Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 mei 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
Energiepark Uitgeest B.V.uit Uitgeest (vergunninghouder; gemachtigde: mr. E.C.W. van der Poel).
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Op 15 december 2022 heeft de gemeenteraad op grond van artikel 2.27 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 6.5 van het Besluit omgevingsrecht besloten een ontwerpverklaring van geen bedenkingen af te gegeven. Daarbij heeft de raad gelijktijdig besloten de afgifte van de definitieve verklaring van geen bedenkingen te mandateren aan verweerder, tenzij er zienswijzen zouden worden ingediend.
Op 27 februari 2023 heeft verweerder de omgevingsvergunning verleend.
Hoewel het wel zo netjes van verweerder was geweest als eiser was meegedeeld dat zijn zienswijze te vroeg was, volgt de rechtbank eisers stelling niet. Daartoe zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang. In het e-mailbericht van 23 maart 2022 waar eiser naar verwijst, staat inderdaad niet veel meer dan dat eiser zijn bezwaren tegen de omgevingsvergunning kenbaar kan maken door het indienen van een zienswijze. Deze e-mail staat echter niet op zichzelf. Een dag eerder heeft eiser een uitgebreidere e-mail ontvangen, waarin een duidelijk verband is gelegd tussen de terinzagelegging van het ontwerpbesluit en de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. Ter zitting heeft verweerder toegelicht ook nog telefonisch contact met eiser te hebben gehad om de procedure toe te lichten. Eiser heeft weliswaar verklaard zich dit niet te kunnen herinneren, maar verweerder heeft daartegenover gesteld dat er een notitie is van dit gesprek en de rechtbank ziet geen reden om hieraan te twijfelen. Eiser is ook aanwezig geweest bij een voorlichtingsavond over het plan tot het realiseren van het zonnepark. Verder is in de publicatie van de terinzagelegging van het ontwerpbesluit vermeld dat het mogelijk is een zienswijze in te dienen in de periode dat het ontwerpbesluit ter inzage ligt. Naar het oordeel van de rechtbank is de tekst op de ontvangstbevestiging die eiser kreeg bij de indiening van zijn zienswijze te algemeen om in de hiervoor geschetste omstandigheden aan te nemen dat eiser niet langer zelf verantwoordelijk was om de besluitvorming over de aanvraag verder te volgen en stappen te ondernemen als hij het daarmee niet eens was. Eiser was immers niet alleen, zoals hij zelf ook verklaart, een betrokken tegenstander van het zonnepark, hij was ook juist voorgelicht over de procedure en er was geen grond om aan te nemen dat er al een ontwerpbesluit was. De rechtbank volgt ook niet eisers stelling dat uit de verklaringen van de wethouder in de krant kan worden afgeleid dat verweerder al die tijd op de hoogte was van de zienswijze en dat hij die bewust ongenoemd heeft gelaten. In het artikel staat dat de wethouder de zienswijze ongenoemd heeft gelaten, maar daaruit is niet op te maken dat hij wel met de zienswijze bekend was en die bewust ongenoemd heeft gelaten.
De conclusie is dat het te vroeg indienen van de zienswijze in dit geval niet verschoonbaar is en dat verweerder de zienswijze niet bij zijn besluitvorming heeft hoeven te betrekken. De beroepsgrond slaagt niet.