In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 april 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 december 2023 op Schiphol ongeveer 5.081,6 gram cocaïne heeft ingevoerd. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet, ondanks de verdediging van de verdachte dat zij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs in haar koffer. De verdachte had de koffer ontvangen van onbekende personen en was benaderd met een aanbod voor een groot geldbedrag, wat haar argwaan had moeten wekken. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden op, in afwijking van de LOVS-richtlijnen, waarbij rekening werd gehouden met haar persoonlijke omstandigheden. De rechtbank benadrukte dat de verdachte verantwoordelijk is voor de inhoud van haar bagage en dat zij de aanmerkelijke kans op het vervoer van verdovende middelen bewust heeft aanvaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in Haarlem.