In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, staat de aansprakelijkheid van de aannemer voor een gebrekkige dakopbouw centraal. De eisende partijen, [eisers], hebben de aannemer, [gedaagde 1], aansprakelijk gesteld voor de gebreken aan de dakopbouw die niet conform de verleende omgevingsvergunning zou zijn uitgevoerd. De rechtbank heeft in een tussenvonnis geoordeeld dat de herstelkosten die door de eisers zijn gemaakt grotendeels toewijsbaar zijn. Voor de nog niet verholpen gebreken heeft de rechtbank besloten een deskundige te benoemen om de situatie te beoordelen.
De procedure begon met een dagvaarding op 20 oktober 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 27 maart 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers een aannemingsovereenkomst hebben gesloten met [gedaagde 1] voor de realisatie van een dakopbouw. De werkzaamheden zijn uitgevoerd door [gedaagde 2], die als onderaannemer fungeerde. De eisers hebben verschillende gebreken aan de dakopbouw gemeld, waaronder constructieve tekortkomingen en niet-conforme uitvoering. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers tegen [gedaagde 2] afgewezen, omdat niet voldoende bewijs was geleverd dat [gedaagde 2] als contractpartij kan worden aangemerkt.
De rechtbank heeft de vorderingen tegen [gedaagde 1] gedeeltelijk toegewezen, waarbij een bedrag van € 6.382,78 aan herstelkosten is toegewezen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verjaringstermijn voor de vorderingen niet was verstreken, omdat de eisers de aannemer herhaaldelijk in de gelegenheid hebben gesteld om de gebreken te verhelpen. De zaak is aangehouden voor het benoemen van een deskundige die de gebreken zal onderzoeken en de herstelkosten zal inschatten.