeningen verstrekt aan [gedaagde].
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] zijn betalingen niet mag opschorten. De rechtbank wijst de vorderingen in conventie daarom toe. De vordering in reconventie wijst de rechtbank af reeds om gebrek aan belang omdat [eiser] de tekeningen inmiddels aan [gedaagde] heeft gegeven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 juni 2022 en de daarin genoemde stukken
  • de conclusie van antwoord in reconventie van [eiser]
  • aanvullende productie 4 van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 13 oktober 2022, waarbij mr. C. Langereis spreekaantekeningen heeft gebruikt, een proces-verbaal is opgemaakt van een deelschikking tussen partijen waarbij [eiser] haar facturen met betrekking tot kosten voor betrokken onderaannemers heeft overgelegd en waarvan voor het overige door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de akte uitlaten voortprocederen van [eiser]
- de akte na uitlating voortprocederen van [gedaagde]
- de akte na oplevering van [eiser]
- de akte na uitlating oplevering van [gedaagde]
- de akte van [eiser]
- de akte van [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is een installatiebedrijf. [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) is indirect bestuurder en enig aandeelhouder van [eiser].
2.2.
[gedaagde] is eigenaar van het kantoorgebouw aan de [adres] te [plaats 1] (hierna: het pand).
2.3.
[eiser] heeft in opdracht van [gedaagde] op offerte- en op regiebasis diensten verricht en goederen geleverd voor het pand (hierna: het project). [eiser] heeft voor haar werk technische tekeningen gemaakt en heeft onderaannemers ingeschakeld voor loodgieterswerkzaamheden en een liftinstallatie.
2.4.
In een e-mail van 30 juli 2021 heeft [betrokkene 1] namens [eiser] aan [gedaagde] een offerte met nummer 31017 van Astralift doorgezet voor werkzaamheden aan een liftdeur van het pand voor een bedrag van € 674,- (exclusief btw). [gedaagde] heeft [eiser] de volgende dag geantwoord met ‘
is accoord’.
2.5.
[eiser] heeft [gedaagde] voor het project facturen gestuurd. De volgende facturen zijn in eerste instantie onbetaald gebleven:
factuurdatum factuurnummer bedrag
06-08-2021 F211282 € 8.750,93
06-08-2021 F211281 € 5.443,20
06-08-2021 F211280 € 1.245,77
11-08-2021 F211294 € 1.895,10
09-09-2021 F211403 € 6.105,25
09-09-2021 F211399 € 1.538,82
16-09-2021 F211413 € 160,47
08-10-2021 F211551 € 5.049,64
14-10-2021 F211581 € 8.989,83
21-10-2021 F211591 € 18.496,52
02-11-2021 F211684 € 24,20
10-11-2021 F211727 € 133,55
10-11-2021 F211726 € 464,23
02-12-2021 F211821 € 24,20
03-01-2022 F220265 € 24,20
Voor de facturen geldt een betalingstermijn van 14 dagen.
2.6.
In september 2021 heeft [gedaagde] [eiser] verzocht vóór oktober 2021 de tweede en derde verdieping (deels) van het pand gereed te maken. Per oktober 2021 zouden nieuwe huurders in het pand trekken. [eiser] heeft [gedaagde] toen te kennen gegeven daarvoor een maand langer nodig te hebben. [gedaagde] heeft daarop een andere opdrachtnemer, [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1]), in de arm genomen. [eiser] heeft haar werkzaamheden voor het project in september 2021 gestaakt. [bedrijf 1] en andere installateurs hebben de werkzaamheden voortgezet.
2.7.
Bij e-mail van 18 november 2021 met bijgevoegd facturen, offertes en calculaties heeft [eiser] aan [gedaagde] nader toegelicht waarop de openstaande facturen betrekking hebben.
2.8.
Bij e-mail van 14 januari 2022 heeft [eiser] [gedaagde] verzocht om betaling van de openstaande facturen. Bij brief van 27 januari 2022 van de gemachtigde van [eiser] is [gedaagde] nogmaals aangemaand tot betaling. Hierop heeft [gedaagde] [eiser] te kennen gegeven dat hij ‘alles wilde gaan uitzoeken’. Betaling is uitgebleven.
2.9.
Op 3 februari 2022 heeft [eiser] nog een factuur aan [gedaagde] gestuurd, factuur met nummer F220375 van € 880,78 (inclusief btw) met onder meer als toelichting:
Hierbij belasten wij u factuur 222014 voor offerte 31017 van Astra lift door volgens afspraak en uw akkoord per mail op 31-07-2021
2.10.
In reactie daarop heeft een medewerkster van de administratie van [gedaagde] diezelfde dag deze factuur retour gezonden, met als toelichting:
Hierbij retourneren wij U facturen waar wij [eiser] geen opdracht voor hebben gegeven!
2.11.
In een brief van 7 februari 2022 heeft [gedaagde] aan de gemachtigde van [eiser] onder meer het volgende geschreven:
Naar aanleiding van uw sommatie van 27 januari jl. verzoeken wij U om enige informatie, door het ontbreken van alle elektrische installatie tekeningen van de door Uw client ingezonden nota’s, is het voor ons helaas niet te controleren of de facturen in overeenstemming zijn met de ingezonden facturen.
Wij zien deze tekeningen gaarne tegemoet.!
Voorts verzoeken wij U ook om mogelijke overeenkomsten welke met derden partijen zijn afgesloten aan ons te doen toekomen.
U verkrijgt op korte termijn inhoudelijk alle vragen welke wij hebben over de reeds uitgevoerde werkzaamheden van uw client.
[eiser] heeft de tekeningen toen niet verstrekt.
2.12.
Tijdens de mondelinge behandeling van 13 oktober 2022 hebben partijen een deelschikking bereikt die in een proces-verbaal is vastgelegd (hierna: de deelschikking). De deelschikking hield onder meer in dat [gedaagde] aan [eiser] een bedrag van € 12.866,52 zou betalen voor de facturen F21403, F211413, F211726, F211684, F211821, F220265, F211551, F211727 en F220375 voor kosten van onderaannemers van [eiser]. [eiser] zou op haar beurt aan [gedaagde] de door haar voor het pand vervaardigde tekeningen verstrekken en de door [gedaagde] aan [eiser] voor het project verstrekte tekeningen (hierna samen ook: de tekeningen) retourneren. Daarnaast zijn partijen in de deelschikking het volgende overeengekomen:
4.
Uiterlijk 1 maart 2023 zal er een oplevering plaatsvinden in de zin van artikel 7:758 BW van de door [eiser] B.V. ten behoeve van project [adres] verrichte werkzaamheden.
5.
[gedaagde] zal zich bij deze oplevering laten bijstaan door een derde die niet op andere wijze betrokken is of is geweest bij het project [adres].
6.
Partijen zullen bij en na de oplevering handelen conform de toepasselijke wettelijke bepalingen (art 7:758 e.v. BW).
7.
Indien en voor zover na de oplevering blijkt dat [gedaagde] factuurbedragen verschuldigd is aan [eiser] B.V. is daarover de wettelijke handelsrente verschuldigd vanaf de vervaldata van de betreffende facturen.
8.
Indien partijen na uitvoering van het bovenstaande tot een oplossing van hun geschil komen zullen zij elkaar finale kwijting verlenen van al hetgeen zij in het kader van deze procedure gevorderd hebben en zullen zij de rechtbank berichten dat de onderhavige zaak kan worden doorgehaald, waarbij ieder de eigen kosten draagt.
9.
Indien partijen na uitvoering van het bovenstaande niet tot een oplossing van hun geschil komen, zullen zij de rechtbank berichten dat zij wensen door te procederen.
[…]
2.13.
[gedaagde] heeft op 27 oktober 2022 voornoemd bedrag van € 12.866,52 aan [eiser] betaald en [eiser] heeft de tekeningen aan [gedaagde] verstrekt.
2.14.
[gedaagde] heeft eenzijdig [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]) en [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3]) van Keuringsdienst voor Wonen ingeschakeld om de staat van het pand op te nemen. Op 3 juli 2023 heeft Keuringsdienst voor Wonen een bouwkundig rapport uitgebracht. In dit rapport staat onder meer:
De inspecteurs zijn gevraagd om het uitgevoerd werk van het bedrijf [eiser] te doen inspecteren, hierbij is een visuele inspectie uitgevoerd en een administratief onderzoek.
en
De inspecteurs hebben alle facturen van de firma [eiser] beoordeeld.
[…]
Alle ruimtes zijn door de inspecteur visueel beoordeeld.
Er is geconstateerd (na overleg met uitvoerder [bedrijf 2]) dat er meerdere installateurs aan het werk zijn geweest.
Bestaande sparingen laten zien dat er kabels/ installatie onderdelen zijn weg genomen en ook zijn bij geplaatst. De brandscheidingen en brandcompartimenten zijn hierdoor ook weg.
[…]
Er is geen technische tekening ter controle.
[…]
2.15.
Op 3 augustus 2023 heeft een inspectie voor de oplevering plaatsgevonden. Namens [gedaagde] waren [betrokkene 2] en [betrokkene 3] van Keuringsdienst voor Wonen aanwezig. [betrokkene 1] heeft tijdens de inspectie op een aantal plekken ontbrekende afdekplaatjes aangebracht.
2.16.
Op 4 augustus 2023 heeft Keuringsdienst voor Wonen onder verwijzing naar de inhoud van haar rapport van 3 juli 2023 een opleveringsrapport uitgebracht. Keuringsdienst voor Wonen heeft [eiser] niet gevraagd om een inhoudelijke reactie op het rapport in concept. [eiser] heeft het rapport niet geaccordeerd; boven zijn handtekening staat namelijk
“alle in het rapport (03-08-2023)[bedoeld is kennelijk 03-07-2023, rechtbank]
vermelde punten worden door mij betwist.”. In het opleveringsrapport staat onder
‘Opleverpunten’het volgende :
In onderstaand overzicht zijn de geconstateerde gebreken gerapporteerd welke door de bouwkundige zijn aangetroffen (…)
Vierde verdieping 4e verdieping
1.Voedingskabels van beneden naar boven doorgetrokken en lasdozen gekoppeld ten behoeve van de lift installatie
Opvolging: niet visueel waarneembaar, de lift is werkend.
[foto lift]
Meterruimte: 3e verdieping
2.Kast L3-1 is onder spanning gebracht, er is een nieuwe voedingskabel geplaatst, afdekplaat geplaatst ten tijde van opleveren. Losse kabels nog aanwezig.
Opvolging: Gebrek genoteerd
[foto’s van ruimte zonder losse kabels]
Meterruimte: 2e verdieping
3.Kast L2-1, de kast is op spanning gebracht, afdekplaatjes geplaatst ten tijde van opleveren.
Opvolging van gebrek: Gebrek genoteerd
[foto’s]
4.Kast L2-2, kast onder spanning gebracht, afdekplaat geplaatst ten tijde van opleveren
[foto’s]
Meterruimte: 1e verdieping
5.Kast L1-2, kast onder spanning gebracht, afdekplaat geplaatst ten tijde van opleveren
Opvolging van gebrek: Gebrek genoteerd
[foto’s]
6.Kast L1-1, kast onder spanning gebracht, afdekplaat geplaatst ten tijde van opleveren.
Opvolging van gebrek: Gebrek genoteerd
[foto’s]
Meterruimte: 1e verdieping
7.Kast L1-3, kast niet onder spanning gebracht, afdekplaat geplaatst ten tijde van opleveren.
Opvolging van gebrek: Gebrek genoteerd
[foto’s]
Meterruimte: Begane grond
8.L0-3, afdekplaat geplaatst ten tijde van opleveren
[foto’s]
Overige Receptie Algemeen
9.De airconditioning voeding is aangelegd.
Opvolging gebrek: Gebrek genoteerd
[foto’s, een rode pijl wijst op wanddoos]
10.In de kabelgoot van de receptiepost zijn de afdekplaatsjes geplaatst ten tijde van de inspectie.
Opvolging van gebrek: gebrek genoteerd
[foto met twee rode pijlen naar onderdeel wandcontactdoos]
Meterruimte: Begane grond
Gebrek(en) aangetroffen
11.Kast KL-01, kast (visueel) op orde, er zijn open mantels in de vloer geconstateerd, kast niet brandwerend en geluidwerend.
Opvolging van gebrek: gebrek genoteerd
12.HVK, de bovenste deel is door de Firma [eiser] geïnstalleerd, links - rechts en onder niet.
Opvolging van gebrek: Gebrek genoteerd
[foto’s]
Meterruimte: Begane grond
13.Kast L0-2, op spanning gebracht
[foto’s]
Meterruimte: Begane grond
14.Kast KL-05, is de aarde gecontroleerd, afdekplaat geplaatst ten tijde van opleveren.
[foto’s]
Garage: Algemeen
15.Cee form aangelegd en de garage is onder spanning aangebracht
Opvolging van gebrek: Gebrek genoteerd
[foto’s]
Buitenruimte: Algemeen
16.Armaturen geplaatst op alle masten.
[foto]
Overige opmerkingen: Zie bijlage conclusie
Daarnaast heeft Keuringsdienst voor Wonen een bedrag aan herstelkosten en aan niet-herleidbare facturen begroot.
2.17.
Bij e-mail van 25 augustus 2023 (van zijn advocaat) heeft [gedaagde] aan (de advocaat van) [eiser] onder meer geschreven:
Gezien de geconstateerde gebreken kan ik u hierbij bevestigen dat de oplevering niet zal worden aanvaard door mijn cliënte. Vanwege de vele geconstateerde gebreken en de niet herleidbaarheid van de door uw cliënt beweerdelijk uitgevoerde werkzaamheden is het werk van uw opdrachtgever geweigerd. Uw opdrachtgever dient alle geconstateerde gebreken zoals benoemd onder sub 4 van het opleveringsrapport en de aanbevelingen zoals genoemd onder sub 5 van dat rapport volledig uit voeren voordat het volledige werk aanvaard zal kunnen worden. Vooralsnog schort mijn cliënt dan ook de betaling van de nog openstaande facturen zoals door u genoemd en in de onderhavige procedure gevorderd onverkort op.
2.18.
[gedaagde] heeft het pand in gebruik genomen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert – na vermindering van eis – dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van:
1. € 58.083,24, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de facturen tot en met de dag van betaling,
2. € 1.367,26 € 1.367,26 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot en met de dag van betaling,
3. de proceskosten, waaronder de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan haar vorderingen – samengevat – ten grondslag dat [gedaagde] facturen onbetaald heeft gelaten. [eiser] vordert nakoming door [gedaagde] van zijn betalingsverplichtingen onder de aannemingsovereenkomst.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en beroept zich op opschorting. Hij stelt daarvoor dat [eiser] de haar opgedragen werkzaamheden deels niet en/of ondeugdelijk heeft uitgevoerd. Alvorens [gedaagde] moet betalen, zou [eiser] eerst met deskundigen van [gedaagde] stap voor stap moeten nagaan welke posten of herstelwerkzaamheden nog moeten worden uitgevoerd om tot een aanvaardbare oplevering te komen.
3.4.
Op de stellingen van partijen gaat de rechtbank hierna, voor zover nodig, nader in.
in voorwaardelijke reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert – samengevat – voor het geval [eiser] in conventie bij tussenvonnis niet wordt opgedragen over te gaan tot het verstrekken van alle technische installatietekeningen aangaande de uitgevoerde werkzaamheden betreffen de gehele opdracht:
1. dat [eiser] zal worden opgelegd binnen 14 dagen na het vonnis over te gaan tot afgifte van de aan [gedaagde] toekomende technische tekeningen, bouwtekeningen, installatiegegevens enz. een en ander zoals bedoeld in de NEN 1010 normering,
2. te bepalen dat [gedaagde] een nadere termijnen zal worden vergund om hem na afgifte van de door [eiser] geproduceerde technische tekeningen in de gelegenheid te stellen zijn vordering in reconventie nader vast te stellen.
3.6.
[gedaagde] legt aan zijn vorderingen – samengevat – ten grondslag dat de technische tekeningen en berekeningen volgens de voorschriften van de NEN 1010 normering aan hem ter beschikking moeten worden gesteld en dat hij deze stukken nodig heeft om te kunnen controleren welke werkzaamheden zijn uitgevoerd en of de geoffreerde werkzaamheden volledig zijn uitgevoerd.
3.7.
[eiser] voert verweer en voert aan dat pas na oplevering het verstrekken van de tekeningen aan de orde is.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank ziet aanleiding eerst de voorwaardelijke tegenvordering te bespreken.
in voorwaardelijke reconventie
4.2.
De voorwaarde verbonden aan de tegenvordering is formeel weliswaar vervuld, maar naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] geen belang meer bij deze vordering. Tussen partijen is immers niet in geschil dat [gedaagde] in het kader van de deelschikking de tekeningen heeft ontvangen. [gedaagde] heeft bovendien niet gesteld dat er nog iets ontbreekt. Verder heeft [gedaagde], nadat hij de tekeningen had ontvangen, bij aktes van 29 november 2023 en 17 januari 2024 de (proces)mogelijkheid gehad zijn vordering in reconventie aan de hand van die tekeningen nader vast te stellen, maar heeft dit nagelaten. [gedaagde] heeft dan ook bij toewijzing van zijn vorderingen geen belang meer. De rechtbank zal de reconventionele vordering reeds daarom afwijzen.
4.3.
De rechtbank beschouwt [gedaagde] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij. Uit zijn aktes van 29 november 2023 en 17 januari 2024 maakt de rechtbank namelijk op dat [gedaagde] – anders dan hij ter onderbouwing van zijn vordering aanvoerde – de tekeningen kennelijk niet nodig heeft gehad om verweer te voeren tegen de vordering in conventie. Hij heeft de tekeningen ook niet verstrekt aan [betrokkene 2] en [betrokkene 3] van Keuringsdienst voor Wonen. [gedaagde] moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op salaris advocaat € 614,00 (2 x 0,5 punt x € 614). De rechtbank wijst de nakosten toe zoals in de beslissing bepaald.
in conventie
Facturen zijn inmiddels deels betaald
4.4.
Onder verwijzing naar de deelschikking en de daaropvolgende betaling van € 12.866,52 door [gedaagde], zal de rechtbank de vordering onder 1. voor dit bedrag afwijzen.
Daarmee resteert voor de vordering onder 1. een totaalbedrag van € 45.216,72 voor de volgende facturen:
06-08-2021 F211282 € 8.750,93
06-08-2021 F211281 € 5.443,20
06-08-2021 F211280 € 1.245,77
11-08-2021 F211294 € 1.895,10
09-09-2021 F211399 € 1.538,82
14-10-2021 F211581 € 8.989,83
21-10-2021 F211591 € 18.496,52
4.5.
De kernvraag is of [gedaagde] gehouden is ook deze facturen te voldoen. Vaststaat dat [eiser] goederen en diensten heeft geleverd voor de elektrische installatie van het pand en dat [gedaagde] de betalingstermijn van de facturen heeft laten verstrijken zonder tot betaling over te gaan. [gedaagde] beroept zich ten verwere op opschorting.
Opschorting
4.6.
Artikel 6:52 Burgerlijk Wetboek (BW) kent aan de schuldenaar van een opeisbare vordering onder voorwaarden een opschortingsrecht toe; de bevoegdheid om de nakoming van zijn prestatie uit te stellen. Het beroep op opschorting is een zelfstandig verweer tegenover de vordering van de schuldeiser. Dit betekent dat de schuldenaar die zich op opschorting beroept de stelplicht en bewijslast draagt van de feiten en omstandigheden waaruit het bestaan van zijn bevoegdheid tot opschorting volgt.
4.7.
[gedaagde] stelt ter onderbouwing van zijn opschortingsverweer dat [eiser] eerst in overleg met de door [gedaagde] ingeschakelde deskundigen tot uitvoering en herstel van de geconstateerde opleveringsgebreken moet overgaan. Hij onderbouwt deze stelling met het (onder 2.16 aangehaalde) rapport van 4 augustus 2023 van Keuringsdienst voor Wonen.
Opeisbare vordering [gedaagde] op [eiser]?
4.8.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende heeft gemotiveerd dat hij een opeisbare vordering op [eiser] heeft. Voor opschorting van zijn betalingsverplichting is dan ook geen plaats. De rechtbank licht dit hieronder toe.
4.9.
In eerste instantie heeft [gedaagde] zijn betalingsverplichtingen opgeschort zolang [eiser] de tekeningen niet verstrekte. Daartoe zou [eiser] verplicht zijn op basis van NEN 1010 norm en bovendien had [gedaagde] deze stukken nodig om te kunnen controleren welke werkzaamheden zijn uitgevoerd en of de geoffreerde werkzaamheden volledig zijn uitgevoerd, aldus [gedaagde]. [eiser] heeft dit betwist.
De rechtbank overweegt dat de NEN-norm niet toepasselijk is op de tussen partijen gesloten overeenkomst. NEN-normen zijn geen algemeen verbindende voorschriften [1] en niet is gesteld noch is gebleken dat partijen uitvoering conform NEN 1010 of – voordat de deelschikking werd gesloten – specifiek het verstrekken van de tekeningen zijn overeengekomen. [gedaagde] had dan ook geen opeisbare vordering tot het verstrekken van de tekeningen.
4.10.
In tweede instantie heeft [gedaagde] zijn betalingsverplichting opgeschort totdat [eiser] in overleg met de deskundigen van [gedaagde] tot uitvoering en herstel van de geconstateerde opleveringsgebreken overgaat (zie rechtsoverweging 2.17). Bij akte van 17 januari 2024 heeft [gedaagde] de bedoelde opleveringsgebreken gespecificeerd, op grond van het opleveringsrapport van Keuringsdienst voor Wonen:
Het gaat uiteindelijk om de navolgende opleveringspunten in het opleveringsrapport (paragraaf 2 bevindingen, 2.1 opleverpunten blz 4 t/m 12):
4e verdieping, lift voedingskabels geen visueel waarneembare gebreken
3e verdieping, meterkast L3-1 gebreken blz. 30 inspectierapport:
- afgeplakte groepen afkeurpunt en
- openingen onder en bovenzijde meterruimte
- tevens nog losse kabels aanwezig
2e verdieping, meterkast L2-1 gebreken blz. 35 inspectierapport:
- aardlekschakelaars ontbreken
- ruimte niet brandveilig
2e verdieping, meterkast L2-2 gebreken blz. 49 inspectierapport:
opening onderzijde meterkast
1e verdieping, meterkast L 1-2 gebreken blz. 52 inspectierapport:
- openingen onderzijden en bovenkant meterkast
6.
meterkast L1-1 geen gebreken na herstel bij oplevering
7.
1e verdieping meterkast L1-3 gebreken blz. 14 inspectierapport:
- overview ondeugdelijke kabelgoot
- opening onderin meterkast
8.
begane grond meterkast L0-3 geen gebreken na herstel oplevering
9.
overige receptie geen gebreken na herstel oplevering
10.
kabelgoot receptie geen gebreken na herstel oplevering
11.
begane grond meterkast KL-01 gebreken:
- open mantels in de vloer
- meterkast niet brandwerend en geluidwerend
12.
HVK geen gebreken bij oplevering
12.
begane grond meterkast L0-2 gebreken:
- losse stekkers
- losse bedrading
14.
begane grond meterkast KL-05 geen gebreken na herstel oplevering
14.
garage CEE form geen gebreken na herstel oplevering
14.
verlichting geen gebreken na herstel oplevering
4.11.
[eiser] heeft de wijze waarop de rapporten van Keuringsdienst voor Wonen tot stand zijn gekomen en daarmee de betrouwbaarheid van de rapporten gemotiveerd weersproken. Zij heeft aangevoerd dat Keuringsdienst voor Wonen bij het opstellen van de rapporten is uitgegaan van alleen haar facturen en visuele inspectie van het pand, zonder kennis te nemen van de onderliggende offertes, calculaties, haar toelichting bij e-mail van 18 november 2023 en van de tekeningen van het project die zij juist aan [gedaagde] had verstrekt.
4.12.
[eiser] heeft ook gemotiveerd betwist dat het gefactureerde werk aan haar toe te rekenen gebreken kent. Onder andere heeft [eiser] gemotiveerd de vermeende door [gedaagde] aangehaalde opleveringsgebreken betwist. Zo zijn er weliswaar losse draden geconstateerd, maar dat was de stand van zaken toen zij het werk in september 2021 neerlegde. Op dat moment verwijderde zij op regiebasis oude, ongebruikte en door inbrekers afgeknipte bekabeling. Daarna hebben in opdracht van [gedaagde] derden het werk overgenomen. Aan het werk van [eiser] zelf vallen geen losse kabels te ontdekken. Hetzelfde geldt voor de afgeplakte groepen meterkast L3-1. [eiser] heeft voor de staking van haar werk een deel van de achterliggende installatie hersteld, een derde zal daarna de groepen hebben afgeplakt. [eiser] betwist ook opdracht te hebben gekregen voor het brandwerend dichtmaken van de kabeldoorvoeren door het gehele pand of een individuele meterkast. Dat heeft zij [gedaagde] ook niet in rekening gebracht. Bovendien moesten op het moment dat [eiser] het werk neerlegde nog oude kabels worden verwijderd en nieuwe kabels worden aangelegd; het vroegtijdig brandwerend dicht laten maken zou dubbele kosten voor [gedaagde] hebben betekend.
[gedaagde] had verder [eiser] opdracht gegeven meterkast L2-1 onder spanning te brengen, wat zij ook heeft gedaan. Op grond van het toen geldende Bouwbesluit was geen aanvullende aardlekbeveiliging nodig.
Voor zover de ruimte L2-1 niet brandveilig is, ligt dat aan de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal bij de meterkast tijdens de inspectieronde van 3 augustus 2023. Daarvoor is [eiser] niet verantwoordelijk want zo heeft [eiser] het niet achtergelaten. De openingen aan de onderzijde van meterkasten L2-2 en L1-2 waren er niet toen [eiser] het werk in 2021 verliet. Desondanks heeft [eiser] deze bij de oplevering opnieuw dichtgezet met een afdekraam, waarmee dit punt is opgelost. Met betrekking tot kas L0-2 heeft Keuringsdienst voor Wonen geen gebrek genoteerd. Tot slot zijn de installaties van L1-3 en KL0-1 niet door [eiser] aangelegd. Voor enige gebreken aan die installaties is [eiser] niet verantwoordelijk, aldus [eiser].
4.13.
Onder deze omstandigheden - waarbij [eiser] de uitgangspunten van de rapporten van Keuringsdienst voor Wonen en de gestelde gebreken gemotiveerd heeft betwist - kon [gedaagde] niet met bovenstaande opsomming volstaan. Naar het oordeel van de rechtbank had [gedaagde] de gestelde gebreken moeten voorzien van een nadere feitelijke onderbouwing.
Aangezien hij dit heeft nagelaten - ondanks dat hij de bezwaren van [eiser] op de rapporten kende en daarvoor voldoende de gelegenheid heeft gekregen - heeft hij onvoldoende gesteld om als vaststaand te kunnen aannemen dat, en zo ja, welke door Keuringsdienst voor Wonen genoemde punten als gebreken zijn aan te merken die aan [eiser] zijn toe te rekenen. Het beroep op opschorting op die grond slaagt dan ook niet. Aangezien [gedaagde] niet aan zijn stelplicht heeft voldaan komt de rechtbank aan bewijslevering niet toe.
4.14.
De conclusie is dat het verweer van [gedaagde] niet slaagt. Dit betekent dat de rechtbank de betaling van het restant van de facturen van € 45.216,72 zal toewijzen.
Wettelijke rente
4.15.
Partijen zijn in de deelschikking overeengekomen dat indien en voor zover na de oplevering blijkt dat [gedaagde] factuurbedragen is verschuldigd aan [eiser], hij daarover de wettelijke handelsrente is verschuldigd vanaf de vervaldata van de betreffende facturen. [gedaagde] heeft na de keuring die moest leiden tot oplevering van het werk, het werk geweigerd. Een weigering heeft in beginsel tot gevolg dat het werk nog niet wordt opgeleverd. Echter, zoals uit het voorgaande blijkt zijn er geen aan [eiser] toe te rekenen gebreken komen vast te staan. [gedaagde] kan het werk dan niet in redelijkheid weigeren en het door [eiser] geleverde werk dient daarom als opgeleverd te worden beschouwd.
4.16.
[gedaagde] is dan ook de wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW verschuldigd voor de tijd dat hij met betaling in verzuim is (voor wat betreft het bedrag van € 12.866,52: in verzuim is geweest). De rechtbank zal de vordering tot het betalen van wettelijke handelsrente toewijzen als in de beslissing vermeld.
Buitengerechtelijke kosten
4.17.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wijst de rechtbank het gevorderde bedrag van € 1.367,26 toe.
Proceskosten
4.18.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
107,22
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
3.035,00
(2,5 punten × € 1.214,00)
Totaal
5.979,22
De rechtbank wijst de nakosten toe zoals in de beslissing bepaald.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 45.216,72,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen:
- de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 12.866,52 vanaf de respectieve vervaldata van de betreffende facturen tot 27 oktober 2022,
- de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 45.216,72 vanaf de respectieve vervaldata van de betreffende facturen, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.367,26,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 5.979,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.5.
verklaart dit vonnis onder 5.1, 5.2, 5.3 en 5.4 uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af,
5.8.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 614,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.9.
verklaart dit vonnis onder 5.8 uitvoerbaar bij voorraad,
in conventie en in reconventie
5.10.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 278,00 aan nakosten en in geval dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden € 92,00 plus de kosten van betekening,
5.11.
verklaart dit vonnis onder 5.10 uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Wamsteker en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2024.
1680

Voetnoten

1.HR 22-06-2012, ECLI:NL:HR:2012:BW0393, m.nt. M.R.P. de Bruin (Knooble/Staat)