Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procedure
Ter zitting heeft [vertegenwoordiger van de raad] - met toestemming van de rechtbank - gebeld met [coördinator] , coördinator van de Raad voor de Kinderbescherming in Internationale Kinderontvoeringszaken Den Haag, tevens zittingsvertegenwoordiger.
2.Feiten
3.Beoordeling
- op 4 januari 2024 heeft de man op het kantoor van het leger des Heils omgang met de kinderen gehad, wat positief is verlopen; op 12 januari 2024 is een positief verlopen belcontact tussen de man en de kinderen geweest. Er zijn afspraken gemaakt voor belcontact zolang de kinderen in Nederland verblijven;
- de man heeft bevestigd dat de vrouw met de kinderen twee maanden in zijn woning mogen verblijven;
- de vrouw heeft gezegd dat ze uiterlijk 12 februari 2024 in Frankrijk zal zijn. Als de politie vragen heeft kan zij de beschikking van het gerechtshof laten zien. Ook kan [coördinator] van de Raad voor de Kinderbescherming gebeld worden;
- de vrouw heeft op 9 februari 2024 een foto aan de jeugdbescherming en de Raad voor de Kinderbescherming gestuurd (ten bewijze) dat zij met de kinderen in Frankijk is, en dat zij zich heeft gemeld bij de Franse politie;
- de Centrale Autoriteit is op de hoogte van de situatie en de Franse jeugdbescherming zet hulpverlening in zodra de kinderen in Frankrijk zijn.
in spoedeisende gevallen hebben, zelfs wanneer het gerecht van een andere lidstaat ten gronde bevoegd is, de gerechten van een lidstaat de bevoegdheid om voorlopige en bewarende maatregelen te nemen voorzien in het recht van die lidstaat betreffende een kind dat zich in die lidstaat bevindt.Nederland en Frankrijk zijn lidstaten. De rechter kan in het kader van een echtscheidingsprocedure bij spoedeisend belang een voorlopige voorziening treffen. De vrouw heeft op 23 februari 2024 verzocht om bij wijze van voorlopige voorziening de minderjarigen aan haar toe te vertrouwen. Zij heeft gesteld dat zij daarbij een spoedeisend belang heeft. De rechtbank stelt daarom vast dat zij op het moment van indiening van het verzoekschrift bevoegd was om naar Nederlands recht te oordelen over het onderhavige verzoek, omdat de minderjarigen op dat moment in Nederland verbleven. De omstandigheid dat de kinderen op 8 maart 2024 zijn teruggekeerd naar Frankrijk, het land van hun gewone verblijfplaats, wijzigt die bevoegdheid niet.
De rechtbank is met de Raad van oordeel dat het na de gebeurtenissen van het afgelopen jaar in het belang van de kinderen is dat zij (voorlopig) rust krijgen. Zij wonen nu weer bij de man in hun vertrouwde woonplaats.
Het gerechtshof Den Haag heeft in zijn beschikking van 25 januari 2024 onder meer overwogen dat niet is gebleken dat er een ernstig risico bestaat dat de kinderen door hun terugkeer naar Frankrijk worden blootgesteld aan een lichamelijk of geestelijk gevaar, dan wel dat zij op enigerlei andere wijze in een ondragelijke toestand zullen worden gebracht of dat teruggeleiding van de kinderen naar Frankrijk in strijd is met hun belang zoals bedoeld in het EVRM en het IVRM. Uit de beschikking blijkt verder dat in Frankrijk al geruime tijd (intensieve) hulpverlening bij het gezin betrokken was, dat de man zich bereid heeft verklaard weer hulpverlening voor de kinderen te accepteren en dat de Raad de hulpverlening in Frankrijk zal benaderen voor een ‘warme overdracht’. Op grond hiervan is het hof ervan uitgegaan dat bij terugkeer van de minderjarigen in Frankrijk adequate voorzieningen aanwezig zullen zijn.
Uit voormelde Voorlopige Voogdij (eind)rapportage van het Leger des Heils van 15 februari 2024 en de informatie van [coördinator] ter zitting blijkt dat de Franse autoriteiten zijn geïnformeerd over de noodzaak tot hulpverlening voor de kinderen én dat zij dit hebben opgepakt. Uit voormelde beschikking blijkt verder dat het gerechtshof van oordeel is dat de man er voldoende blijk van heeft gegeven dat hij zich de belangen van de kinderen altijd heeft aangetrokken, zodat ervan kan worden uitgegaan dat hij het gezag over hen daadwerkelijk heeft uitgeoefend. Verder blijkt uit de beschikking dat de man zijn moeder en zuster bereid heeft gevonden hem (bij afwezigheid van de vrouw) te ondersteunen bij de opvoeding en verzorging van de kinderen. De man heeft ook verklaard dat hij een taxibedrijf is begonnen zodat hij zijn werk kan uitoefenen in de tijd dat de kinderen op school zitten. Mede op grond van deze omstandigheden heeft het gerechtshof de terugkeer van de kinderen naar Frankrijk gelast, in die zin dat het gerechtshof de gelijkluidende beschikking van de rechtbank van 13 december 2023 heeft bekrachtigd.