ECLI:NL:RBNHO:2024:4942

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
10936123 \ AO VERZ 24-25
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en schadevergoeding wegens verduistering van edelmetalen

In deze zaak verzoekt de werknemer, [verzoeker], om vernietiging van een ontslag op staande voet door zijn werkgever, Goudprijs B.V. De kantonrechter wijst het verzoek af, oordelend dat het ontslag rechtsgeldig is. De werknemer heeft zich schuldig gemaakt aan het onrechtmatig toe-eigenen van edelmetalen van de werkgever. De kantonrechter concludeert dat de werknemer opzettelijk heeft gehandeld, wat leidt tot een veroordeling tot betaling van schadevergoeding aan de werkgever. De zaak betreft een arbeidsovereenkomst die op 1 september 2023 is aangegaan en het ontslag op staande voet is gegeven op 3 januari 2024. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag voldoet aan de eisen van onverwijldheid en dat er sprake is van dringende redenen voor het ontslag. De werknemer heeft onvoldoende bewijs geleverd om zijn verweer te onderbouwen. De kantonrechter wijst ook de verzoeken van de werknemer om wedertewerkstelling en doorbetaling van loon af, en oordeelt dat de werkgever geen transitievergoeding verschuldigd is. De werknemer wordt veroordeeld tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding en onderzoekskosten aan de werkgever.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10936123 \ AO VERZ 24-25
Uitspraakdatum: 8 mei 2024
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [plaats 1]
verzoekende partij in de zaak van het verzoek
verwerende partij in de zaak van het tegenverzoek
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. R. Aolad-Si Mhammad
tegen
de besloten vennootschap
Goudprijs B.V.,
gevestigd te Klaaswaal
verwerende partij in de zaak van het verzoek
verzoekende partij in de zaak van het tegenverzoek
verder te noemen: Goudprijs
gemachtigde: mr. L.A. Jansen
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt de werknemer onder meer om vernietiging van een ontslag op staande voet door de werkgever. De kantonrechter wijst het verzoek af. Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag namelijk (rechts)geldig; de werknemer heeft zich schuldig gemaakt aan het zich onrechtmatig toe-eigenen, althans ontvreemden, van edelmetalen van de werkgever. De werknemer wordt door zijn opzettelijk handelen onder meer veroordeeld tot betaling van (gefixeerde) schadevergoeding(en) aan de werkgever.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoekschrift met 7 producties ingediend. Goudprijs heeft een verweerschrift met zelfstandige tegenverzoeken met 14 producties ingediend.
1.2.
Op 10 april 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht (mede aan de hand van op de zitting getoonde camerabeelden) en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. [verzoeker] en Goudprijs hebben ook pleitaantekeningen overgelegd. Vóór de zitting heeft [verzoeker] de aanvullende producties 8 t/m 10 toegezonden.

2.Feiten

2.1.
[verzoeker], geboren op 1 januari 1994, is op 1 september 2023 in dienst getreden bij Goudprijs op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst van 12 maanden in de functie van regiomanager. Laatstelijk had hij de functie van vestigingsmanager te [plaats 2], tegen een salaris van € 2.806,00 bruto per maand exclusief vakantiegeld.
2.2.
Goudprijs houdt zich bezig met de in- en verkoop van goud, zilver, munten, bankbiljetten, valuta en andere roerende zaken. Zij heeft 145 locaties (goudwisselkantoren) in Nederland (en ook in België en Duitsland). Elk goudwisselkantoor van Goudprijs heeft één vestigingsmanager. Deze is verantwoordelijk voor het reilen en zeilen op de vestiging.
2.3.
Om toegang te krijgen tot hun werkaccount moeten medewerkers van Goudprijs bij aanvang van hun dienst inloggen. Dit gebeurt door middel van een tweestaps-verificatie met de zogenaamde authenticator-app. Daarvoor hebben zij hun mobiele telefoon en een computer of tablet van Goudprijs nodig. Op de locatie [plaats 2] van Goudprijs zijn twee computers en één tablet aanwezig.
2.4.
Klanten kunnen zowel in het goudwisselkantoor als op de website van Goudprijs sieraden/edelmetaal kopen. De bestelling moet door de klant altijd worden afgehaald in het goudwisselkantoor (bestellingen worden dus niet verzonden) en kan worden betaald per pin of contant.
2.5.
Als een klant edelmetaal wil bestellen in een goudwisselkantoor van Goudprijs, geeft de klant aan de medewerker aan wat hij/zij wil bestellen, waarna onder meer de NAW-gegevens van de klant worden ingevuld in het systeem, genaamd ‘GWK Vision’. De klant kan ook anoniem een bestelling doen. Vervolgens wordt de order verwerkt in de online edelmetaal- shop. De order wordt daarmee verzonden naar het hoofdkantoor van Goudprijs te Klaaswaal. Daar wordt de order klaargemaakt en met het transport naar het betreffende goudwissel- kantoor gebracht. De bestelling wordt in de kluis bewaard op het goudwisselkantoor. De klant krijgt een melding dat de bestelling kan worden opgehaald en betaalt op het goudwisselkantoor per pin of contant. De medewerker van Goudprijs vinkt in het online systeem, genaamd ‘Logistiek’, de betaalwijze aan (pin of contant) en ook dat de bestelling is opgehaald door de klant. De order wordt als afgehandeld beschouwd als deze is afgehaald.
2.6.
Na een gesprek op 3 januari 2024 tussen [betrokkene 1], regio manager Noord-West Nederland (hierna: [betrokkene 1]), [betrokkene 2], en [verzoeker], is [verzoeker] op staande voet ontslagen wegens – kort gezegd – het onrechtmatig toe-eigenen, althans ontvreemden, van edelmetalen.
2.7.
Bij brief van 4 januari 2024 is het ontslag op staande voet schriftelijk aan [verzoeker] bevestigd. Hierin staat onder meer:

(…) U heeft vanaf 19 september 2023 orders edelmetaal aangemaakt in het systeem van Goudprijs B.V. In het systeem heeft u aangegeven dat er per pin is betaald. Echter, deze betalingen zijn nimmer op de bankrekening van Goudprijs B.V. ontvangen. Het betreffende edelmetaal is niet meer aanwezig op de vestiging. U heeft deze handelingen meerdere keren herhaald voor een totaalbedrag ad +/- € 114.713,00. Het onderzoek is nog niet afgerond, dus ik moet namens Goudprijs B.V. een voorbehoud maken voor wat betreft de hoogte van dit bedrag.
Na melding van de financiële afdeling is onderzoek ingesteld. Er is onderzoek gedaan op de vestiging, er is een proefpinbetaling gedaan om zo uit te sluiten dat er problemen zijn met het pinapparaat. Ook zijn camerabeelden bestudeerd. Daarop is te zien dat op het moment dat u in het systeem de betaling op betaald zet, er geen klant aanwezig is in de winkel. Ook zijn de orderbonnen gecontroleerd, zo zijn onder andere de NAW-gegevens niet correct. D.d. 3 januari 2024 is dit onderzoek door de bestuurder, de heer [betrokkene 3], afgerond.
U heeft een order aangemaakt in het systeem voor edelmetaal. Vaststaat dat het edelmetaal op het kantoor in [plaats 2] is afgeleverd. Vaststaat dat u in het systeem hebt aangeklikt dat het bedrag per pin is betaald. Vaststaat dat het bedrag niet is ontvangen door Goudprijs B.V. Vaststaat dat het betreffende edemetaal niet meer aanwezig is op de vestiging. U heeft de edelmetalen onrechtmatig toegeëigend, althans ontvreemd. U heeft diefstal gepleegd.
Bovenstaande handelingen kunnen, zowel apart als tezamen, als dringende reden(en) worden gekwalificeerd. (…)
2.8.
Op 12 februari 2024 is namens Goudprijs een ‘
Fraudeverslag [verzoeker]’, ondertekend door [betrokkene 4], veiligheidsmanager, naar de gemachtigde van [verzoeker] gestuurd. Hierin staat het volgende:

(…) Hierbij 5 voorbeelden van de (veel) omvangrijkere fraude die heeft plaatsgevonden. Na dit handelen is het goud van deze transacties niet teruggevonden in de kluis.
Conclusie e.e.a. op pin betaald gezet en [verzoeker] heeft order goud zelf meegenomen.
Kortom: doen of dat er betaald is en het goud meenemen. Ook van de niet omschreven voorbeelden gaat het om transacties die op de dag dat [verzoeker] werkzaam was in kantoor [plaats 2] op PIN betaald gezet zijn, vaak, zo niet allen, op naam van collega’s die de betreffende dagen elders werkzaam waren of roostervrij waren.
Ook zijn er niet bestaande emailadressen en telefoonnummers gebruikt op klantnamen die allen in [plaats 1] wonen. Dit is gebleken nadat wij contact probeerde te leggen met deze gegevens. Dat is verdacht. (…) [verzoeker] heeft lange tijd in [plaats 1] gewoond.
8-11-2023
Wordt een 2e PIN-betaling ter waarde van € 11.430,72 geboekt voor order edm-98501. Onze systemen geven aan dat dit door [betrokkene 5] wordt gedaan.
Op de beelden is echter duidelijk te zien dat dit door (…) [verzoeker] wordt gedaan op
het moment dat [betrokkene 5] geld haalt voor een wachtende klant. Deze
wachtende klant komt valuta wisselen en geen goud ophalen. Er wordt die dag geen
order goud opgehaald.
11-11-2023
Wordt een PIN-betaling ter waarde van € 12.136,00 geboekt voor order edm-102907. Onze systemen geven aan dat dit door [betrokkene 6] wordt gedaan. [betrokkene 6] was deze dag in Goudwisselkantoor Katwijk aan het werk. (…) [verzoeker] was die dag alleen in [plaats 2].
Op de beelden is echter te zien dat dit door (…) [verzoeker] wordt gedaan. [betrokkene 6] was op die dag daar niet aanwezig. De order wordt in onze systemen in betaald gezet met als betalingswijze: PIN. Er is echter geen PIN betaling binnengekomen en op de dag dat deze order in betaald werd gezet was ook niemand aanwezig om deze order op te halen.
20-11-2023
Op deze dag wordt order edm-103602 (waarde € 12.082,00) als PIN betaling verwerkt in onze systemen en op afgehaald gezet op naam van [betrokkene 7]. Dit kan niet omdat [betrokkene 7] die dag in Amsterdam West werkzaam was. (…) [verzoeker] was die dag alleen in [plaats 2].
Op de beelden is duidelijk te zien dat (…) [verzoeker] die dag alleen is en de order niet
wordt afgehaald.
25-11-2023
Wordt een 2e betaling ter waarde van € 15.964,20 geboekt voor order edm-103584. Onze systemen geven aan dat dit door [betrokkene 8] wordt gedaan.
Op de beelden is echter te zien dat dit door [verzoeker] wordt gedaan. [verzoeker] was
die dag ook alleen in [plaats 2]. [betrokkene 8] was op die dag roostervrij. De order
wordt in onze systemen in betaald gezet met als betalingswijze: PIN. Er is echter geen PIN betaling binnengekomen en op de dag dat deze order in betaald werd gezet was ook niemand aanwezig om deze order op te halen.
29-11-2023
Order edm-10432 (€ 12.406,00) wordt in onze systemen door [betrokkene 5] in betaald gezet en op 2-12-2023 door [betrokkene 7] op afgehaald.
Op het moment dat de order in betaald wordt gezet is duidelijk op de beelden te zien
dat [betrokkene 5] niet aanwezig is. (…) [verzoeker] is op dat moment alleen. Op
het moment dat de order edm-104322 op afgehaald wordt gezet in onze systemen
door [betrokkene 7], is [betrokkene 7] hier helemaal niet aanwezig. [betrokkene 7] werkt
op 2-12-2023 in Goudwisselkantoor Katwijk. (…) [verzoeker] is alleen in [plaats 2]. Er
is ook niemand die iets komt ophalen.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter, samengevat:
- primairom het ontslag op staande voet te vernietigen en Goudprijs te veroordelen tot wedertewerkstelling van [verzoeker], op straffe van een dwangsom, en tot doorbetaling van loon vanaf 4 januari 2024, te vermeerderen met de wettelijke verhoging;
- subsidiairom Goudprijs te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, te vermeerderen met de wettelijke rente, en tot afgifte van een correcte eindafrekening.
3.2.
Daarbij verzoekt [verzoeker] de kantonrechter – samengevat - om bij wijze van
voorlopige voorziening:
- voor de duur van dit geding Goudprijs te veroordelen tot betaling van het salaris van [verzoeker] vanaf 4 januari 2024 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
- Goudprijs te veroordelen tot afgifte van de camerabeelden en logberichten aan [verzoeker] op basis waarvan Goudprijs het ontslag van [verzoeker] heeft gebaseerd.
3.3.
Aan deze verzoeken legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet.
[verzoeker] is voor zijn levensonderhoud (deels) afhankelijk van het loon van Goudprijs, zodat hij voldoende belang heeft bij de verzochte voorlopige ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Op grond van artikel 843a Rv heeft [verzoeker] recht op afgifte van de beeld- en geluidsfragmenten. [verzoeker] heeft deze informatie nodig om zijn rechtspositie (nader) te bepalen en om het ontslag aan te vechten.

4.Het verweer en de tegenverzoeken

4.1.
Goudprijs verweert zich tegen het verzoek. Zij voert aan – kort weergegeven – dat het ontslag op staande voet wel rechtsgeldig is gegeven.
4.2.
Goudprijs verzoekt de kantonrechter bij wijze van tegenverzoeken, samengevat, om
voor recht te verklaren dat (i) de arbeidsovereenkomst op 3 januari 2024 op rechtsgeldige wijze tot een einde is gekomen, en, (ii) Goudprijs geen transitievergoeding verschuldigd is aan [verzoeker]; verder verzoekt Goudprijs om veroordeling van [verzoeker] tot betaling van (i) een gefixeerde schadevergoeding, (ii) een schadevergoeding ex artikel 7:661 van het Burgerlijk Wetboek (BW), en, (iii) een schadevergoeding ex artikel 6:96 lid 2 BW. Daarbij verzoekt Goudprijs de kantonrechter om te bepalen dat het Goudprijs is toegestaan om de eindafrekening en het salaris van januari 2024 te verrekenen met de schadevergoeding.
4.3.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, hierna onder de beoordeling nader worden ingegaan.

5.De beoordeling

In de zaak van het verzoek
Het ontslag op staande voet is rechtsgeldig
5.1.
[verzoeker] verzoekt primair om vernietiging van het ontslag op staande voet. Ter beantwoording ligt de vraag voor of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Volgens artikel 7:677 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) moet een ontslag op staande voet onverwijld worden gegeven, met gelijktijdige mededeling van de dringende reden voor dat ontslag.
5.2.
De kantonrechter is met Goudprijs van oordeel dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Daarover wordt het volgende overwogen.
De onverwijldheid
5.3.
[verzoeker] stelt zich op het standpunt dat het ontslag op staande voet niet aan de onverwijldheidseisen voldoet, omdat (i) in de brief van 4 januari 2024 niet is aangegeven wat [verzoeker] zich precies zou hebben toegeëigend, vervreemd of gestolen en wanneer hij dit precies zou hebben gedaan, en, (ii) geen voortvarend onderzoek heeft plaatsgevonden. De kantonrechter is met Goudprijs van oordeel dat het ontslag wel aan de onverwijldheidseisen voldoet en overweegt daartoe als volgt.
5.4.
Een werkgever moet de dringende reden onverwijld meedelen. Bij de mededeling gaat het erom dat de werknemer uit die mededeling moet kunnen begrijpen waartegen hij zich moet verweren. [1] Niet in geschil is dat tijdens het gesprek op 3 januari 2024 aan [verzoeker] is meegedeeld wat de reden voor het ontslag op staande voet was, hetgeen de volgende dag schriftelijk aan [verzoeker] is bevestigd. Dat niet precies is aangegeven wat [verzoeker] zich precies zou hebben toegeëigend, vervreemd of gestolen, en wanneer, betekent niet dat Goudprijs niet aan de (onverwijlde) mededelingsverplichting heeft voldaan. In de gegeven omstandigheden heeft [verzoeker] immers op 3 januari 2024 voldoende begrepen wat de reden voor het ontslag was.
5.5.
Zoals Goudprijs terecht aanvoert, brengt de onverwijldheidseis van artikel 7:677 lid 1 BW niet mee dat de werkgever terstond na de ontdekking van de dringende reden tot het geven van het ontslag op staande voet dient over te gaan. De werkgever mag een redelijke periode in acht nemen voor het verrichten van onderzoek naar de dringende reden of het inwinnen van juridisch advies (HR 4 november 1983, NJ 1984/187). Gelet op de verstrekkende gevolgen van een ontslag op staande voet voor de werknemer getuigt dit zelfs van zorgvuldigheid. Wel moet de werkgever kunnen aantonen dat deze dagen daadwerkelijk voor het verrichten van onderzoek zijn aangewend. Aan de onverwijldheidseis wordt voldaan als het onderzoek niet meer tijd in beslag neemt dan noodzakelijk is en de werkgever direct overgaat tot het ontslag op staande voet, nadat het onderzoek is afgerond.
5.6.
Goudprijs stelt dat de afdeling Finance eind december 2023 heeft geconstateerd dat er sinds september 2023 bij negen orders van de Goudprijs-vestiging te [plaats 2] geen pinbetaling was ontvangen op de bankrekening van Goudprijs, terwijl in het online systeem is aangevinkt dat de order per pin is betaald. Naar aanleiding daarvan heeft Goudprijs een intern onderzoek ingesteld, waarbij onder meer de orders zijn bestudeerd, de bijbehorende camerabeelden zijn bekeken en de roosters van de medewerkers en het pinapparaat zijn onderzocht. Uit dat onderzoek bleek dat in de periode van 19 september 2023 tot en met 29 november 2023 negen orders door [verzoeker] zijn aangemaakt, die zijn afgeleverd op de Goudprijs-vestiging in [plaats 2] en door [verzoeker] op ‘per pin betaald’ zijn gezet in het systeem, terwijl er geen betaling is ontvangen op de bankrekening van Goudprijs en de betreffende goederen niet meer aanwezig zijn op de Goudprijs-vestiging te [plaats 2].
5.7.
Na afronding van het onderzoek is door de afdeling Finance overleg gepleegd met de bestuurder van Goudprijs, [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3]), die het onderzoek op 3 januari 2023 heeft afgerond. [betrokkene 3] heeft de opdracht gegeven aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2] om [verzoeker] te confronteren met de onderzoeksresultaten en hem aan te horen. Dat hebben zij gedaan tijdens het gesprek met [verzoeker] op 3 januari 2024. Nadat [verzoeker] de mogelijkheid had gekregen om te reageren op de beschuldigingen, heeft [betrokkene 1] een telefonische terugkoppeling aan [betrokkene 3] gegeven, die hem vervolgens de opdracht heeft gegeven om [verzoeker] op staande voet te ontslaan. Dat heeft [betrokkene 1] mondeling gedaan op 3 januari 2024 en de volgende dag is het ontslag schriftelijk aan [verzoeker] bevestigd.
5.8.
De kantonrechter is van oordeel dat Goudprijs met deze handelswijze voldoende zorgvuldig en voortvarend heeft gehandeld. Zij heeft een redelijke periode voor het onderzoek in acht genomen en nadat het onderzoek was afgerond heeft zij [verzoeker] geconfronteerd met de onderzoeksresultaten en hem de gelegenheid gegeven daarop te reageren, waarna telefonisch overleg tussen [verzoeker]’s leidinggevende en de bestuurder heeft plaatsgevonden en [verzoeker] vervolgens direct op staande voet is ontslagen.
5.9.
Dat het onderzoek niet eerder heeft plaatsgevonden (terwijl het gaat om orders vanaf september 2023), zoals [verzoeker] verder nog aanvoert, doet daaraan niet af. Kennelijk werd pas eind december door de afdeling Finance van Goudprijs geconstateerd dat er iets niet klopte, waarna direct een onderzoek is gestart. De kantonrechter begrijpt dat dit onderzoek nodig was om te onderzoeken wat er precies gaande was en wie hiervoor verantwoordelijk kon worden gehouden. Dat, zoals [verzoeker] stelt, Goudprijs een extern onderzoek had moeten laten plaatsvinden, volgt de kantonrechter niet. Er bestaat geen vormvereiste voor een dergelijk onderzoek. De werkgever moet de dringende reden te bewijzen en het is een keuze van de werkgever om te bepalen op welke wijze zij dat onderzoek doet.
5.10.
De kantonrechter concludeert dat het ontslag op staande voet voldoet aan de onverwijldheidseisen.
Dringende reden
5.11.
Als dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW worden op grond van het bepaalde in artikel 7:678 lid 1 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals de leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet zou hebben.
5.12.
De dringende reden in deze zaak bestaat – kort gezegd - uit het door [verzoeker] onrechtmatig toe-eigenen, althans ontvreemden, van edelmetalen. Naar het oordeel van de kantonrechter staat in voldoende mate vast dat [verzoeker] zich daaraan schuldig heeft gemaakt. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.13.
Volgens Goudprijs heeft [verzoeker] zich ten aanzien van negen orders (ter waarde van in totaal € 113.442,92) schuldig gemaakt aan het zich onrechtmatig toe-eigenen, althans ontvreemden, van edelmetalen. De orders zijn door [verzoeker] aangemaakt, deze zijn afgeleverd op de Goudprijs-vestiging te [plaats 2], [verzoeker] heeft de betaling in het systeem op ‘per pin betaald’ gezet, maar de betreffende betalingen zijn niet ontvangen op de bankrekening van Goudprijs en de goederen zijn niet meer aanwezig op de Goudprijs-vestiging te [plaats 2].
5.14.
Van deze negen orders heeft Goudprijs de facturen overgelegd met daarbij behorende ‘tijdlijnen’. Uit deze tijdlijnen blijkt wanneer (i) de order en pakbon zijn aangemaakt, (ii) de bestelling naar het kantoor is verzonden, (iii) de bestelling op het kantoor is ontvangen, (iv) de status is gewijzigd naar ‘afgehaald’ en (v) de bestelling op ‘betaald’ is gezet. Achter ieder van deze handelingen staat onder wiens medewerker-account de handeling is verricht.
5.15.
[verzoeker]’s naam staat niet achter iedere handeling bij de negen orders op de tijdlijnen. Ter onderbouwing van haar standpunt dat [verzoeker] de betreffende handelingen (toch) heeft gedaan, heeft Goudprijs overgelegd (i) het werkrooster van de Goudprijs-vestiging te [plaats 2] van 19 september 2023 tot en met 3 januari 2024 en (ii) camerabeelden van diverse handelingen van [verzoeker] ten aanzien van vijf orders behorende bij het fraudeverslag, te weten de orders (1) edm-98501, (2) edm-102907, (3) edm-103584, (4) edm-103602 en (5) edm-104322. Deze camerabeelden zijn op de zitting bekeken, waarbij partijen in de gelegenheid zijn gesteld een toelichting te geven.
5.16.
Voor de beoordeling van de dringende reden neemt de kantonrechter alleen de hiervoor opgesomde vijf orders in aanmerking. Alleen van deze orders zijn camerabeelden overgelegd en die beelden zijn naar het oordeel van de kantonrechter noodzakelijk voor de beoordeling of – in combinatie met de tijdlijngegevens van de orders en het logoverzicht van het pinapparaat - aangetoond is dat [verzoeker] zich schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatige toe-eigening, althans ontvreemding. De kantonrechter is van oordeel dat dit in ieder geval ten aanzien van de orders edm-103584 en edm-98501 in voldoende mate vaststaat. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Order edm-98501
5.17.
Ten aanzien van order edm-98501 is op een camerabeeld te zien dat [verzoeker] op 8 november 2023 samen met zijn collega [betrokkene 5] (hierna: [betrokkene 5]) op kantoor aanwezig was. [betrokkene 5] zit achter een computer en helpt een klant. [verzoeker] zit op een stoel naast [betrokkene 5]. Op enig moment loopt [betrokkene 5] weg van zijn plek, verdwijnt buiten het beeld van de camera, en op dat moment neemt [verzoeker] de bediening van de computer over waarachter [betrokkene 5] even daarvoor zat. Het beeldscherm van de computer verandert van een programma met een horizontale balk (het GWK Vision-systeem) naar een programma met een verticale balk (de edelmetaalshop). Om 13:57 uur wordt het scherm wazig en verschijnt er een pop-up. Als onvoldoende gemotiveerd weersproken neemt de kantonrechter als vaststaand aan dat dit betekent dat de status van de order wordt gewijzigd naar ‘betaald’.
5.18.
Uit de overgelegde tijdlijn van 8 november 2023 blijkt dat er om 13:58 uur een pinbetaling is ingeboekt ter hoogte van € 11.430,72 en op hetzelfde tijdstip de order is aangemerkt als ‘afgehaald’, onder de naam van [betrokkene 5]. Uit de overgelegde logoverzichten van het pinapparaat van de Goudprijs-vestiging te [plaats 2] blijkt dat een dergelijk bedrag die dag niet is gepind. Goudprijs heeft in dit kader met de overgelegde logoverzichten van het pinapparaat nog aangetoond dat als er wordt geprobeerd te pinnen, maar de pinbetaling niet slaagt, dit ook wordt gelogd door middel van een melding. Uit het getoonde camerabeeld blijkt ook niet – anders dan de tijdlijn vermeldt – dat een klant om 13:58 uur een pinbetaling doet, althans probeert te doen.
5.19.
Op de zitting heeft [verzoeker] met betrekking tot het camerabeeld ten aanzien van order edm-98501 verklaard dat hij niet meer weet wat hij precies aan het doen was op dat moment. [verzoeker] heeft verklaard dat hij [betrokkene 5] aan het inwerken was en dat hij waarschijnlijk met een goede reden achter de computer is gaan zitten. Van het ‘stiekem achter de computer sluipen’ is in ieder geval geen sprake geweest. Hiermee heeft [verzoeker] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gemotiveerd weersproken dat – in tegenstelling tot hetgeen uit de tijdlijngegevens blijkt - hij de betreffende handelingen heeft verricht.
Order edm-103584
5.20.
Ten aanzien van order edm-103584 is op een camerabeeld te zien dat [verzoeker] op 25 november 2023 om 09:19 uur op de tablet van Goudprijs zit. Het scherm van de tablet wordt wazig, hetgeen betekent – zoals hiervoor reeds overwogen - dat de status van de order wordt gewijzigd naar ‘betaald’. Er is geen klant te zien op het camerabeeld en als onweersproken staat vast dat er op dat moment ook nog geen klant aanwezig kón zijn, omdat het kantoor pas om 9:30 uur open gaat.
5.21.
Uit de overgelegde tijdlijn van 25 november 2023 blijkt dat om 09:19 uur een pinbetaling is ingeboekt ter hoogte van € 15.964,20 en op hetzelfde tijdstip de order is aangemerkt als ‘afgehaald’, onder de naam van [betrokkene 9] (hierna: [betrokkene 9]). Uit de overgelegde logoverzichten van het pinapparaat van de Goudprijs-vestiging te [plaats 2] blijkt dat een dergelijk bedrag die dag niet is gepind en ook niet dat is geprobeerd te pinnen. Uit het camerabeeld blijkt ook niet – anders dan de tijdlijn vermeldt – dat een klant om 09:19 uur een pinbetaling doet, althans probeert te doen. Vast staat dat [verzoeker] op dat moment alleen op kantoor aanwezig was.
5.22.
Op de zitting heeft [verzoeker] met betrekking tot het camerabeeld ten aanzien van order edm-103584 verklaard dat hij zeer waarschijnlijk bezig was met zichzelf inloggen op zijn werkaccount en het voorbereiden van de opening van het kantoor. [verzoeker] voert aan dat hij geen handelingen kon verrichten op naam van een andere medewerker, omdat je na een bepaalde tijd vanzelf wordt uitgelogd en dan weer opnieuw moet inloggen. Goudprijs betwist dat. Goudprijs heeft op de zitting verklaard dat zij er recentelijk achter is gekomen dat als een medewerker niet uitlogt van zijn werkaccount, er niet opnieuw hoeft te worden ingelogd, maar dat het werkaccount van die medewerker toegankelijk blijft totdat er wordt uitgelogd. Dit betekent (ook) dat als een medewerker niet uitlogt, een andere medewerker vanuit het werkaccount van de niet-uitgelogde medewerker handelingen kan verrichten. Hieraan is volgens Goudprijs geen tijdslimiet verbonden, zodat een medewerker in feite onbeperkt ingelogd kan blijven zolang niet wordt uitgelogd. Op deze manier heeft [verzoeker] volgens Goudprijs (ook) op naam van andere (niet uitgelogde) medewerkers handelingen kunnen verrichten in het systeem. Dat de handelingen met betrekking tot order edm-103584 op [betrokkene 9]’s naam staan, wordt volgens Goudprijs verklaard doordat [betrokkene 9] op 24 november 2023 werkzaam is geweest op het kantoor te [plaats 2] en zich dus kennelijk niet heeft uitgelogd, zodat [verzoeker] de volgende dag onder [betrokkene 9]’s naam handelingen kon verrichten.
5.23.
Alhoewel Goudprijs naar het oordeel van de kantonrechter – ondanks het verweer van [verzoeker] - onvoldoende heeft onderbouwd dat een medewerker ingelogd blijft zolang niet is uitgelogd, heeft [verzoeker] geen verklaring kunnen geven voor het feit dat de tijdlijngegevens van order edm-103584 corresponderen met het getoonde camerabeeld. Verder staat vast dat [verzoeker] op dat moment alleen op het kantoor te [plaats 2] aanwezig was. Daarmee heeft [verzoeker] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gemotiveerd weersproken dat – in tegenstelling tot hetgeen uit de tijdlijngegevens blijkt - hij de betreffende handelingen heeft verricht.
5.24.
Gelet op hetgeen door Goudprijs ten aanzien van deze twee orders is aangetoond met de camerabeelden in combinatie met de tijdlijngegevens, het logoverzicht van het pinapparaat van de Goudprijs-vestiging te [plaats 2], haar verklaring dat de betreffende goederen niet meer op het kantoor te [plaats 2] aanwezig zijn, en het feit dat [verzoeker] hiervoor geen gedegen verklaringen heeft kunnen geven, is de kantonrechter van oordeel dat in voldoende mate vast is komen te staan dat [verzoeker] zich (in ieder geval) ten aanzien van deze tweede orders schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatige toe-eigening, althans ontvreemding van edelmetalen van Goudprijs. Dit levert een dringende reden voor ontslag op staande voet op.
Persoonlijke omstandigheden en hoor en wederhoor
5.25.
Het standpunt van [verzoeker] dat Goudprijs gelet op zijn persoonlijke omstandigheden voor een minder vergaande maatregel had moeten kiezen, volgt de kantonrechter niet. [verzoeker] is 30 jaar oud, was pas vier maanden in dienst bij Goudprijs en had daarnaast nog een ander inkomen. Dat [verzoeker] in die vier maanden goed functioneerde, het ontslag een diffamerend karakter heeft, [verzoeker] door het ontslag geen WW-uitkering kan krijgen, terwijl hij een jong gezin heeft en zijn manager ervan op de hoogte was dat hij een hypotheek wilde afsluiten, doet daaraan niet af.
5.26.
Dat de keuze van Goudprijs voor het ontslag op staande voet niet proportioneel is en het gesprek van 3 januari 2024 al straffend genoeg is geweest voor [verzoeker], zoals hij stelt, volgt de kantonrechter evenmin. Gelet op de ernst van de dringende reden heeft Goudprijs terecht gekozen voor de maatregel van ontslag op staande voet.
5.27.
Aan de stelling van [verzoeker] dat geen zorgvuldig hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden, gaat de kantonrechter ook voorbij. Nog daargelaten dat [verzoeker] op 3 januari 2024 de mogelijkheid heeft gekregen om te reageren op de constateringen van Goudprijs die volgden uit het onderzoek, is hoor en wederhoor geen vereiste voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet. [2] Dat [verzoeker] het fraudeverslag pas op 12 februari 2024 en de camerabeelden op 1 maart 2024 heeft ontvangen, doet daaraan ook niet af.
5.28.
De kantonrechter concludeert dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is.
Geen vernietiging van het ontslag
5.29.
Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zal het verzoek van [verzoeker] om vernietiging van dat ontslag worden afgewezen. Er is immers geen sprake van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW, zodat er ook geen grond is om toepassing te geven aan artikel 7:681 lid 1 BW.
5.30.
Het voorgaande betekent dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd op 3 januari 2024, zodat ook de verzoeken tot doorbetaling van loon en wedertewerkstelling worden afgewezen.
Ook geen billijke vergoeding en gefixeerde schadevergoeding
5.31.
Subsidiair verzoekt [verzoeker] onder meer om veroordeling van Goudprijs tot betaling van een billijke vergoeding en een gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging. Hieraan legt [verzoeker] ook ten grondslag dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven. Hiervoor is echter al geoordeeld dat het ontslag wel rechtsgeldig is, zodat ook deze verzoeken voor afwijzing gereed liggen.
Voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv
5.32.
Ook het verzoek van [verzoeker] tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv zal worden afgewezen. Nog daargelaten dat er geen reden meer is om een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv te treffen, omdat een dergelijke voorziening alleen kan worden getroffen voor de duur van het geding en in deze beschikking al een beslissing wordt gegeven over het verzoek van [verzoeker], heeft [verzoeker] – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – ook geen recht op betaling van loon vanaf 4 januari 2024.
Afgifte stukken en correcte eindafrekening
5.33.
Op de verzoeken van [verzoeker] tot veroordeling van Goudprijs tot afgifte van de camerabeelden, logberichten en een correcte eindafrekening zal na de beoordeling van de tegenverzoeken worden beslist.
In de zaak van het tegenverzoek
Verklaringen voor recht
5.34.
Goudprijs verzoekt om een verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst op 3 januari 2024 op rechtsgeldige wijze tot een einde is gekomen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft Goudprijs geen belang (meer) bij dit verzoek, zodat dit zal worden afgewezen.
5.35.
Ook verzoekt Goudprijs om een verklaring voor recht dat Goudprijs geen transitievergoeding verschuldigd is aan [verzoeker]. Met Goudprijs is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker], zodat Goudprijs aan hem geen transitievergoeding verschuldigd is op grond van artikel 7:673 lid 7 sub c BW. [verzoeker] heeft dit overigens ook niet weersproken, zodat dit verzoek zal worden toegewezen.
Gefixeerde schadevergoeding
5.36.
Goudprijs verzoekt om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding op grond van artikel 7:677 lid 2 BW. Dat artikel bepaalt dat een partij die door opzet of schuld aan de wederpartij een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen schadeplichtig is, indien de wederpartij van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. De hoogte van een dergelijke vergoeding is gelijk aan het loon over de termijn die de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren, hetgeen in dit geval uitkomt op een bedrag van € 5.865,45 bruto (loon van 3 januari 2024 tot 1 maart 2024).
5.37.
[verzoeker] betwist dat hij een dergelijke vergoeding aan Goudprijs verschuldigd is, omdat het ontslag op staande voet volgens hem niet rechtsgeldig is gegeven. Gelet op wat hiervoor is overwogen, gaat dat verweer niet op. [verzoeker] heeft het door Goudprijs verzochte bedrag niet weersproken. Daarom zal deze vergoeding worden toegewezen zoals verzocht. De wettelijke rente over deze gefixeerde schadevergoeding is op grond van artikel 7:686a lid 1 BW toewijsbaar vanaf 3 januari 2024.
Schadevergoeding ex artikel 7:661 BW jö artikel 6:162 BW
5.38.
Goudprijs stelt dat zij schade heeft geleden als gevolg van missende edelmetalen, ter hoogte van in totaal € 113.442,92. Volgens Goudprijs staat vast dat [verzoeker] hiervoor verantwoordelijk is, omdat hij betrokken was bij de betreffende (negen) orders. Van enige betrokkenheid van andere medewerkers is niet gebleken. De enige verklaring is dat [verzoeker] de orders edelmetaal heeft verduisterd, althans weggenomen, aldus Goudprijs.
5.39.
[verzoeker] betwist dat hij een schadevergoeding aan Goudprijs verschuldigd is. Volgens hem is niet bewezen dat [verzoeker] zelf het edelmetaal heeft weggenomen. Van opzet of bewuste roekeloosheid is geen sprake; het wegnemen is niet door het handelen of nalaten van [verzoeker] veroorzaakt. Dit blijkt ook niet uit de logberichten of de camerabeelden. Daarbij komt dat niet alle handelingen van de betreffende orders op naam van [verzoeker] zijn gedaan. Ten aanzien van minstens zes orders (ter waarde van € 83.810,00) hebben collega’s handelingen verricht, zodat in ieder geval deze orders buiten beschouwing moeten blijven, aldus [verzoeker].
5.40.
Ook voor deze beoordeling neemt de kantonrechter alleen de vijf orders in aanmerking waarvan ook camerabeelden zijn overgelegd, omdat die beelden noodzakelijk zijn voor de beoordeling of – in combinatie met de tijdlijngegevens van de orders en het logoverzicht van het pinapparaat - aangetoond is dat [verzoeker] verantwoordelijk is voor de verdwijning van de missende edelmetalen.
5.41.
Hiervoor is reeds overwogen dat in voldoende mate vast is komen te staan dat [verzoeker] verantwoordelijk is voor de verdwijning van de edelmetalen van orders edm-103584 en edm-98501, met een totaalbedrag van € 27.394,92. Dit kan alleen maar door opzettelijk handelen zijn veroorzaakt, zodat daarmee ook vast staat dat de door Goudprijs geleden schade het gevolg is van opzet aan de zijde van [verzoeker]. Dat betekent dat [verzoeker] op grond van artikel 7:661 BW aansprakelijk is voor de schade van Goudprijs. Tot zover in de gevorderde schadevergoeding (€ 27.394,92) in ieder geval toewijsbaar.
5.42.
Alhoewel uit de feiten rondom de overige orders, anders dan uit de feiten rondom de hiervoor beschreven twee orders, zou kunnen worden afgeleid dat niet alleen [verzoeker] aansprakelijk is voor het verdwijnen van de betreffende edelmetalen, maar dat daar ook andere medewerkers bij betrokken zijn, zal [verzoeker] toch veroordeeld worden tot vergoeding van de door Goudprijs in dat kader geleden schade. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
Order edm-102907
5.43.
Ten aanzien van order edm-102907 is op een camerabeeld te zien dat [verzoeker] op 11 november 2023 om 10:37 uur achter de tablet van Goudprijs zit. Er zijn op dat moment klanten in de winkel aanwezig, maar volgens Goudprijs hadden zij niks te maken met deze order. Uit de tijdlijngegevens van 11 november 2023 blijkt dat er om 10:33 uur een order is aangemaakt en op 10:37 uur is een pinbetaling ingeboekt van € 12.136,00, beiden op naam van Goudprijs-medewerker [betrokkene 10] (hierna: [betrokkene 10]). Dit terwijl [verzoeker] op 11 november 2023 alleen op het kantoor in [plaats 2] aanwezig was; [betrokkene 10] werkte die dag op de Goudprijs-vestiging te Katwijk. Uit de logoverzichten van het pinapparaat blijkt dat een dergelijk bedrag die dag niet is gepind.
5.44.
Op een ander camerabeeld, van 18 november 2023 om 16:18 uur, is te zien dat [verzoeker] een handeling verricht op de Goudprijs-computer. Uit de tijdlijngegevens blijkt dat de orderstatus op dat moment door [verzoeker] wordt gewijzigd naar ‘afgehaald’. Dit terwijl er op het camerabeeld geen klant te zien is.
5.45.
Op de zitting heeft [verzoeker] (voor het eerst) verklaard dat het vaker voorkwam dat aan het einde van een dag nog vergeten handelingen in het systeem werden genoteerd, die feitelijk dus op een eerder moment hadden plaatsgevonden. Volgens [verzoeker] kan verder uit dit enkele camerabeeld niet de conclusie volgen dat er op dat moment geen klant in de winkel aanwezig was. Er zijn immers meerdere ruimten op het kantoor, terwijl dit camerabeeld slechts één ruimte weergeeft. Daarbij was het volgens [verzoeker] mogelijk, zo heeft [verzoeker] eerst bij de bespreking van deze order op de zitting verklaard, om vanuit een andere vestiging in te loggen in het GWK-Vision systeem, zodat volgens hem niet uit te sluiten valt dat [betrokkene 10] de handeling op 11 november heeft verricht.
Order edm-103602
5.46.
Ten aanzien van order edm-103602 is op een camerabeeld te zien dat [verzoeker] op 20 november 2023 om 12:47 uur achter de computer van Goudprijs zit. Uit de tijdlijngegevens van 20 november 2023 blijkt dat er om 12:47 uur een pinbetaling is ingeboekt van € 12.082,00, op naam van [verzoeker]. Uit het camerabeeld blijkt dat op het moment dat [verzoeker] deze handeling in het systeem invoert, geen klant in de buurt is van [verzoeker]. Uit de logoverzichten van het pinapparaat blijkt dat een dergelijk bedrag die dag niet is gepind.
5.47.
Op een ander camerabeeld, van 2 december 2023 om 10:50 uur, is te zien dat [verzoeker] op het Goudprijs-kantoor achter een computer zit met de tablet erbij. Uit de tijdlijngegevens dat moment blijkt dat de order op ‘afgehaald’ wordt gezet, op naam van Goudprijs-medewerker [betrokkene 11] (hierna: [betrokkene 11]). Dit terwijl [betrokkene 11] die dag op de Goudprijs-vestiging te Amsterdam werkzaam was.
Order edm-104322
5.48.
Ten aanzien van order edm-104322 is op een camerabeeld te zien dat [verzoeker] op 29 november 2023 om 12:23 uur achter de computer van Goudprijs zit. Uit de tijdlijngegevens van dat moment blijkt dat er een pinbetaling is ingeboekt van € 12.406,00 op naam van [betrokkene 5]. Uit het camerabeeld blijkt dat op het moment dat [verzoeker] deze handeling in het systeem invoert, geen klant in de buurt is van [verzoeker]. Uit de logoverzichten van het pinapparaat blijkt dat een dergelijk bedrag die dag niet is gepind. [betrokkene 5] was op deze dag samen met [verzoeker] werkzaam op de Goudprijs-vestiging te [plaats 2].
5.49.
Op een ander camerabeeld, van 2 december 2023 om 10:50 uur, is te zien dat [verzoeker] op het Goudprijs-kantoor achter een computer zit met de tablet erbij. Uit de tijdlijngegevens van dat moment blijkt dat de order op ‘afgehaald’ wordt gezet, op naam van [betrokkene 11]. Hij was die dag echter op een andere vestiging werkzaam.
5.50.
Ten aanzien van deze drie orders is niet uit te sluiten dat ook een ander dan [verzoeker] bij deze verduistering is betrokken. Echter, de modus operandi is in alle drie de hierboven beschreven gevallen hetzelfde. [verzoeker] zit op het moment dat een pinbetaling is ingeboekt achter een computer van Goudprijs, terwijl tegelijkertijd blijkt dat op die dagen dergelijke pinbetalingen niet zijn gedaan. Vervolgens wordt op andere dagen de orders op afgehaald gezet op de naam van een werknemer die op de betreffende dag niet in het filiaal aan het werk was. En het edelmetaal bevindt zich niet meer onder Goudprijs. De werkwijze is in feite gelijk aan de werkwijze met betrekking tot de andere twee eerste orders en het aandeel van [verzoeker] (- de kantonrechter houdt het ervoor dat het [verzoeker] is geweest die de pinbetalingen heeft ingeboekt -) is dermate omvangrijk dat [verzoeker] ook voor deze drie transacties aansprakelijk zal worden gehouden en de schade van Goudprijs moet vergoeden.
5.51.
Dat betekent dat [verzoeker] zal worden veroordeeld tot betaling aan Goudprijs van een bedrag van € 64.018,92 aan schadevergoeding ex artikel 7:661 BW. De wettelijke rente zal worden toegewezen zoals verzocht.
Schadevergoeding ex artikel 6:96 lid 2 BW
5.52.
Goudprijs verzoekt om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van onderzoekskosten van in totaal € 11.700,00. Goudprijs heeft de onderzoekskosten als volgt gespecificeerd:
  • Medewerkers van de afdeling Finance hebben onderzoek gedaan naar de orders, klanten, roosters en het pinapparaat. Zij hebben hier 80 uur aan besteed x € 50,00 (uurtarief)= € 3.200,00.
  • Medewerkers van de afdeling Beveiliging hebben de camerabeelden bestudeerd van zeven dagen. Hieraan hebben zij 70 uur besteed x € 50,00 (uurtarief) = € 3.500,00.
  • [betrokkene 3] heeft werkzaamheden verricht voor in totaal 50 uur x € 100,00 (uurtarief)= € 5.000,00.
5.53.
[verzoeker] betwist de noodzaak en de omvang van de door Goudprijs gestelde onderzoekskosten. De kosten zijn volgens [verzoeker] buitenproportioneel, niet nader onderbouwd en er worden hoge uurtarieven gehanteerd. Daarbij komt dat Goudprijs aangifte had kunnen doen bij de politie of zij had een externe deskundige kunnen inschakelen.
5.54.
De door Goudprijs gevorderde onderzoekskosten kwalificeren als kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2, aanhef en onder b, BW. Dergelijke kosten komen voor vergoeding in aanmerking als vaststaat dat er een (condicio sine qua non-)verband bestaat tussen de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en de kosten, als de kosten aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend en als de kosten redelijk zijn.
5.55.
In dit geval heeft [verzoeker] zich schuldig gemaakt aan verduistering van edelmetalen van Goudprijs. De kantonrechter is van oordeel dat Goudprijs voldoende heeft onderbouwd dát een onderzoek in dit kader noodzakelijk is geweest. De noodzaak van dit onderzoek is het gevolg van het handelen van [verzoeker], zodat de kosten hiervan voor zijn rekening komen. Echter is de kantonrechter wel met [verzoeker] van oordeel dat Goudprijs de hoogte van de gevorderde kosten onvoldoende heeft onderbouwd. De kantonrechter is van oordeel dat de gestelde bestede tijd aan de betreffende werkzaamheden van de medewerkers van de afdeling Finance onvoldoende is onderbouwd is. Daarnaast is in het geheel niet onderbouwd welke (soort) werkzaamheden [betrokkene 3] ten aanzien van het onderzoek heeft verricht, laat staan dat hij daaraan 50 uur heeft besteed. Gelet hierop ziet de kantonrechter aanleiding om in totaal 110 uur (40 uur Finance en 70 uur Beveiliging) x € 50,00 = € 5.500,00 aan onderzoekskosten toe te wijzen.
5.56.
De verzochte wettelijke rente over de onderzoekskosten wordt toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze beschikking tot de dag van volledige betaling. Hieraan ligt ten grondslag dat een deel van de verzochte kosten wordt afgewezen en Goudprijs niet heeft gesteld wanneer welke onderzoekskosten precies zijn gemaakt en per wanneer [verzoeker] daaromtrent in verzuim verkeerde.
De eindafrekening
5.57.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter om Goudprijs te veroordelen tot afgifte van een correcte eindafrekening. Goudprijs heeft niet weersproken dat zij aan [verzoeker] een eindafrekening moet verstrekken, maar zij verzoekt de kantonrechter om te bepalen dat het Goudprijs is toegestaan om de eindafrekening en het (restant)salaris van januari 2024 te verrekenen met de door [verzoeker] verschuldigde schadevergoeding. [verzoeker] heeft dit tegenverzoek niet weersproken. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de kantonrechter zowel het verzoek van [verzoeker] als het tegenverzoek van Goudprijs toewijzen.
Afgifte camerabeelden en logberichten
5.58.
Bij wijze van voorlopige voorziening heeft [verzoeker] nog verzocht om Goudprijs te veroordelen tot afgifte van de beeld- en geluidsfragmenten en de logberichten. Goudprijs voert aan dat dit verzoek moet worden afgewezen, omdat zij de door [verzoeker] verzochte stukken bij het verweerschrift reeds in het geding heeft gebracht.
5.59.
Op de zitting heeft [verzoeker] gesteld dat ondanks dat Goudprijs inmiddels een selectie van camerabeelden heeft verstrekt, [verzoeker] belang heeft bij afgifte van ‘
alle camerabeelden van de data waarop de vermeende handelingen zouden hebben plaatsgevonden’. Dit gelet op de door Goudprijs verzochte schadevergoeding. [verzoeker] baseert dit verzoek op artikel 843a Rv. Dat betekent dat hij (i) een rechtmatig belang moet hebben bij afgifte van (ii) bepaalde stukken (iii) aangaande een rechtsbetrekking waarin hij partij is.
5.60.
Na afweging van de belangen van partijen komt de kantonrechter tot het oordeel dat het verzoek zal worden afgewezen. Redengevend hiervoor is dat [verzoeker] onvoldoende heeft onderbouwd waarom hij na de overlegging bij het verweerschrift van de in eerste instantie door hem verzochte stukken, belang heeft bij het verzoek dat hij op de zitting heeft gedaan om Goudprijs te veroordelen ‘alle camerabeelden van de data waarop de vermeende handelingen hebben plaatsgevonden’ over te leggen. De wel overgelegde beelden tonen immers het handelen van [verzoeker] op het moment dat volgens Goudprijs de verduistering/ vervreemding heeft plaatsgevonden, i.c. het handelen waarop het ontslag op staande voet en de vordering tot veroordeling tot betaling van schadevergoeding is gegrond. De kantonrechter ziet daarom niet in welk belang [verzoeker] heeft bij inzage in alle overige camerabeelden van de bewuste data. Daarnaast is het verzoek van [verzoeker] onvoldoende bepaald.
Conclusie en proceskosten
5.61.
De conclusie is dat de verzoeken van [verzoeker] grotendeels worden afgewezen en de tegenverzoeken van Goudprijs deels worden toegewezen.
5.62.
De proceskosten van zowel de zaak van het verzoek als de zaak van het tegenverzoek komen voor rekening van [verzoeker], omdat hij (in beide zaken) grotendeels ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
6.1.
veroordeelt Goudprijs tot afgifte aan [verzoeker] van een correcte eindafrekening;
6.2.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Goudprijs tot en met vandaag vaststelt op € 814,00 aan salaris gemachtigde;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
het tegenverzoek
6.5.
verklaart voor recht dat Goudprijs geen transitievergoeding verschuldigd is aan [verzoeker] op grond van artikel 7:673 lid 7 onder c BW;
6.6.
veroordeelt [verzoeker] om aan Goudprijs te betalen € 64.018,92 aan schadevergoeding ex artikel 7:661 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
6.7.
veroordeelt [verzoeker] om aan Goudprijs te betalen € 5.865,45 bruto aan gefixeerde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
6.8.
veroordeelt [verzoeker] om aan Goudprijs te betalen € 5.500,00 aan onderzoekskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de 15e dag na betekening van deze beschikking tot de dag van volledige betaling;
6.9.
bepaalt dat het Goudprijs is toegestaan om de eindafrekening en het (restant)salaris van januari 2024 van [verzoeker] te verrekenen met de door [verzoeker] aan Goudprijs verschuldigde schadevergoeding;
6.10.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Goudprijs tot en met vandaag vaststelt op € 814,00 aan salaris gemachtigde;
6.11.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.12.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en op 8 mei 2024 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Hoge Raad 30 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:1008.
2.Hoge Raad 30 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:1008.