ECLI:NL:RBNHO:2024:4600

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
15/083415-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afdreiging van meerdere slachtoffers door bedreiging met openbaarmaking van seksueel getint materiaal

Op 7 mei 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan afdreiging van zeven slachtoffers. De verdachte heeft in de periode van 30 december 2021 tot en met 25 april 2023, in verschillende Nederlandse steden, slachtoffers onder druk gezet door te dreigen seksueel getinte beelden openbaar te maken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de slachtoffers heeft gedwongen tot het afgeven van geldbedragen en andere goederen, door hen te bedreigen met de openbaarmaking van gevoelige informatie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook de impact van de afdreiging op de slachtoffers in overweging genomen, waarbij de slachtoffers aangaven dat zij nog steeds angst ervaren en moeite hebben met vertrouwen. De rechtbank heeft de verdachte ook een contactverbod opgelegd met de slachtoffers en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoedingen zijn vastgesteld voor de geleden materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling van een schadevergoedingsmaatregel aan de Staat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/083415-23 (P)
Uitspraakdatum: 7 mei 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 4 september 2023, 20 november 2023, 5 februari 2024 en 23 april 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S. Bauduin, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. J.A.C. van den Brink, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 december 2021 tot en met 25 april 2023 te Beverwijk en/of Heemskerk en/of Rotterdam en/of Maastricht en/of Den Haag en/of Amsterdam en/of Oudewater en/of Schijndel, in elk geval in Nederland, meermalen, althans éénmaal (telkens) (al dan niet) tezamen en in vereniging met (een) of meer ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim
- [benadeelde 1] (op 24 juli 2022) en/of
- [benadeelde 2] (in de periode van 30 december 2021 tot en met 2 januari 2022) en/of
- [benadeelde 3] (in de periode van 31 januari 2023 tot en met 1 februari 2023) en/of
- [benadeelde 4] (op 10 februari 2023) en/of
- [benadeelde 5] (op 25 april 2023) en/of
- [benadeelde 6] (in de periode van 17 februari 2023 tot en met 18 februari 2023) en/of
- [benadeelde 7] (op 24 december 2022)
heeft gedwongen tot afgifte van enig goed, te weten geldbedragen en/of een pinpas en/of vouchers dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 3] en/of die [benadeelde 4] en/of die [benadeelde 5] en/of die [benadeelde 6] en/of die [benadeelde 7] en/of aan een of meer derde(n) toebehoorde(n), en/of tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten (een) pincode(s), door te dreigen
- seksueel getinte afbeeldingen en/of de seksuele geaardheid van- en/of het seksueel getinte contact met die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 3] en/of die [benadeelde 4] en/of die [benadeelde 5] en/of die [benadeelde 6] en/of die [benadeelde 7] openbaar te maken en/of naar diens
familieleden en/of kennissen en/of werkgevers te sturen wanneer de geldbedragen en/of vouchers en/of pinpas en/of pincode(s) niet overgemaakt en/of afgegeven en/of ter beschikking gesteld zouden worden.
2. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.De standpunten

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, met uitzondering van het medeplegen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het medeplegen niet bewezen kan worden en heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1.
Partiële vrijspraak medeplegenNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de afdreiging heeft gepleegd tezamen en in vereniging met een ander. Daarom zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het medeplegen.
4.2.
Het bewijs
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Daarbij zal zij, nu de verdachte het feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan tot een bewezenverklaring is gekomen, namelijk:
  • De bekennende verklaring van de verdachte, ter terechtzitting van 23 april 2024 afgelegd;
  • Een proces-verbaal van aangifte (met bijlagen) gedaan door [benadeelde 1] van 27 juli 2022 (pagina 545 e.v. van het procesdossier);
  • Een proces-verbaal van aangifte (met bijlagen) gedaan door [benadeelde 2] van 4 januari 2022 (pagina 135 e.v. van het voorgeleidingsdossier);
  • Een proces-verbaal van aangifte (met bijlagen) gedaan door [benadeelde 3] van 6 april 2023 (pagina 863 e.v. van het procesdossier);
  • Een proces-verbaal van aangifte (met bijlagen) gedaan door [benadeelde 4] van 15 februari 2023 (pagina 891 e.v. van het procesdossier);
  • Een proces-verbaal van aangifte (met bijlagen) gedaan door [benadeelde 5] van 28 april 2023 (pagina 908 e.v. van het procesdossier);
  • Een proces-verbaal van aangifte gedaan door [benadeelde 6] van 23 februari 2023 (pagina 971 e.v. van het procesdossier);
  • Een proces-verbaal van aangifte (met bijlagen) gedaan door [benadeelde 7] van 16 juni 2023 (pagina 1007 e.v. van het procesdossier).
De hiervoor genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
4.3.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 30 december 2021 tot en met 25 april 2023 in Nederland, meermalen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met openbaring van een geheim
- [benadeelde 1] en
- [benadeelde 2] en
- [benadeelde 3] en
- [benadeelde 4] en
- [benadeelde 5] en
- [benadeelde 6] en
- [benadeelde 7]
heeft gedwongen tot afgifte van geldbedragen en/of een pinpas en/of vouchers die aan die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 3] en/of die [benadeelde 4] en/of die [benadeelde 5] en/of die [benadeelde 6] en/of die [benadeelde 7] toebehoorde(n), en/of tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten een pincode, door te dreigen
- seksueel getinte afbeeldingen en/of de seksuele geaardheid van- en/of het seksueel getinte contact met die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2] en/of die [benadeelde 3] en/of die [benadeelde 4] en/of die [benadeelde 5] en/of die [benadeelde 6] en/of die [benadeelde 7] openbaar te maken en/of naar diens
familieleden en/of kennissen en/of werkgevers te sturen wanneer de geldbedragen en/of vouchers en/of pinpas en/of pincode niet overgemaakt en/of afgegeven en/of ter beschikking gesteld zouden worden.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
afdreiging, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

7.De sanctie

7.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan twaalf maanden voorwaardelijk. Van het onvoorwaardelijk strafdeel moet de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht worden afgetrokken. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, te worden verbonden met een proeftijd van drie jaren. Tevens dient een contactverbod met alle slachtoffers onderdeel uit te maken van de bijzondere voorwaarden, zoals nu ook voor de verdachte geldt tijdens de schorsingsperiode.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gevraagd om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, of van beperkte duur. Daarnaast zou een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf aan de verdachte kunnen worden opgelegd, zodat hij gemotiveerd blijft zich aan de voorwaarden te houden en hij tevens werkritme op doet.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich in een periode van ongeveer anderhalf jaar schuldig gemaakt aan de afdreiging van zeven slachtoffers. De verdachte benaderde de slachtoffers via een website gericht op seksueel contact tussen voornamelijk mannen. De verdachte stelde voor om de chatgesprekken voort te zetten via Whatsapp, waardoor de voor- en achternaam van de slachtoffers voor de verdachte zichtbaar werden. In de seksueel getinte Whatsappgesprekken vroeg de verdachte om naaktbeelden van de slachtoffers waarbij het gezicht zichtbaar was. Vervolgens dreigde de verdachte de naaktbeelden, seksueel getinte gesprekken en/of de seksuele voorkeuren van de slachtoffers bekend te maken bij hun partners, familie en/of werkgevers. De verdachte heeft hiermee op grove wijze misbruik gemaakt van de slachtoffers op een moment dat zij zich zeer kwetsbaar opstelden. Door de dreigementen van de verdachte voelden de slachtoffers zich dusdanig onder druk gezet dat zij zich genoodzaakt zagen geld, cadeaukaarten en/of een pinpas met pincode aan de verdachte af te staan.
De impact van de afdreigingen op de levens van de slachtoffers is groot geweest. Vrijwel alle slachtoffers geven aan nog steeds te leven in de angst dat het beeldmateriaal ooit ergens zal opduiken en hebben moeite om mensen te vertrouwen. Daarnaast heeft het feit voor enkele slachtoffers gevolgen gehad voor de relatie met hun partners en geven twee slachtoffers aan te kampen met suïcidale gedachten. Geen van de slachtoffers was bij de zitting aanwezig. Uit de verschillende schadevergoedingsvorderingen maakt de rechtbank op dat gevoelens van angst en schaamte aan het bijwonen van de zitting in de weg staan.
Het handelen van de verdachte heeft dan ook verregaande gevolgen gehad en deze gevolgen werken tot aan het moment van de zitting nog steeds door in de levens van de slachtoffers. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij een grove inbreuk heeft gemaakt op de levens van de slachtoffers en zich kennelijk enkel heeft laten leiden door zijn eigen financiële behoeftes. De rechtbank merkt op dat uit het dossier, maar ook uit de verklaring van de verdachte ter zitting, het beeld naar voren komt dat de verdachte nog veel meer slachtoffers heeft gemaakt dan de zeven slachtoffers die in deze zaak aangifte hebben gedaan.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van de verdachte van 14 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte in 2017 ook is veroordeeld voor afdreiging. Uit hetgeen ter terechtzitting is besproken blijkt dat in die zaak eveneens sprake was van het afdreigen van homoseksuele mannen. De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij, ondanks deze veroordeling, zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een soortgelijk feit. Omdat de verdachte in 2017 al is gewezen op de grote impact van dergelijke feiten op de slachtoffers, had deze veroordeling hem des te meer moeten weerhouden van het plegen van onderhavig feit. Ondanks dat die veroordeling iets langer geleden is, zal de rechtbank het strafblad van de verdachte dan ook in strafverzwarende zin meewegen.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de rapporten van de reclassering van 9 november 2023 en 2 februari 2024 en het rapport van de psychiater van 15 november 2023 die over de verdachte zijn uitgebracht. De verdachte heeft beperkt meegewerkt aan het onderzoek door de psychiater. Wel heeft de verdachte inzicht gegeven in zijn achtergrond en heeft hij naar voren gebracht dat hij in het verleden problemen heeft gekend met seksualiteit en zijn geaardheid en dat hij zich hiervoor schaamt. De psychiater vermoedt dat de verdachte zich hierdoor goed kon voorstellen dat de slachtoffers angst kenden voor de onthulling van hun seksuele interesses. Verder ziet de psychiater aanwijzingen voor een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. De verdachte lijkt weinig gewetensbezwaren te ervaren en er worden antisociale persoonlijkheidskenmerken bij de verdachte gezien. Daarnaast kampt de verdachte met een ongespecificeerde stoornis in het gebruik van cannabis en alcohol. De psychiater kan zich niet uitlaten over recidiverisico en noodzakelijke interventies, maar erkent wel de meerwaarde van een reclasseringstoezicht.
De reclassering heeft wel een inschatting gemaakt van het risico op recidive. De reclassering schat dit in als gemiddeld. De reclassering ziet, net als de psychiater, het psychosociaal functioneren en het middelengebruik van de verdachte als risicofactoren voor nieuw delictgedrag. Daartegenover staat dat de verdachte kort geleden vader is geworden en hij een grote motivatie laat zien om zijn leven een positieve wending te geven. De reclassering adviseert om aan de verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen om te voorkomen dat de verdachte terugvalt in delictgedrag. De verdachte heeft ter terechtzitting zijn spijt betuigd, aangegeven zich aan de voorwaarden te willen houden en meermaals opgemerkt zijn leven te willen beteren om zo een goede vader te kunnen zijn voor zijn zoon. Dit is op de rechtbank oprecht overgekomen.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het bewezen verklaarde feit en de impact die een dergelijk feit op slachtoffers heeft in samenhang bezien met het strafblad van de verdachte, zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur rechtvaardigt. Hoewel de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding ziet om de straf te matigen, acht zij de eis van de officier van justitie te hoog. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, gecombineerd met een taakstraf, zoals voorgesteld door de raadsman, acht de rechtbank ook niet passend gelet op de ernst van het feit en het gegeven dat er sprake is van recidive. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden moet worden opgelegd. De rechtbank bepaalt dat hiervan zes maanden vooralsnog niet ten uitvoer worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren. De rechtbank acht een fors voorwaardelijk deel en een langere proeftijd passend, zodat de verdachte gemotiveerd blijft zich te weerhouden van het plegen van nieuwe feiten. Daarnaast zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering verbinden aan de proeftijd, zodat de verdachte zijn leven na de detentie met behulp van de reclassering een positieve wending kan geven. De rechtbank zal ook een contactverbod met de slachtoffers, zoals op dit moment ook onderdeel is van de schorsingsvoorwaarden, toevoegen aan de bijzondere voorwaarden.
Voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven. De raadsman heeft zich hiertegen verzet.
De voorlopige hechtenis van de verdachte is sinds 7 februari 2024 onder voorwaarden geschorst en sindsdien is niet gebleken dat hij in aanraking is gekomen met politie of justitie.
Inmiddels is enige tijd verstreken sinds de verdachte werd geschorst en lijken de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, ten opzichte van de periode waarin het feit is gepleegd, ten goede te zijn veranderd. De verdachte heeft geen schorsingsvoorwaarden overtreden.
Naar het oordeel van de rechtbank is er op grond van die omstandigheden onvoldoende reden om nog langer aan te nemen dat er op dit moment ernstig rekening mee dient te worden gehouden dat de verdachte een misdrijf zal begaan waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld of een misdrijf zal begaan waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht. Dat met de uitspraak van heden sprake is van een veroordelend vonnis, acht de rechtbank onvoldoende als (enige) grond voor de voorlopige hechtenis, omdat het aan de rechter in hoogste feitelijke aanleg is om daarover te beslissen (vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 26 januari 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:795).
De rechtbank zal daarom de schorsing niet opheffen bij de uitspraak, omdat onvoldoende gronden bestaan die het voortzetten van de voorlopige hechtenis rechtvaardigen. De rechtbank zal wel het -reeds geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis opheffen vanwege het hiervoor beschreven gebrek aan gronden.

8.Beslag

Onder de verdachte zijn twee telefoons, cosmetica, een bankkaart en drie geldbedragen in beslag genomen. De officier van justitie heeft gevraagd alle voorwerpen verbeurd te verklaren. De raadsman heeft zich ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 STK Telefoontoestel (PL1100-2022152661-1489132)
- 1 STK Telefoontoestel (PL1100-2022152661-1489128)
- 3 STK Cosmetica (PL1100-20222152661-1489090),
- 1 STK Kaart (pl1100-2022152661-1489134),
dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met behulp van de beide telefoons en de bankkaart met Litouws rekeningnummer, die aan de verdachte op de wijze als bedoeld in artikel 33a, eerste lid, Sr, toebehoren, zijn begaan. Verder is gebleken dat de cosmetica geheel of grotendeels door middel van het strafbare feit zijn verkregen.
De rechtbank is verder van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de drie geldbedragen, dienen te worden teruggegeven aan de verdachte nu niet kan worden vastgesteld dat dit geld geheel of grotendeels uit het strafbare feit is verkregen.

9.De vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

9.1.
De vorderingen
Door zes van de zeven slachtoffers zijn vorderingen tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het bewezenverklaarde feit zouden hebben geleden.
Door [benadeelde 1] is een totaalbedrag van € 3.400,00 gevorderd. Dit bedrag is opgebouwd uit de bedragen die door het slachtoffer aan de verdachte zijn betaald en immateriële schade.
Door [benadeelde 2] is een totaalbedrag van € 9.368,40 gevorderd. Dit bedrag is opgebouwd uit de bedragen die door het slachtoffer aan de verdachte zijn betaald, kosten voor een extra examen en immateriële schade. Tevens vraagt de benadeelde partij een vergoeding voor de proceskosten.
Door [benadeelde 3] is een totaalbedrag van € 12.000,00 gevorderd. Dit bedrag is opgebouwd uit de bedragen die door het slachtoffer aan de verdachte zijn betaald en immateriële schade.
Door [benadeelde 4] is een totaalbedrag van € 2.536,02 gevorderd. Dit bedrag is opgebouwd uit de bedragen die door het slachtoffer aan de verdachte zijn betaald, een vergoeding voor opgenomen verlofuren en immateriële schade.
Door [benadeelde 6] is een totaalbedrag van € 3.350,00 gevorderd. Dit bedrag is opgebouwd uit de bedragen die door het slachtoffer aan de verdachte zijn betaald en immateriële schade.
Door [benadeelde 7] is een totaalbedrag van € 3.400,00 gevorderd. Dit bedrag is opgebouwd uit de bedragen die door het slachtoffer aan de verdachte zijn betaald en immateriële schade.
9.2.
De standpunten
De officier van justitie heeft gevraagd het materiële deel van de vordering van [benadeelde 1] toe te wijzen tot € 1.300,00, omdat van de andere bedragen niet kan worden vastgesteld dat die zijn betaald aan de verdachte. Voor het overige kan de vordering worden toegewezen. Ten aanzien van de kosten voor het examen, gevorderd door [benadeelde 2] , heeft de officier van justitie gevraagd deze post af te wijzen, omdat er onvoldoende causaal verband is. Voor het overige kan de vordering worden toegewezen.
Met betrekking tot de door [benadeelde 3] gevraagde immateriële kosten heeft de officier van justitie gevraagd deze post te matigen tot € 1.000,00. Voor het overige kan de vordering worden toegewezen.
De vorderingen van [benadeelde 4] , [benadeelde 6] en [benadeelde 7] kunnen volgens de officier van justitie geheel worden toegewezen. Zij heeft daarnaast gevraagd om alle toe te wijzen bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten voor het examen, gevraagd door [benadeelde 2] , dienen te worden afgewezen, omdat sprake is van een te ver verwijderd verband tussen deze kosten en het begane feit. Ten aanzien van alle ingediende vorderingen heeft de raadsman gevraagd de immateriële kosten te matigen tot een bedrag van € 750,00.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
9.3.1.
[benadeelde 1]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade bestaande uit de aan de verdachte betaalde bedragen van € 350,00, € 850,00 en € 100,00 rechtstreeks voortvloeien uit het bewezenverklaarde feit en deze bedragen voldoende onderbouwd zijn. Daarom zal de rechtbank deze schade toewijzen. Van het overige gevraagde bedrag is niet onderbouwd dat deze bedragen aan de verdachte zijn betaald. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van de overige € 700,00 niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Immateriële schade
De rechtbank heeft gekeken naar de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij. De benadeelde partij heeft geld afgestaan aan de verdachte, onder dreiging van het openbaar maken van zeer privacygevoelig materiaal. Het ligt naar het oordeel van de rechtbank zozeer voor de hand dat hij daar nadelige gevolgen van heeft ondervonden, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarnaast is gekeken naar de bedragen aan immateriële schadevergoeding die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen. Dit maakt dat de rechtbank de gevraagde immateriële schade zal toewijzen tot een bedrag van € 1.000,00 en voor het overige zal afwijzen.
Conclusie
De slotsom is dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.300,00 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte [kort gezegd: afdreiging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen.
9.3.2.
[benadeelde 2]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade bestaande uit de aan de verdachte betaalde bedragen rechtstreeks voortvloeien uit het bewezenverklaarde feit en deze bedragen voldoende onderbouwd zijn. Daarom zal de rechtbank deze schade toewijzen. De benadeelde partij zal in de gevraagde kosten voor het examen niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat het causaal verband tussen deze kosten en het door de verdachte begane feit onvoldoende is onderbouwd.
Immateriële schade
De vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. Dit bedrag zal dan ook geheel worden toegewezen.
Conclusie
De slotsom is dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 9.153,40 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag, tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank bepaalt de datum waarop de wettelijke rente aanvangt op 1 januari 2021. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte [kort gezegd: afdreiging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
9.3.3.
[benadeelde 3]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade bestaande uit de aan de verdachte betaalde bedragen rechtstreeks voortvloeien uit het bewezenverklaarde feit en deze bedragen voldoende onderbouwd zijn. Daarom zal de rechtbank deze schade toewijzen.
Immateriële schade
De rechtbank heeft gekeken naar de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij. De benadeelde partij heeft geld afgestaan aan de verdachte, onder dreiging van het openbaar maken van zeer privacygevoelig materiaal. Het ligt naar het oordeel van de rechtbank zozeer voor de hand dat hij daar nadelige gevolgen van heeft ondervonden, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW. Daarnaast is gekeken naar de bedragen aan immateriële schadevergoeding die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen. Dit maakt dat de rechtbank de gevraagde immateriële schade zal toewijzen tot een bedrag van € 1.000,00 en voor het overige zal afwijzen.
Conclusie
De slotsom is dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 3.000,00 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte [kort gezegd: afdreiging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
9.3.4.
[benadeelde 4]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade bestaande uit de aan de verdachte betaalde bedragen rechtstreeks voortvloeien uit het bewezenverklaarde feit en deze bedragen voldoende onderbouwd zijn. Daarom zal de rechtbank deze schade toewijzen.
Immateriële schade
De rechtbank heeft gekeken naar de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij. De benadeelde partij heeft geld afgestaan aan de verdachte, onder dreiging van het openbaar maken van zeer privacygevoelig materiaal. Het ligt naar het oordeel van de rechtbank zozeer voor de hand dat hij daar nadelige gevolgen van heeft ondervonden, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW. Daarnaast is gekeken naar de bedragen aan immateriële schadevergoeding die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen. Dit maakt dat de rechtbank de gevraagde immateriële schade zal toewijzen tot een bedrag van € 1.000,00 en voor het overige zal afwijzen.
Conclusie
De slotsom is dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.736,02 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte [kort gezegd: afdreiging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
9.3.5.
[benadeelde 6]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade bestaande uit de aan de verdachte betaalde bedragen rechtstreeks voortvloeien uit het bewezenverklaarde feit en deze bedragen voldoende onderbouwd zijn. Daarom zal de rechtbank deze schade toewijzen.
Immateriële schade
De rechtbank heeft gekeken naar de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij. De benadeelde partij heeft geld afgestaan aan de verdachte, onder dreiging van het openbaar maken van zeer privacygevoelig materiaal. Het ligt naar het oordeel van de rechtbank zozeer voor de hand dat hij daar nadelige gevolgen van heeft ondervonden, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW. Daarnaast is gekeken naar de bedragen aan immateriële schadevergoeding die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen. Dit maakt dat de rechtbank de gevraagde immateriële schade zal toewijzen tot een bedrag van € 1.000,00 en voor het overige zal afwijzen.
Conclusie
De slotsom is dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 3.350,00 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte [kort gezegd: afdreiging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
9.3.6.
[benadeelde 7]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade bestaande uit de aan de verdachte betaalde bedragen rechtstreeks voortvloeien uit het bewezenverklaarde feit en deze bedragen voldoende onderbouwd zijn. Daarom zal de rechtbank deze schade toewijzen.
Immateriële schade
De rechtbank heeft gekeken naar de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij. De benadeelde partij heeft geld afgestaan aan de verdachte, onder dreiging van het openbaar maken van zeer privacygevoelig materiaal. Het ligt naar het oordeel van de rechtbank zozeer voor de hand dat hij daar nadelige gevolgen van heeft ondervonden, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW. Daarnaast is gekeken naar de bedragen aan immateriële schadevergoeding die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen. Dit maakt dat de rechtbank de gevraagde immateriële schade zal toewijzen tot een bedrag van € 1.000,00 en voor het overige zal afwijzen.
Conclusie
De slotsom is dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.800,00 zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte [kort gezegd: afdreiging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57 en 318 Sr.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
20 (twintig) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op 3 (drie) jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat:
De verdachte meldt zich bij GGZ Reclassering Tactus op het adres De Meent 4 te Lelystad. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
De verdachte laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start per eerstvolgend aanbod. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal betrokkene zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
De verdachte werkt mee aan budgetbeheer, budgetcoaching of een andere soort financiële ondersteuning, zo lang als de reclassering dat nodig acht.
De verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
De verdachte zal gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opnemen, zoeken of hebben met de navolgende personen:
- [benadeelde 5] , geboren op [geboortedatum 2] ;
- [benadeelde 1] , geboren op [geboortedatum 3] ;
- [benadeelde 7] , geboren op [geboortedatum 4] ;
- [benadeelde 6] , geboren op [geboortedatum 5] ;
- [benadeelde 3] , geboren op [geboortedatum 6] ;
- [benadeelde 2] , geboren op [geboortedatum 7] ;
- [benadeelde 4] , geboren op [geboortedatum 8] .
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart
verbeurd:
- 1 STK Telefoontoestel (PL1100-2022152661-1489132)
- 1 STK Telefoontoestel (PL1100-2022152661-1489128)
- 3 STK Cosmetica (PL1100-20222152661-1489090)
- 1 STK Kaart (PL1100-2022152661-1489134),
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van:
- 50 EUR (G1489103)
- 160 EUR (G1489105)
- 10 EUR (G1489111)
Benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 2.300,
bestaande uit € 1.300,00 als vergoeding voor de materiële en € 1.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige materiële deel niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst af het meer of anders gevorderde ten aanzien van het immateriële deel van de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.300,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 33 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 9.153,40bestaande uit € 8.153,40 als vergoeding voor de materiële en € 1.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige materiële deel niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 9.153,40, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 80 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 3.000,00bestaande uit € 2.000,00 als vergoeding voor de materiële en € 1.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde ten aanzien van het immateriële deel van de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [benadeelde 4]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 1.736,02bestaande uit € 736,02 als vergoeding voor de materiële en € 1.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 4] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde ten aanzien van het immateriële deel van de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.736,02, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [benadeelde 6]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 3.350,00bestaande uit € 2.350,00 als vergoeding voor de materiële en € 1.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 6] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde ten aanzien van het immateriële deel van de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 6] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.350,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 43 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [benadeelde 7]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 2.800,00bestaande uit € 1.800,00 als vergoeding voor de materiële en € 1.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde 7] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde ten aanzien van het immateriële deel van de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde 7] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.800,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 38 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. van Excel, voorzitter,
mr. C.W.M. Giesen en mr. M. Rigter, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Splunter,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 mei 2024.