ECLI:NL:RBNHO:2024:4990

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
10767748 \ CV EXPL 23-4690
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen voor elektrotechnische werkzaamheden

In deze zaak heeft eiser, in opdracht van gedaagde, elektrotechnische werkzaamheden uitgevoerd en materialen geleverd. Gedaagde heeft een deel van de facturen niet betaald, met als argument dat de materialen niet gespecificeerd waren en goedkoper op internet te vinden waren. De kantonrechter heeft de vordering van eiser grotendeels toegewezen. De zaak begon met een dagvaarding op 23 oktober 2023, waarna gedaagde schriftelijk heeft geantwoord. Tijdens de zitting op 18 maart 2024 heeft eiser aanvullende producties ingediend en zijn standpunten toegelicht. Gedaagde heeft betwist dat zij in verzuim was en heeft een deel van de vordering voor het betekenen van de dagvaarding betaald. De kantonrechter heeft de vordering voor een deel toegewezen, met inachtneming van de argumenten van beide partijen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde een bedrag van € 3.352,81 aan eiser moet betalen, inclusief wettelijke rente over de openstaande bedragen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door mr. B. de Metz op 22 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10767748 \ CV EXPL 23-4690 BM
Uitspraakdatum: 8 mei 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
woonplaats hebbend te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: S. Baldinger
tegen
[gedaagde]
gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. J. Kleiman
De zaak in het kort
[eiser] heeft in opdracht van [gedaagde] elektrotechnische werkzaamheden uitgevoerd en materialen geleverd. [gedaagde] heeft een deel van de daarvoor verstrekte facturen niet betaald, onder andere omdat de materialen daarop niet waren gespecificeerd en op internet goedkoper waren. De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] grotendeels toe.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 23 oktober 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 18 maart 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. [eiser] heeft ten behoeve van de zitting bij akte nog nadere producties in het geding gebracht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft in opdracht van [gedaagde] elektrotechnische werkzaamheden verricht en materialen geleverd in verband waarmee hij facturen aan [gedaagde] heeft gestuurd.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 5.434,39, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 4.129,85 vanaf de dag van de dagvaarding en de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] tegenover hem toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar (betalings-)verplichting, omdat zij ondanks herhaalde sommaties zes facturen onbetaald heeft gelaten tot een bedrag van € 4.129,85. [gedaagde] is in verzuim wegens het verstrijken van de betalingstermijn en is wettelijke (handels-)rente verschuldigd, die tot de datum van de dagvaarding € 482,57 bedraagt. [eiser] heeft buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verricht. De daarmee verband houdende kosten van € 821,97 exclusief btw moet [gedaagde] ook aan hem vergoeden.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering (gedeeltelijk). Zij voert aan – samengevat – dat zij een deel van de vordering voor het betekenen van de dagvaarding heeft betaald en dat er nog een bedrag van € 3.082,59 openstaat. Bovendien heeft [gedaagde] herhaaldelijk om specificaties van de in twee facturen ongespecificeerde materiaalkosten verzocht, maar heeft die pas in september 2023 ontvangen. Naar aanleiding daarvan bleek dat de door [eiser] doorberekende materiaalprijzen te hoog waren. Verder vindt [gedaagde] dat de buitengerechtelijke incassokosten ten onrechte worden gevorderd, omdat zij betwist dat zij in der minne niet bereid was om tot betaling over te gaan. De wettelijke rente is volgens [gedaagde] pas gaan lopen vanaf twee weken nadat [eiser] haar de gevraagde specificaties heeft gestuurd. Bovendien moeten de proceskosten voor rekening van [eiser] komen, omdat hij [gedaagde] rauwelijks heeft gedagvaard.

4.De beoordeling

facturen
4.1.
[eiser] vordert een bedrag wegens onbetaalde facturen van totaal € 4.129,85. Op de zitting heeft [eiser] toegelicht dat dit bedrag is opgebouwd uit (i) € 1.195,48 uit hoofde van factuur 170A, (ii) € 1.348,24 uit hoofde van factuur 264 en (iii) € 1.586,13 restant uit hoofde van facturen 146, 147, 148 en 149.
4.2.
[eiser] heeft factuur 170A van € 1.195,48 voor het eerst op de zitting genoemd en heeft in de dagvaarding geen betaling van die factuur gevorderd. Op de zitting heeft [gedaagde] betwist dat deze factuur nog openstaat. [eiser] heeft daar verder niet op gereageerd en zijn eis ook niet gewijzigd. De kantonrechter wijst de vordering voor wat betreft factuur 170A, althans het bedrag van € 1.195,48, dan ook af.
4.3.
Op de zitting heeft [gedaagde] erkend dat factuur 264 van € 1.348,24 nog moet worden betaald. De vordering met betrekking tot die factuur zal dan ook worden toegewezen.
4.4.
[gedaagde] heeft de hoogte van het restant van de facturen 146, 147, 148 en 149 ten bedrage van € 1.586,13 niet betwist, maar heeft daar als verweer tegen aangevoerd dat de materiaalkosten zo hoog zijn en de door [eiser] in rekening gebrachte materialen te duur waren en op internet goedkoper zijn. [eiser] heeft daartegen aangevoerd dat de door hem berekende prijzen normaal zijn; het zijn zijn prijzen en hij doet er “gewoon wat op”. [gedaagde] heeft vervolgens niet geconcretiseerd welke kosten of bedragen zij betwist en wat dan wel een redelijke prijs zou zijn. Bovendien heeft [gedaagde] geen rechtsgevolg aan haar standpunt verbonden. De kantonrechter wijst het verweer dan ook van de hand en zal de gevorderde bedragen ter zake van (het restant van) deze facturen - als onvoldoende betwist - toewijzen.
4.5.
Op grond van het voorgaande zal de kantonrechter de vordering ter zake van de onbetaalde facturen toewijzen tot een bedrag van € 2.934,37.
buitengerechtelijke incassokosten
4.6.
Hoewel [gedaagde] heeft betwist dat zij niet bereid was in der minne tot betaling over te gaan en heeft gesteld dat [eiser] ten onrechte buitengerechtelijke incassokosten heeft gevorderd, staat vast dat [gedaagde] het verschuldigde bedrag niet geheel in der minne heeft voldaan. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de buitengerechtelijke kosten wel verschuldigd is op grond van de wet [1] en dat het besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (“het Besluit”) van toepassing is. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke incassokosten, berekend over het toe te wijzen bedrag van € 2.934,37, dan ook toewijzen. Op grond van het Besluit zal een bedrag van
€ 418,44 exclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
wettelijke rente
4.7.
[eiser] heeft de wettelijke handelsrente over de hoofdsom gevorderd over de periode dat [gedaagde] in verzuim is. Het verzuim is volgens [eiser] direct na het verlopen van de betalingstermijn ingetreden. [gedaagde] heeft gesteld dat als zij wettelijke rente aan [eiser] is verschuldigd, die rente pas gaat lopen vanaf twee weken nadat [eiser] haar de gevraagde specificaties heeft gestuurd omdat zij toen pas in verzuim is gekomen. Voor wat betreft factuur 264 van € 1.348,24 geldt dat [gedaagde] heeft erkend dat die moet worden betaald en niet heeft betwist dat er sprake is van een (fatale) betalingstermijn van acht dagen. De kantonrechter is van oordeel dat de wettelijke (handels-)rente voor wat betreft factuur 264 van € 1.348,24 daarom kan worden toegewezen vanaf de datum volgend op het verlopen van de betalingstermijn van acht dagen, zijnde 25 december 2022. Voor wat betreft de wettelijke (handels-)rente over € 331,93 (restant factuur 146), over € 112,37 (restant factuur 147), over € 227,85 (restant factuur 148) en over € 913,98 (restant factuur 149) geldt dat [eiser] pas op 29 september 2023 aan zijn verplichting tot specificatie heeft voldaan en de gevraagde specificaties aan [gedaagde] heeft gestuurd. Dat houdt in dat de wettelijke (handels-)rente over die facturen is gaan lopen vanaf (de door [gedaagde] genoemde en door [eiser] niet betwiste termijn van) twee weken na 29 september 2023, zijnde vanaf 14 oktober 2023.
proceskosten
4.8.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de proceskosten voor rekening van [eiser] moeten blijven, omdat [eiser] haar rauwelijks heeft gedagvaard. Daarvan is echter geen sprake, omdat [eiser] heeft geprobeerd buiten rechte betaling van de facturen te verkrijgen. Gezien het feit dat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de door [eiser] gevorderde proceskosten worden gecompenseerd.
conclusie
4.9.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal zal worden toegewezen een bedrag van € 3.352,81, bestaande uit de hoofdsom ter zake van de facturen van € 2.934,37 en € 418,44 aan buitengerechtelijke incassokosten, met de wettelijke handelsrente zoals hieronder nader bepaald.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 3.352,81, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 1.348,24 vanaf 25 december 2022, en over € 1.586,13 vanaf 14 oktober 2023, in alle gevallen tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
wijst de vordering voor het overige af;
5.4.
verklaart dit vonnis voor zover het betreft de onder 5.1. opgenomen veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. de Metz en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 6:96 lid 4 BW.