ECLI:NL:RBNHO:2024:5048

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
10915381 \ CV EXPL 24-258
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en onredelijk bezwarende algemene voorwaarden in huurovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Wooncompagnie, h.o.d.n. Bouwcompagnie, Wooncompagnie en Blokcompagnie (hierna: Wooncompagnie) en een gedaagde huurder. De procedure is gestart door Wooncompagnie vanwege een huurachterstand. De huurder heeft een deel van de huurachterstand inmiddels voldaan, maar de kwestie betreft vooral de vraag of de huurder ook de buitengerechtelijke incassokosten moet betalen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurder deze kosten niet hoeft te betalen, omdat de algemene voorwaarden van Wooncompagnie op dit punt onredelijk bezwarend zijn. De nog openstaande huurachterstand en de rente daarover zijn wel toegewezen aan Wooncompagnie. Beide partijen zijn over en weer op punten in het ongelijk gesteld, waardoor zij ieder hun eigen proceskosten moeten dragen.

Het procesverloop begon met een dagvaarding van Wooncompagnie op 30 januari 2024, waarin de vordering tegen de gedaagde werd ingesteld. De gedaagde heeft hierop mondeling en schriftelijk gereageerd. De kantonrechter heeft ambtshalve de algemene voorwaarden van Wooncompagnie beoordeeld op oneerlijke bedingen, in het bijzonder de bepalingen over buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat deze bepalingen in strijd zijn met de wettelijke regeling en daarom vernietigd. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, terwijl de huurachterstand van € 30,10 en de wettelijke rente zijn toegewezen. De beslissing is op 30 mei 2024 openbaar uitgesproken door mr. P.J. Jansen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10915381 \ CV EXPL 24-258
Uitspraakdatum: 30 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting Wooncompagnie, h.o.d.n. Bouwcompagnie, Wooncompagnie en Blokcompagnie
gevestigd te Hoorn NH
eiseres
verder te noemen: Wooncompagnie
gemachtigde: Bosveld Beverwijk B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over de huur van een woning. De verhuurder is deze procedure gestart vanwege een huurachterstand. De huurachterstand is echter grotendeels betaald, zodat het met name gaat om de vraag of de huurder de bijkomende kosten moeten betalen. De kantonrechter oordeelt dat de huurder de buitengerechtelijke incassokosten niet hoeft te betalen, omdat de algemene voorwaarden van de verhuurder op dit punt onredelijk bezwarend zijn. De nog aanwezige huurachterstand en de rente daarover moet de huurder wel betalen en worden daarom toegewezen. Omdat partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, moeten partijen ieder hun eigen proceskosten betalen.

1.Het procesverloop

1.1.
Wooncompagnie heeft bij dagvaarding van 30 januari 2024 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord en heeft daarbij een schriftelijke reactie op de vordering overgelegd. [gedaagde] heeft zijn standpunt vervolgens mondeling en schriftelijk verder toegelicht.
1.2.
Wooncompagnie heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van Wooncompagnie een woning aan de [adres] . De huurprijs is € 677,55 per maand en moet bij vooruitbetaling voor de eerste van elke maand worden betaald.
2.2.
In de met de rechtsvoorganger van Wooncompagnie gesloten huurovereenkomst is, voor zover van belang, het volgende opgenomen.
‘Alle ter uitvoering van deze overeenkomst gemaakte of te maken kosten waaronder begrepen administratiekosten, alsmede alle gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten die de verhuurder maakt in geval van niet nakoming van enige betaling van deze overeenkomst zijn voor rekening van huurders, met uitzondering van de ingevolge een rechterlijke beslissing door verhuurder te betalen proceskosten.’

3.De vordering en het verweer

3.1.
Wooncompagnie vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 277,75. Dit bedrag bestaat uit de tot januari 2024 verschuldigde huur van € 5.410,40, buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw van € 244,14 en 3,51 aan rente. Op deze bedragen strekt, in verband met door [gedaagde] gedane betalingen, € 5.380,30 in mindering.
3.2.
Wooncompagnie legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] een huurachterstand heeft laten ontstaan. Op 12 juli 2023 heeft Wooncompagnie [gedaagde] een aanmaning gestuurd en is [gedaagde] een termijn van veertien dagen gegeven om alsnog te betalen. Nadat de termijn van veertien dagen was verstreken heeft [gedaagde] weliswaar een groot deel van de huurachterstand voldaan, maar omdat [gedaagde] dit pas na afloop van de veertien dagen termijn heeft betaald is [gedaagde] buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat hij nooit een betalingsherinnering of aanmaning van Wooncompagnie of haar gemachtigde heeft ontvangen. Omdat de huurachterstand inmiddels is voldaan, had Wooncompagnie geen reden om haar gemachtigde in te schakelen en een gerechtelijke procedure te starten. Alle kosten zijn dan ook nodeloos gemaakt. De vordering van Wooncompagnie moet daarom worden afgewezen.

4.De beoordeling

4.1.
Voordat de kantonrechter een eindoordeel over de vordering kan geven, moet de kantonrechter eerst ambtshalve beoordelen of in de tussen partijen gesloten overeenkomst of algemene voorwaarden bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument, in de zin van artikel 3 van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn), omdat dit gevolgen kan hebben voor (de hoogte van) de vordering. Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
4.2.
De kantonrechter moet in dit verband beoordelen of bedingen, waaraan een consument gebonden is zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. In dat geval moet de kantonrechter daar consequenties aan verbinden, met de bedoeling dat de consument erop kan vertrouwen dat de ‘kleine lettertjes’ niet oneerlijk voor hem uitpakken – en dat hij wordt beschermd als hij zijn handtekening heeft gezet onder een overeenkomst waarin oneerlijke bedingen blijken te zijn opgenomen.
4.3.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat het gaat om een beoordeling van de bedongen afspraken, die de rechten en plichten van partijen over en weer vastleggen en waar de consument door het sluiten van de overeenkomst contractueel aan kan worden gehouden. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan die afspraken houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is in dit verband niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen. In dat laatste geval heeft de eisende partij ook geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding. Dat geldt voor de gevorderde hoofdsom, maar ook voor bijkomende vorderingen, zoals de gevorderde vergoedingen voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten of rente.
4.4.
Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
Buitengerechtelijke incassokosten
4.5.
De kantonrechter stelt vast dat de onder 2.2. opgenomen bepaling in de huurovereenkomst kwalificeert als een algemene voorwaarde en als oneerlijk moet worden aangemerkt, omdat het ten nadele van de consument afwijkt van de wettelijke regeling over buitengerechtelijke incassokosten. Op grond van een arrest van de Hoge Raad is contractuele afwijking van dwingendrechtelijke bepalingen oneerlijk. De eisende partij heeft op grond van deze voorwaarde namelijk de vrije hand in het ongelimiteerd in rekening brengen van een bedrag aan incassokosten. De bedongen kosten zijn niet gespecificeerd. Wooncompagnie kan op grond van deze bedingen een door haar zelf te bepalen bedrag aan incassokosten op de consument verhalen als er als gevolg van een niet nakomen door de consument maatregelen moeten worden genomen. Daarnaast kan Wooncompagnie op grond van deze bepaling ook nog administratiekosten in rekening brengen. Dat zou dus tot gevolg kunnen hebben dat de consument op grond van het beding belast wordt met hoge kosten, die normaal gesproken niet ten laste van de consument behoren te komen. Dit terwijl de consument in de wettelijke regeling uitsluitend gemaximeerde buitengerechtelijke kosten is verschuldigd, mits is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:96 lid 6 BW, waarbij de aanmaning als bedoeld in dat artikellid moet voldoen aan de door de Hoge Raad in zijn arrest van 25 november 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2704) gestelde eisen. De voorwaarde heeft aldus een aanzienlijk bredere strekking dan wat aan de consument op grond van artikel 6:96 BW in samenhang met het Besluit vergoeding voor incassokosten in rekening mag worden gebracht.
Gevolgen van deze toetsing
4.6.
De kantonrechter vernietigt voornoemd artikel uit de huurovereenkomst betreffende de administratieve en buitengerechtelijke incassokosten. Omdat Wooncompagnie in een eerdere zaak (ECLI:NL:RBNHO:2024:2954, te vinden op rechtspraak.nl) al in de gelegenheid is gesteld zich bij akte uit te laten over het voornemen van de kantonrechter om voornoemd artikel te vernietigen en zij hiervan ook gebruik heeft gemaakt, zal Wooncompagnie hiertoe in deze zaak niet meer in de gelegenheid worden gesteld. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen. Omdat deze kosten worden afgewezen behoeft verder niet te worden ingegaan op het verweer van [gedaagde] ten aanzien van die kosten.
Huurachterstand en rente
4.7.
Na aftrek van de buitengerechtelijke incassokosten resteert er nog een bedrag van € 33,61. In dit bedrag is, volgens de specificatie in de dagvaarding, € 3,51 aan rente opgenomen, zodat er een bedrag van € 30,10 aan huurachterstand resteert. [gedaagde] heeft weliswaar aangevoerd dat de volledige huurachterstand is voldaan, maar dit heeft hij niet met betaalbewijzen onderbouwd. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van het door Wooncompagnie gevorderde bedrag en wijst € 30,10 aan huurachterstand toe. Omdat [gedaagde] in verzuim is met betaling van dat bedrag is hij tevens wettelijke rente verschuldigd. De wettelijke rente zal daarom worden toegewezen op de wijze zoals onder de beslissing is vermeld.
Proceskosten
4.8.
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Wooncompagnie van € 33,61, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 30,10 vanaf 30 januari 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
4.1.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.2.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter