ECLI:NL:RBNHO:2024:4427

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
C/15/350726 / JU RK 24-481
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging verzoek voorlopige voogdij naar voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een procedure die betrekking heeft op de voorlopige voogdij en de voorlopige ondertoezichtstelling van een minderjarige. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek tot voorlopige voogdij gewijzigd in een verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft het eerdere oordeel over de voorlopige ondertoezichtstelling gehandhaafd en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. De minderjarige, die sinds 29 maart 2024 bij een verblijfplaats is, heeft eerder in een crisiscentrum verbleven vanwege zorgen in de thuissituatie. De ouders van de minderjarige zijn momenteel niet in staat om voor hem te zorgen, wat de noodzaak voor de uithuisplaatsing onderstreept. De kinderrechter heeft de belangen van de minderjarige vooropgesteld en besloten dat de machtiging tot uithuisplaatsing in het belang van zijn verzorging en opvoeding is. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de beschikking is mondeling gegeven in het openbaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummers:
C/15/350670 / FA RK 24/1504 (voorlopige voogdij)
C/15/350726 / JU RK 24/481 (voorlopige ondertoezichtstelling)
C/15/350856 / JU RK 24/501 (machtiging tot uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 4 april 2024
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige voogdij, voorlopige ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Haarlem,
hierna te noemen: de Raad,
over
[de minderjarige],
geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
wonende in [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Verkijk, kantoorhoudende in Haarlem,
en
[de vader],
wonende in [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
C/15/350670 / FA RK 24/1504 (voorlopige voogdij)
  • de beschikking over de voorlopige voogdij van 28 maart 2024 en het daarin genoemde mondelinge verzoek van de Raad van 27 maart 2024;
  • het verzoekschrift, met de onderbouwing van de maatregel tot voorlopige voogdij, van de Raad, binnengekomen bij de rechtbank op 28 maart 2024;
C/15/350726 / JU RK 24/481 (voorlopige ondertoezichtstelling)
  • de beschikking van 28 maart 2024 over de voorlopige ondertoezichtstelling en het daarin mondelinge verzoek van de Raad van 28 maart 2024;
  • de herstelrapportage van de Raad, waarin het verzoek tot voorlopige voogdij wordt gewijzigd in een verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling, bij de rechtbank binnengekomen op 29 maart 2024;
  • de aanvullende rapportage van de Raad, bij de rechtbank binnengekomen op 2 april 2024;
C/15/350856 / JU RK 24/501 (machtiging uithuisplaatsing)
- het verzoekschrift, met de onderbouwing van de machtiging tot uithuisplaatsing, van de Raad, binnengekomen bij de rechtbank op 3 april 2024.
1.2.
Op 4 april 2024 heeft de kinderrechter de zaken gelijktijdig behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren. Daarbij waren aanwezig:
  • de advocaat van de moeder;
  • [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad;
  • [vertegenwoordiger van de GI] , als vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers (hierna te noemen: de GI).
1.3.
De moeder en de vader zijn, hoewel hiertoe behoorlijk opgeroepen, vanwege hun medische gesteldheid niet ter zitting verschenen.
1.4.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover via beeldbellen een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft sinds 29 maart 2024 bij [verblijfplaats] in [plaats] .
2.3.
[de minderjarige] heeft daarvoor, vanwege zorgen in de thuissituatie, vrijwillig in het [crisiscentrum] te Santpoort-Noord (hierna te noemen: [crisiscentrum] ) verbleven. Tijdens de plaatsing bij het [crisiscentrum] is tegen [de minderjarige] een strafrechtelijke verdenking gerezen. Naar aanleiding van deze verdenking heeft zich bij het [crisiscentrum] een dreigende situatie voorgedaan. Om de veiligheid van [de minderjarige] te borgen, is de plaatsing bij het [crisiscentrum] daarom beëindigd.

3.De spoedbeschikkingen

C/15/350670 / FA RK 24/1504 (voorlopige voogdij)

3.1.
Bij mondelinge beslissing van 27 maart 2024, schriftelijk vastgelegd op 28 maart 2024, heeft de kinderrechter van deze rechtbank de GI voor de duur van drie maanden belast met de voorlopige voogdij over [de minderjarige] , tenzij voor het einde van deze termijn aan de kinderrechter een voorziening in het gezag van [de minderjarige] is verzocht. De mondelinge behandeling van het verzoek is, om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen door de kinderrechter te worden gehoord, bepaald op 4 april 2024.
C/15/350726 / JU RK 24/481 (voorlopige ondertoezichtstelling)
3.2.
[de minderjarige] is daarna bij mondelinge beslissing van de kinderrechter van 28 maart 2024 voor de duur van drie maanden voorlopig onder toezicht gesteld van de GI. Deze beslissing is schriftelijk vastgelegd bij beschikking van 29 maart 2024. De behandeling van het verzoek is eveneens bepaald op 4 april 2024.

4.Het verzoek

C/15/350856 / JU RK 24/501 (machtiging uithuisplaatsing)

4.1.
De Raad heeft de kinderrechter verzocht een machtiging te verlenen om [de minderjarige] voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
4.2.
Als onderbouwing van het verzoek heeft de Raad aangevoerd dat de machtiging nodig is, nu [de minderjarige] voorlopig onder toezicht staat en hij niet meer bij zijn gezaghebbende ouders woont. De moeder is momenteel aan het herstellen van een hartinfarct, waardoor zij niet in staat is de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] te dragen. Daarbij geldt dat de vader, vanwege zijn eigen medische behandelingen buiten de regio, heeft aangegeven ook niet voor [de minderjarige] te kunnen zorgen. Gelet op het voorgaande is de uithuisplaatsing van [de minderjarige] in het belang van zijn verzorging en opvoeding.
4.3.
Ter zitting heeft de Raad – in reactie op de advocaat van de moeder – hieraan toegevoegd dat een plaatsing in het vrijwillige kader niet volstaat. Omdat [de minderjarige] voorlopig onder toezicht staat, vereist de wet een machtiging tot uithuisplaatsing. De Raad benadrukt dat niet de indruk bestaat dat [de minderjarige] zich zonder machtiging aan de plaatsing bij [verblijfplaats] zou onttrekken.

5.De standpunten

De moeder

5.1.
Namens de moeder is ter zitting kenbaar gemaakt dat zij zich kan vinden in de voorlopige ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [de minderjarige] . Door de afwezigheid van de vader staat de moeder alleen in de opvoeding van [de minderjarige] . Zij is echter uitgeput en maakt zich ernstig zorgen over hem, zijn leven en de vrienden waarmee hij omgaat. [de minderjarige] is gebaat bij structuur en een strenge aanpak. Hiertoe is de moeder momenteel niet in staat. Het is echter de vraag of het vrijwillige kader volstaat, nu de moeder achter de uithuisplaatsing staat.
[de minderjarige]
5.2.
[de minderjarige] heeft de kinderrechter aangegeven zich goed te voelen. De afgelopen week was een heftige week, maar alles is nu rustiger. [de minderjarige] heeft het leuk bij [verblijfplaats] , mede omdat de regels veel minder streng zijn dan bij het [crisiscentrum] . Ook kan hij het goed vinden met de andere jongeren. [de minderjarige] zou daarnaast wel behoefte hebben aan contact met zijn coach.
Door [eerste aanspreekpunt] , [de minderjarige] eerste aanspreekpunt bij [verblijfplaats] , is aangegeven dat de huidige plek niet enkel een crisisplek betreft; [de minderjarige] kan voor langere tijd bij [verblijfplaats] verblijven.

6.De beoordeling

C/15/350670 / FA RK 24/1504 (voorlopige voogdij)

6.1.
De Raad heeft het verzoek in de procedure met betrekking tot de voorlopige voogdij gewijzigd in het verzoek tot de voorlopige ondertoezichtstelling van [de minderjarige] . Om die reden hoeft daarop niet nader te worden beslist.
C/15/350726 / JU RK 24/481 (voorlopige ondertoezichtstelling)
6.2.
In wat ter zitting naar voren is gekomen, heeft de kinderrechter geen aanleiding gevonden om het oordeel, zoals geformuleerd in de beschikking van 29 maart 2024, te wijzigen. Die beslissing zal daarom worden gehandhaafd.
C/15/350856 / JU RK 24/501 (machtiging uithuisplaatsing)
6.3.
Op grond van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in het belang van zijn verzorging en opvoeding is (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). Daartoe is redengevend dat de ouders (tijdelijk) in de onmogelijkheid verkeren zorg te dragen voor de opvoeding en verzorging van [de minderjarige] . Met [de minderjarige] gaat het goed bij [verblijfplaats] . Daarom is het in zijn belang dat deze plaats wordt gewaarborgd. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen, en wel voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. Dat betekent dat de machtiging tot de uithuisplaatsing van [de minderjarige] met ingang van 4 april 2024 zal worden verleend tot 28 juni 2024.
6.4.
Overigens heeft [de minderjarige] aangegeven behoefte te hebben aan contact met zijn coach. De kinderrechter vertrouwt erop dat de GI en/of [verblijfplaats] zich zullen inspannen om het contact van [de minderjarige] met zijn coach te hervatten.

7.De beslissing

De kinderrechter:
C/15/350726 / JU RK 24/481 (voorlopige ondertoezichtstelling)
7.1.
handhaaft de beschikking van 29 maart 2024, waarin
[de minderjarige]met ingang van 28 maart 2024 tot 28 juni 2024 voorlopig onder toezicht is gesteld van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers;
C/15/350856 / JU RK 24/501 (machtiging uithuisplaatsing)
7.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige]in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 4 april 2024 tot 28 juni 2024, te weten de einddatum van de voorlopige ondertoezichtstelling;
7.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2024 door mr. T.M. van Wassenaer-Westgeest, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.N. Inge als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 16 april 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
- door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.