6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte is – bewapend met onder meer een hamer, een mes, tie-wraps en ducttape – de woning van de aangeefster binnengedrongen en heeft direct fors geweld toegepast. De aangeefster werd door de verdachte tegen haar hoofd geslagen en met een hamer meerdere malen op haar benen geslagen. De aangeefster werd door de verdachte gedwongen om naar de zolder te gaan, waarbij hij haar opnieuw heeft geslagen en ook een mes in zijn handen heeft gehad. Uiteindelijk is de aangeefster zo’n zeven minuten van haar vrijheid beroofd geweest. Er mag van geluk worden gesproken dat de fysieke gevolgen uiteindelijk beperkt zijn gebleven tot een hersenschudding, verschillende blauwe plekken en (nog steeds bestaand) letsel aan de duim.
De verdachte heeft door het plegen van deze strafbare feiten een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de aangeefster. Hij heeft door zijn ongeremd agressieve gedrag een zeer onveilige en beangstigende situatie voor de aangeefster gecreëerd. Zij werd geconfronteerd met een ex-echtgenoot die buiten zinnen was en haar woning binnendrong. De eigen woning is bij uitstek de plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Het handelen van de verdachte heeft een enorme impact gehad op de aangeefster, zoals ook blijkt uit een slachtofferverklaring die namens haar door haar advocaat op de zitting is voorgelezen. Tot op de dag van vandaag ondervindt zij van het handelen van de verdachte nog de fysieke en psychische gevolgen.
Tenslotte rekent de rechtbank het de verdachte zwaar aan dat zijn minderjarige dochter getuige moest zijn van zijn handelen en dat haar, voor de verdachte onverwachte, aanwezigheid hem niet tot bezinning deed komen. De dochter heeft zich uit angst opgesloten in de badkamer en heeft daar 112 gebeld. Ook voor zijn dochter moet de staat van zijn en zijn handelen zeer beangstigend zijn geweest.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 29 november 2023, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van gewelds- en vermogensdelicten is veroordeeld. Deze veroordelingen zijn van lang geleden en zullen door de rechtbank niet bij de straftoemeting worden betrokken;
- het over de verdachte uitgebrachte psychologisch rapport van 13 februari 2024;
- het over de verdachte uitgebrachte psychiatrisch rapport van 12 februari 2024;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 15 april 2024 van [reclasseringswerker]
(als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland)
.
De psycholoog en de psychiater komen tot de conclusie dat er geen sprake is geweest van een (psychische) stoornis die van invloed is geweest op het tenlastegelegde. Geadviseerd wordt de verdachte volledig toerekeningsvatbaar te verklaren voor de door hem gepleegde feiten, indien bewezen verklaard. In verband met het ontbreken van een stoornis kan geen gewogen uitspraak worden gedaan over het risico op recidive. De deskundigen achten geen indicatie aanwezig voor een behandeling in strafrechtelijk kader. Wel wordt een reclasseringstoezicht aanbevolen, gezien de verschillende psychosociale problemen van de verdachte en zijn beperkte coping vaardigheden.
De reclassering concludeert dat er sprake is van een instabiele leefsituatie. Na zijn invrijheidstelling kan de verdachte bij zijn zoon verblijven, maar beschikt hij niet over een vaste woonruimte. Daarnaast is er sprake van financiële problematiek en van een zorgelijke gezinssituatie, nu hij diverse minderjarige kinderen deelt met de aangeefster. Dit classificeert de reclassering als risico verhogende factoren.
Nu de verdachte niet openstaat voor behandeling gericht op het reguleren van zijn emoties in voor hem risicovolle situaties, waarin hij onrechtvaardigheid voelt, en evenmin en evenmin voor hulp gericht op het stabiliseren van zijn praktische leefsituatie, ziet de reclassering geen mogelijkheden om in te zetten op gedragsverandering om zo het recidiverisico te beperken. Een reclasseringstoezicht in onderhavige zaak kan enkel een controlerende functie hebben in de vorm van elektronische monitoring (EM) met slachtofferbescherming. Hier staat de verdachte wel voor open. De reclassering adviseert daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, contactverbod met de aangeefster en een locatieverbod met elektronische monitoring.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank tenslotte rekening met de proceshouding van de verdachte. Hij heeft ter terechtzitting meermalen aangegeven dat hij spijt heeft en dat hij niet zo had moeten handelen. De verdachte heeft op de terechtzitting aangegeven dat hij nonchalant en nors kan overkomen, maar dat hij open staat voor alle trainingen en hulp. Hij vreest dat dit bij de reclassering onjuist is overgekomen. Ook heeft hij aangegeven dat hij zich aan het contact- en locatieverbod zal houden.
Op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van zestien (16) maanden, met aftrek van voorarrest, moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat zes (6) maanden daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank het opleggen van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden noodzakelijk, met uitzondering van de verplichting tot elektronische monitoring. Dat deze zware maatregel noodzakelijk is, is de rechtbank onvoldoende gebleken. De rechtbank acht het wel, gelet op het advies van de deskundigen ook noodzakelijk dat de verdachte een ambulante behandeling in een door de reclassering aan te wijzen instelling zal ondergaan, waarbij aandacht wordt besteed aan agressieregulatie en coping vaardigheden. Nu de verdachte zich ter zitting bereid heeft verklaard hieraan mee te werken, zal de rechtbank dit als aanvullende bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk strafdeel te verbinden.
De voorwaarde van het locatieverbod zoals nu geformuleerd door de reclassering met behulp van een straal van 5 km op de landkaart is voor de politie moeilijk te handhaven.
De rechtbank zal daarom, in verband met een betere handhaving, bepalen dat het locatieverbod geldt voor de gehele gemeente Dijk en Waard.
Dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen, of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam, is de rechtbank niet gebleken. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat de verdachte een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd krijgt en geen concrete aanwijzingen bestaan dat de verdachte – bij vrijlating – opnieuw de fout in zou gaan. De rechtbank ziet dan ook geen reden om de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden te gelasten.
Gelet op het voorgaande, evenals de omstandigheid dat een locatie- en contactverbod als bijzondere voorwaarden worden opgelegd, ziet de rechtbank ook geen reden om een 38v Sr maatregel op te leggen. Evenmin zal de rechtbank de gevorderde gedragsbeïnvloedende maatregel zoals bedoeld in 38z Sr opleggen, nu de ambulante behandeling al als bijzondere voorwaarde aan een voorwaardelijk strafdeel zal worden verbonden.