ECLI:NL:RBNHO:2024:4790

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
C/15/349596 / FA RK 24-950
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot toevertrouwing van kinderen aan moeder na internationale kinderontvoering

In deze zaak heeft de moeder, een Nederlandse vrouw, haar kinderen zonder toestemming van de Franse vader meegenomen van Frankrijk naar Nederland. De Nederlandse rechter heeft eerder gelast dat de kinderen terug naar Frankrijk moesten. De moeder verzoekt nu om de toevertrouwing van de kinderen aan haar, terwijl de kinderen inmiddels weer bij de vader in Frankrijk verblijven. De rechtbank oordeelt dat de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen over het verzoek, ondanks de terugkeer van de kinderen naar Frankrijk. De rechtbank overweegt dat het in het belang van de kinderen is dat zij rust krijgen en bij de vader blijven tot de bodemrechter beslist over de echtscheiding en de zorg voor de kinderen. De rechtbank wijst het verzoek van de moeder af, met de overweging dat de kinderen in Frankrijk adequate zorg en hulpverlening ontvangen. De moeder heeft recht op contact met de kinderen, en de Raad voor de Kinderbescherming biedt aan om te helpen bij het herstel van dit contact.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
voorlopige voorzieningen
zaak-/rekestnr.: C/15/349596 / FA RK 24-950
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 15 mei 2024
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. A.C. Mens, kantoorhoudende te Hoofddorp,
tegen
[de man],
wonende te [plaats] , Frankrijk,
hierna te noemen: de man.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 22 februari 2024.
1.2.
De man heeft geen verweerschrift ingediend.
1.3.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 1 mei 2024 in aanwezigheid van de vrouw, bijgestaan door mr. Mens.
Tevens was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
Ter zitting heeft [vertegenwoordiger van de raad] - met toestemming van de rechtbank - gebeld met [coördinator] , coördinator van de Raad voor de Kinderbescherming in Internationale Kinderontvoeringszaken Den Haag, tevens zittingsvertegenwoordiger.
De man, hoewel behoorlijk opgeroepen, is niet verschenen.

2.Feiten

2.1.
Partijen zijn op [huwelijksdatum] in [plaats] , België met elkaar gehuwd.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] in [plaats] , Frankrijk,
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Frankrijk,
- [de minderjarige 3] , [geboortedatum] te [plaats] , Frankrijk,
- [de minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Frankrijk,
- [de minderjarige 5] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , Frankrijk.
2.3.
de ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
2.4.
De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit, de man heeft de Armeense en de Franse nationaliteit, de kinderen hebben de Nederlandse en de Franse nationaliteit.
2.5.
Partijen waren als gezin woonachtig in [plaats] , Frankrijk. De grootvader (moederszijde) heeft de oudste drie kinderen in Frankrijk opgehaald voor een vakantie in Nederland en niet op de afgesproken dag teruggebracht; de vrouw is op 21 juli 2023 met de jongste kinderen zonder toestemming van de man naar Nederland gereisd. De vrouw en de kinderen stonden sinds 23 augustus 2023 ingeschreven in [plaats] . De vrouw en de kinderen staan sinds 12 januari 2024 ingeschreven in [plaats] , gemeente [gemeente] .
2.6.
Bij beschikking van de rechtbank Den Haag van 13 december 2023 is op verzoek van de man van 10 oktober 2023 de terugkeer van genoemde minderjarigen naar Frankrijk gelast, uiterlijk op 2 januari 2024, met bevel dat, indien de vrouw nalaat de minderjarigen terug te brengen naar Frankrijk, zij de minderjarigen aan de man zal afgeven uiterlijk op 2 januari 2024, opdat de man de minderjarigen zelf mee terug kan nemen naar Frankrijk.
2.7.
Bij beschikking van het gerechtshof Den Haag van 25 januari 2024 is voormelde beschikking van de rechtbank Den Haag van 13 december 2023 bekrachtigd, met dien verstande dat het hof de terugkeer van de minderjarigen naar Frankrijk, dan wel de afgifte van de minderjarigen aan de man heeft gelast per 12 februari 2024.

3.Beoordeling

3.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat de minderjarigen aan haar worden toevertrouwd.
De vrouw stelt daartoe het volgende. Zij woonde met haar gezin in Frankrijk. Haar relatie met de man was al lange tijd slecht. Volgens de vrouw heeft de man haar mishandeld en bedreigd, waarvan zij in 2019 en in 2023 in Frankrijk aangifte heeft gedaan. De vrouw heeft zich in 2023 samen met de kinderen bij haar familie in [plaats] gevestigd. Zij heeft zich in januari 2024 samen met de kinderen ingeschreven in de gemeente [gemeente] . Zij is voornemens in Nederland de echtscheiding aanhangig te maken. Volgens de vrouw is zij altijd de hoofdverzorgster van de kinderen geweest, omdat de man altijd weg was voor zijn werk. Zij en de kinderen willen niet terugkeren naar de man in Frankrijk. De kinderen zijn hier in Nederland veilig en gaan naar school. De vrouw heeft een bijstandsuitkering en toeslagen aangevraagd. Het is daarom in het belang van de kinderen dat zij aan haar worden toevertrouwd, aldus de vrouw.
De vrouw stelt verder dat zij naar aanleiding van het bepaalde in de beschikking van het gerechtshof Den Haag van 25 januari 2024 op 9 februari 2024 samen met de kinderen is teruggekeerd naar Frankrijk en dat zij zich aldaar heeft gemeld bij de politie in [plaats] . Zij heeft daarbij wederom aangifte gedaan van geweld en chantage door de man. De vrouw heeft zich ook bij de vrouwenopvang in [plaats] aangemeld, waar zij op de wachtlijst is geplaatst. De vrouw stelt dat de politie in [plaats] haar geadviseerd heeft met de kinderen naar familie in Nederland terug te keren, aangezien de vrouwenopvang geen plaats heeft, de vrouw niet naar de man wil terugkeren en zij verder geen familie en/of vrienden in Frankrijk heeft. De politie heeft gezegd dat zij geen toestemming van een gezaghebbende ouder nodig heeft om naar het buitenland te reizen en aldaar te verblijven nu zij zich in Frankrijk heeft gemeld, aldus de vrouw. De vrouw legt ter onderbouwing een proces-verbaal van aangifte van de politie te [plaats] van 9 februari 2024 over, alsmede een verklaring van de vrouwenopvang te [plaats] van 9 februari 2024 betreffende de aanmelding en de plaatsing op de wachtlijst.
3.2.
Bij de stukken bevindt zich het Voorlopige Voogdij (eind)rapportage van het Leger des Heils van 15 februari 2024 betreffende de afsluiting van de voorlopige voogdij over voornoemde kinderen, uitgesproken voor de periode van 4 februari 2024 tot en met 4 maart 2024. Uit deze rapportage blijkt dat de voorlopige voogdij geldt tot het moment dat de beslissing tot teruggeleiding ten uitvoer is gelegd en dat deze maatregel is beëindigd omdat de kinderen met de moeder op 9 februari 2024 terug in Frankrijk zijn. Verder blijkt uit het verslag nog het volgende (samengevat):
  • op 4 januari 2024 heeft de man op het kantoor van het leger des Heils omgang met de kinderen gehad, wat positief is verlopen; op 12 januari 2024 is een positief verlopen belcontact tussen de man en de kinderen geweest. Er zijn afspraken gemaakt voor belcontact zolang de kinderen in Nederland verblijven;
  • de man heeft bevestigd dat de vrouw met de kinderen twee maanden in zijn woning mogen verblijven;
  • de vrouw heeft gezegd dat ze uiterlijk 12 februari 2024 in Frankrijk zal zijn. Als de politie vragen heeft kan zij de beschikking van het gerechtshof laten zien. Ook kan [coördinator] van de Raad voor de Kinderbescherming gebeld worden;
  • de vrouw heeft op 9 februari 2024 een foto aan de jeugdbescherming en de Raad voor de Kinderbescherming gestuurd (ten bewijze) dat zij met de kinderen in Frankijk is, en dat zij zich heeft gemeld bij de Franse politie;
  • de Centrale Autoriteit is op de hoogte van de situatie en de Franse jeugdbescherming zet hulpverlening in zodra de kinderen in Frankrijk zijn.
3.3.
Ter zitting heeft de vrouw gemeld dat de politie samen met het Leger des Heils de kinderen op 8 maart 2024 bij haar thuis heeft opgehaald. De kinderen verblijven sindsdien bij de man in [plaats] . De vrouw verblijft nog in [plaats] , bij een tante. Zij wil niet terugkeren naar Frankrijk uit angst voor huiselijk geweld. Bovendien woont haar familie in Nederland. In Frankrijk heeft zij geen familie of kennissen, omdat de man haar geïsoleerd hield. De vrouw heeft inmiddels bij deze rechtbank een echtscheidingsverzoek ingediend. Zij wil geen echtscheidingsprocedure in Frankrijk beginnen, omdat zij daar vanwege haar woonplaats in Nederland geen recht meer heeft op rechtsbijstand en zij niet uit eigen middelen rechtsbijstand kan voldoen. Volgens de vrouw wil de man in Frankrijk geen echtscheidingsverzoek indienen. Hij bedreigt haar en haar familie omdat hij wil dat ze naar hem terugkeert om voor de kinderen te zorgen. De vrouw heeft sinds het vertrek van de kinderen naar Frankrijk geen contact met hen gehad.
De vrouw stelt dat haar in Frankrijk een boete is opgelegd, omdat zij de kinderen zonder toestemming van de man heeft meegenomen naar Nederland.
3.4.
Volgens mevrouw Regout kent de Raad voor de Kinderbescherming de zaak goed. De Raad zou een voorlopige ondertoezichtstelling hebben verzocht als de kinderen nog in Nederland zouden verblijven. De Raad stelt vragen bij de ontvankelijkheid van de vrouw en de bevoegdheid van de rechtbank. [vertegenwoordiger van de raad] wijst erop dat de kinderen in Frankrijk zijn opgegroeid en dat de vrouw een eenzijdig beeld schetst. In de teruggeleidingsprocedure is een bijzondere curator benoemd om de kinderen een stem te geven. De kinderen reageerden wisselend op hun verblijf in Nederland. De ene miste zijn vriendjes in Frankrijk, de andere wilde graag bij de grootouders in Nederland blijven en de oudste maakte zich zorgen om zijn moeder. De kinderen lieten zich niet negatief uit over hun ouders. De Raad meent dat de echtscheidingsprocedure en de daarin te nemen beslissing over de kinderen in Frankrijk gevoerd moet worden.
3.5.
[coördinator] licht (per telefoonverbinding) toe dat zij in de procedure tot teruggeleiding van de kinderen naar Frankrijk bij de zaak betrokken is geweest. Dat betreft een ordemaatregel, waarin wordt beslist of kinderen in het andere land mogen blijven of dat ze moeten terugkeren naar het land van hun gewone verblijfplaats. In de onderhavige zaak is beslist dat kinderen moeten terugkeren naar Frankrijk, hun gewone verblijfplaats. [coördinator] wijst erop dat het gerechtshof in zijn beslissing heeft overwogen dat in de bodemzaak de Franse rechter bevoegd is. Alle procedures rond de kinderen starten immers na de ontvoering.
Volgens [coördinator] zijn er veel spanningen tussen partijen. De Franse autoriteiten hebben de zorgmelding van de Raad opgepakt. De Raad vond het in het belang van de kinderen dat zij zouden terugkeren naar Frankrijk. Ook Frankrijk is partij bij het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 en de Verordening Brussel IIter geldt daar ook. [coördinator] wijst erop dat de man is gekwetst door de ontvoering van de kinderen en dat het de keuze van de vrouw is om in Nederland te blijven. Volgens de Raad denken partijen onvoldoende aan het belang van hun kinderen. Het is belangrijk dat de vrouw contact met de kinderen heeft. De vrouw weet dat in Frankrijk ook veiligheidsgaranties gegeven kunnen worden en daar zijn ook “Blijfhuizen”. [coördinator] heeft begrip voor de wens van de vrouw om in Nederland te blijven, maar de Raad is er voor het belang van de kinderen. De Raad stelt vast dat er de afgelopen periode veel met de kinderen is gesold en dat het nu in hun belang is dat zij op een vaste plek blijven totdat de bodemrechter beslist. [coördinator] biedt aan namens de vrouw bij de Centrale Autoriteit te informeren naar het welzijn van de kinderen.
3.6.
Mr. Mens stelt dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 11 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag bevoegd is om over het verzoek te oordelen, ondanks dat de kinderen zonder toestemming van de man in Nederland verbleven. De peildatum voor de bevoegdheid is volgens hem 23 februari 2024, de datum indiening verzoekschrift. Mr. Mens stelt verder dat de Nederlandse rechter op grond van artikel 3 van de Verordening Brussel IIter bevoegd is om over het echtscheidingsverzoek te oordelen, aangezien de vrouw de Nederlandse nationaliteit heeft en hier al langer dan zes maanden verblijft. Op grond van artikel 8 van genoemde verordening is de Nederlandse rechter ook bevoegd ten aanzien van de kinderen, zo wordt gesteld.
3.7.
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 15 lid 1 en onder a van de Verordening Brussel IIter luidt:
in spoedeisende gevallen hebben, zelfs wanneer het gerecht van een andere lidstaat ten gronde bevoegd is, de gerechten van een lidstaat de bevoegdheid om voorlopige en bewarende maatregelen te nemen voorzien in het recht van die lidstaat betreffende een kind dat zich in die lidstaat bevindt.Nederland en Frankrijk zijn lidstaten. De rechter kan in het kader van een echtscheidingsprocedure bij spoedeisend belang een voorlopige voorziening treffen. De vrouw heeft op 23 februari 2024 verzocht om bij wijze van voorlopige voorziening de minderjarigen aan haar toe te vertrouwen. Zij heeft gesteld dat zij daarbij een spoedeisend belang heeft. De rechtbank stelt daarom vast dat zij op het moment van indiening van het verzoekschrift bevoegd was om naar Nederlands recht te oordelen over het onderhavige verzoek, omdat de minderjarigen op dat moment in Nederland verbleven. De omstandigheid dat de kinderen op 8 maart 2024 zijn teruggekeerd naar Frankrijk, het land van hun gewone verblijfplaats, wijzigt die bevoegdheid niet.
3.8.
De vrouw handhaaft haar verzoek, ook nu de kinderen zijn teruggekeerd naar Frankrijk.
De rechtbank is met de Raad van oordeel dat het na de gebeurtenissen van het afgelopen jaar in het belang van de kinderen is dat zij (voorlopig) rust krijgen. Zij wonen nu weer bij de man in hun vertrouwde woonplaats.
Het gerechtshof Den Haag heeft in zijn beschikking van 25 januari 2024 onder meer overwogen dat niet is gebleken dat er een ernstig risico bestaat dat de kinderen door hun terugkeer naar Frankrijk worden blootgesteld aan een lichamelijk of geestelijk gevaar, dan wel dat zij op enigerlei andere wijze in een ondragelijke toestand zullen worden gebracht of dat teruggeleiding van de kinderen naar Frankrijk in strijd is met hun belang zoals bedoeld in het EVRM en het IVRM. Uit de beschikking blijkt verder dat in Frankrijk al geruime tijd (intensieve) hulpverlening bij het gezin betrokken was, dat de man zich bereid heeft verklaard weer hulpverlening voor de kinderen te accepteren en dat de Raad de hulpverlening in Frankrijk zal benaderen voor een ‘warme overdracht’. Op grond hiervan is het hof ervan uitgegaan dat bij terugkeer van de minderjarigen in Frankrijk adequate voorzieningen aanwezig zullen zijn.
Uit voormelde Voorlopige Voogdij (eind)rapportage van het Leger des Heils van 15 februari 2024 en de informatie van [coördinator] ter zitting blijkt dat de Franse autoriteiten zijn geïnformeerd over de noodzaak tot hulpverlening voor de kinderen én dat zij dit hebben opgepakt. Uit voormelde beschikking blijkt verder dat het gerechtshof van oordeel is dat de man er voldoende blijk van heeft gegeven dat hij zich de belangen van de kinderen altijd heeft aangetrokken, zodat ervan kan worden uitgegaan dat hij het gezag over hen daadwerkelijk heeft uitgeoefend. Verder blijkt uit de beschikking dat de man zijn moeder en zuster bereid heeft gevonden hem (bij afwezigheid van de vrouw) te ondersteunen bij de opvoeding en verzorging van de kinderen. De man heeft ook verklaard dat hij een taxibedrijf is begonnen zodat hij zijn werk kan uitoefenen in de tijd dat de kinderen op school zitten. Mede op grond van deze omstandigheden heeft het gerechtshof de terugkeer van de kinderen naar Frankrijk gelast, in die zin dat het gerechtshof de gelijkluidende beschikking van de rechtbank van 13 december 2023 heeft bekrachtigd.
3.9.
Nu in de onderhavige procedure niet is gesteld of gebleken dat de situatie van de kinderen na hun terugkeer in Frankrijk in belangrijke mate afwijkt dan waarvan het gerechtshof is uitgegaan, acht de rechtbank het - evenals de Raad - in het belang van de kinderen dat zij bij de man kunnen blijven tot de bodemrechter definitief beslist bij welke ouder zij zullen wonen en opgroeien. Dit leidt ertoe dat het verzoek - gelet op het belang van de kinderen - zal worden afgewezen.
Dit neemt niet weg dat de kinderen een groot belang hebben bij contact met hun moeder. De kinderen zijn nog erg jong en zijn waarschijnlijk (vooral) afhankelijk van haar. Het ophalen van de kinderen door de politie en het vervolgens abrupt verbreken van het contact met hun moeder zal een traumatische ervaring voor hen zijn geweest. De Raad heeft de moeder aangeboden te willen helpen om navraag naar de situatie van de kinderen te doen. De rechtbank gaat er vanuit dat de Raad ook behulpzaam kan zijn bij het herstel van contact tussen de vrouw en de kinderen op een manier die de vrouw voor zichzelf veilig acht.

4.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Stefels, rechter, in tegenwoordigheid van M. Struijk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2024. Bij afwezigheid van mr. Stefels, getekend door mr. T.M. van Wassenaer-Westgeest, rechter.
Tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open.