ECLI:NL:RBNHO:2024:4254

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
10778568 CV EXPL 23-7139
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van huurovereenkomst wegens gebrek aan hoofdverblijf en onrechtmatige bewoning

In deze zaak vorderde de Stichting Ymere ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde wegens toerekenbare tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomst door de gedaagde, die zijn hoofdverblijf niet in het gehuurde had en het gehuurde aan derden in gebruik had gegeven. De procedure begon met een dagvaarding op 25 oktober 2023, gevolgd door een conclusie van antwoord op 23 november 2023 en een mondelinge behandeling op 11 april 2024. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde, ondanks zijn verweer, niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij zijn hoofdverblijf in het gehuurde had. De bewindvoerder van de gedaagde voerde aan dat de gedaagde de Nederlandse taal niet voldoende machtig was om de gevolgen van de laatste kans verklaring te begrijpen, maar de rechter oordeelde dat de gedaagde op de hoogte was van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. De rechter concludeerde dat de tekortkomingen van de gedaagde ernstig genoeg waren om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. De kantonrechter heeft de vordering jegens de gedaagde niet-ontvankelijk verklaard, maar de huurovereenkomst ontbonden en de bewindvoerder veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Tevens is de bewindvoerder veroordeeld in de proceskosten van € 929,99.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 10778568 \ CV EXPL 23-7139
Vonnis van 8 mei 2024
in de zaak van
STICHTING YMERE,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Ymere,
gemachtigde: mr. H.M.G. Brunklaus,
tegen

1.[gedaagde],

wonende te Haarlem,
2.
[bewindvoerder] werkzaam bij BEAUFIN, in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [betrokkene 1],
kantoorhoudende hebbende te Amsterdam,
gedaagde partijen,
afzonderlijk te noemen: [gedaagde] en de bewindvoerder
gemachtigde: mr. M. Baadoudi.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 oktober 2023,
- de conclusie van antwoord van 23 november 2023,
- akte wijziging inhoud dagvaarding en indiening producties van 21 maart 2023;
- de mondelinge behandeling van 11 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Ymere verhuurt vanaf 19 december 2005 aan [gedaagde] de woning aan het adres [adres] te [plaats] (verder: het gehuurde) tegen een laatstelijk huurprijs van € 833,16 per maand. Het gehuurde betreft een portiekwoning met zes andere woningen in het pand. Het gehuurde bevindt zich op de begane grond. Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden van toepassing verklaard.
2.2.
De echtgenote van [gedaagde] woont sinds 2013 niet meer in het gehuurde. Zij heeft afstand gedaan van haar huurrechten.
2.3.
In de Algemene Huurvoorwaarden wordt – voor zover relevant – vermeld:
Artikel 9 lid 4:De huurder zal het gehuurde gedurende de huurtijd zelf bewonen en er daadwerkelijk zijn hoofdverblijf hebben. Indien er gerede twijfel is over de nakoming van deze verplichting door huurder ligt de bewijslast van de nakoming daarvan bij de huurder. Het is de huurder niet toegestaan het gehuurde als tweede woning te gebruiken (…)Artikel 9 lid 6:De huurder verklaart bij aanvang van de huurovereenkomst naar waarheid opgave te hebben gedaan van hen die behoren tot zijn huishouding. Indien daarin wijzigen optreden gedurende de huurovereenkomst is de huurder gehouden de verhuurder daarvan onmiddellijk schriftelijke opgave te doen.Artikel 9 lid 16:Het is de huurder niet toegestaan het gehuurde gedeeltelijk onder te verhuren, en/of aan één of meer derden in gebruik te geven, tenzij de huurder voorafgaande schriftelijke toestemming heeft verkregen van de verhuurder. (…) Een door de verhuurder gegeven toestemming is eenmalig en geldt niet voor andere of opvolgende gevallen.Artikel 9 lid 17:Het is de huurder zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de verhuurder niet toegestaan het gehuurde geheel onder te verhuurden, aan één of meer derden in gebruik te geven en/of de huur van het gehuurde aan één of meer derden af te staan. Afstand van huur is de situatie dat de huurder de woonruimte metterwoon verlaat om er niet naar terug te keren, de huur niet opzegt en/of één of meer derden zonder toestemming van de verhuurders in staat stelt de woning te bewonen als ware hij de huurder (…)”
2.4.
Op 27 februari 2020 heeft Ymere met [gedaagde] gesproken over het gebruik van het gehuurde en heeft [gedaagde] een laatste kans verklaring ondertekend. Hierin staat – voor zover relevant – :
“(…) Ik heb iemand anders toegang gegeven tot mijn woning, toen ik er niet was. Ik verbleef bij familie in Nijmegen.Ik weet dat ik mijn hoofdverblijf in de huurwoning moet hebben. Ook weet ik dat ik niet iemand anders in de woning mag laten wonen of de woning onbewoond laten. Ik geef toe dat ik dat wel heb gedaan.Ik woon zelf op de [adres].-Ik heb een goede slaapplaats in de woning.-Ik slaap minstens vier nachten per week in de woning.-Ik meld het aan Ymere als ik voor langere tijd niet in de woning ben.-Mijn persoonlijke spullen zijn in de woning, zoals kleding en administratie.-Ik zorg voor goed onderhoud van de woning.-Ik laat niemand anders in de woning wonen.(…)Als ik mij hier niet aan houd, moet ik de woning teruggeven. Ymere gaat dan met alle informatie naar de rechter.”
2.5.
Op 30 maart 2023 ontvangt Ymere een melding met betrekking tot onrechtmatige bewoning van het gehuurde.
2.6.
Op 6 juni 2023 heeft Ymere met een van de buren gesproken dat [gedaagde] al twee jaar niet gezien is in het gehuurde, derden de post ophalen en anderen tot de woning worden toegelaten om daar te verblijven.
2.7.
Op 12 juni 2023 heeft Ymere een sommatiebrief verzonden naar [gedaagde]. Hier wordt vermeld:
U huurt van ons de [adres] te [plaats]. Maar u woont er niet. U heeft de woning onderverhuurd of laat anderen in uw woning wonen. (…)U moet de woning teruggeven aan YmereU mag de woning alleen gebruiken om zelf echt in te wonen. Dit hebben we met u afgesproken in de huurovereenkomst. En in de laatste kans verklaring die op 27 februari 2020 door u is getekend. U heft zich helaas niet aan deze afspraak gehouden. Daarom moet u de huur opzeggen. (…)Ik stel voor dat u de huurovereenkomst opzegt per 24 juli 2023Wij zijn bij de woning geweest. U moet de woning leeg, schoon en zonder schade aan Ymere teruggeven.(…)
2.8.
Op 21 juni 2023 wordt namens [gedaagde] en de bewindvoerder gereageerd op de sommatiebrief van Ymere. Daarin wordt – voor zover relevant – vermeld:
“De heer [gedaagde] kan zich niet verenigen met het door u c.q. Ymere ingenomen standpunt dat hij niet woonachtig zou zijn in de door hem gehuurde woning.Volgens de heer [gedaagde] woont hij sinds aanvang van de huurovereenkomst op het betreffende adres en is dat nooit anders geweest.De heer [gedaagde] begrijpt ook niet goed waarom u verwijst naar een laatste kans verklaring die hij in 2020 getekend zou hebben. De heer [gedaagde] kan zich het gesprek destijds met u goed herinneren en geeft aan dat hij destijds zonder kennis te hebben kunnen nemen van de inhoud van de overeenkomst getekend te hebben. Enkele dagen daarna heeft hij naar eigen zeggen om hulp gevraagd van een maatschappelijk werkster die destijds ook contact met u heeft gezocht. Nadat cliënt duidelijk was geworden wat de overeenkomst inhield heeft hij naar eigen zeggen via zijn maatschappelijk werkster direct doorgegeven dat hij niet instemt met de overeenkomst en de inhoud daarvan. Hiervan zou u volgend de heer [gedaagde] ook aantekening hebben gemaakt in het dossier. Dat de heer [gedaagde] destijds geen kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van de overeenkomst had volgens hem te maken met zijn psychische problematiek en het feit dat hij bij het gesprek niet door zijn bewindvoerder of een ander hulpverlener bijgestaan werd. Hij werd naar eigen zeggen na een vriendelijk gesprek verrast met het verzoek om te tekenen.Opvallend in dit kader is dat ook de bewindvoerder aangeeft dat zij nimmer betrokken is geweest in deze kwestie terwijl de heer [gedaagde] al lange tijd onder bewind staat en dat het bewind ook al jaren bekend is bij Ymere. De brief van 12 juni jl. is de eerste brief die de bewindvoerder over deze kwestie ontving. Zij geeft ook al helemaal niet bekend te zijn met de voorgeschiedenis.(…)”
2.9.
Op 10 juli 2023 vindt een gesprek plaats tussen Ymere, [gedaagde] en de bewindvoerder en is gehuurde bezocht. Na afloop van het bezoek heeft Ymere een verslag naar de bewindvoerder verzonden en verzocht om diverse stukken toe te zenden:
“U had uw Nederlands paspoort meegenomen als ID. Hierin staan diverse stempels en u gaf aan dat uw laatste stempels betrekking hadden op uw reis naar Sudan, naar uw echtgenote en 3 kinderen.Uw kinderen zijn 16, 15 en 12 jaar. De stempels zijn gedateerd op 6 februari 2023 en 23 februari 2023. U bent via Egypte naar Sudan afgereisd gaf u aan.Wij hebben ook bankafschriften over een jaar van uw bewindvoering overhandigd gekregen. In dit gesprek gaf u aan dat u steeds bedragen in één keer pint bij de bankautomaat en daarna voornamelijk contante aankopen doet bij de Bazaar in Beverwijk omdat het daar goedkoper is. Op de vraag hoe u naar Beverwijk reist, gaf u aan dat u door vrienden wordt opgehaald. Hieruit is niet te controleren wat uw uitgave patroon is en of dat in de omgeving van uw woning plaatsvindt.(…) Op de vraag of u logees krijgt, gaf u aan dat u vrienden heeft die wel eens bij u logeren. Ze blijven dan een paar dagen. Ik heb u de melding voorgelezen en u gaf aan dat de kale meneer [betrokkene 2] heet. (…)We vragen of we het gesprek op de woning mogen vervolgen, u stemt hiermee in. We spreken met uw bewindvoering af op de woning.Op de woning nemen we met u de woning door. U slaap in de slaapkamer recht tegenover de woonkamer. Hier staat een 2 persoonsbed, een grote kast en een kleine kast. In de grote kast zie ik veel kleding (rommelig) en veel winterjassen.Ook lag er een berg post uit 2013 in de kost. Veel post was nog ongeopend en een paar enveloppen hadden de naam [betrokkene 3] (?) en [betrokkene 4] (?)In de kleine kast lag ook post, maar dan uit 200.(…)In de woonkamer vroegen wij u naar uw echtgenote. U gaf toen aan dat zij in Saoedi-Arabië woont en da tu haar en de kinderen elk jaar bezoekt. Dit is nieuwe informatie voor ons en ook voor uw bewindvoering. We hebben gevraagd waar ze dan woont en hoe ze er woont. Heeft zij een huurcontract of staat het contract misschien op 2 namen, u bent immers nog gehuwd. Wij gaven aan dat we in uw paspoort geen stempels van Saoedi-Arabië hebben gezien. Uw reactie was dat u dit digitaal regelt. U had geen laptop of computer om het aan te tonen. U reageerde enigszins geïrriteerd op deze vragen en gaf aan dat uw vrouw misschien naar Nederland komt of u bij haar gaat wonen. Bij het verlaten van de woning af u aan dat u twee paspoorten heeft gehad. U zei dat u nu één paspoort heeft.Wij hebben afgesproken om een aantal documenten van u te ontvangen via uw bewindvoering:- Beschikking bewindvoering- Overzicht betalingen door bewindvoering (huur, energie, verzekering etc)- Vliegtickets, visum en betaling naar Saoedi-Arabië- Adres verblijfplaats echtgenote en kinderen in Saoedi-Arabië (huurcontract en inschrijving bij de gemeente)- Adres verblijfplaats echtgenote en kinderen in Sudan (huurcontract en inschrijving bij de gemeente)- Uw verblijfadres gedurende uw verblijf dit jaar in Sudan en van wie die adres is (gemeentelijke inschrijving)- Uw melding/aanvraag bij uw uitkerende instantie voor uw verblijf in Sudan en Saoedi-Arabië- Is de uitkerenede instantie op de hoogte dat uw wettelijke echtgenote in Saoedi-Arabië verblijft, zo ja, graag de bevestigende brieven- Overzicht medicijnen via uw verzekeraar- Adres en volledige naam van [betrokkene 2]- Uw emailadres, uw telefoonnummer en contract provider.(…)
2.10.
De bewindvoerder heeft een beschikking en budgetplan naar Ymere toegezonden. Verder heeft de bewindvoerder aangegeven:
“Aan uw overige verzoek zullen wij niet tegemoetkomen. De gevraagde informatie speelt erg in op zijn privacy. Meneer heeft aangegeven zich hier niet prettig bij te voelen.Wij zijn samen met meneer aanwezig geweest bij het gesprek op uw kantoor. Hij heeft u toegang verleend tot de woning. hiermee heeft hij aan uw onderzoek meegewerkt.(…)”
2.11.
Ymere heeft aangegeven dat bij gebrek aan verdere informatie haar standpunt gehandhaafd blijft:
“Ik vind het opmerkelijk dat er signalen van onjuiste woorden aangeleverd door uw cliënt, u dat als financiële uitvoeringsinstantie, niet wilt onderzoeken. Dat uw cliënt naar ons kantoor is gekomen en zijn woning heeft laten zien betekent slechts dat hij heeft meegewerkt, maar op de inhoud houdt zijn verhaal geen stand. (…)Het is te simpel dat uw cliënt aangeeft dat hij niet meer wenst mee te werken. Ik hoop dat u uw verplichtingen zult onderzoeken en alsnog bij uw cliënt aandringt op de juistheid van informatie. (…) Ik besef me wel degelijk dat dit nog niet bewezen is, maar daarom de informatie die nu gevraagd is. Dat uw cliënt schermt met privacy dient afgewogen te worden tegen het achterwege houden van essentiële informatie.Het standpunt van Ymere blijft gehandhaafd en wil de woning terug. Ymere zal overgaan tot een juridische procedure. (…)”
2.12.
Ymere heeft op 22 augustus 2023 de advocaat van [gedaagde] aangeschreven en opnieuw de kwestie uiteengezet en verzocht om de huurovereenkomst op te zeggen bij gebreke waarvan een gerechtelijke procedure zal worden opgestart.
2.13.
Op 4 september 2023 heeft de advocaat de standpunten herhaald zoals verwoord in de brief van 21 juni en toegevoegd:
“Anders dan u namens Ymere stelt, waren er tijdens het huisbezoek volgens de heer [gedaagde] en zijn bewindvoerder wel degelijk persoonlijke bezittingen van de heer [gedaagde] aanwezig in de woning.Onder meer kleding, schoenen en foto’s van de heer [gedaagde] zelf (ook van vroeger) en beeldjes die voor de heer [gedaagde] van persoonlijke waarde zijn.De heer [gedaagde] is van mening dat de informatie die Ymere hem vraagt aan te leveren zijn privacy teveel aantast.(…)”
2.14.
Ymere herhaalt haar standpunt bij e-mail van 21 september 2023.
2.15.
In oktober 2023 ontvangt Ymere een anonieme melding van een van de buren dat maandenlang niet gezien is en enkel begin oktober even in het gehuurde aanwezig is geweest.

3.Het geschil

3.1.
Ymere vordert – samengevat – ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde wegens toerekenbare tekortkoming in nakoming van de huurovereenkomst. [gedaagde] heeft immers zijn hoofdverblijf niet in het gehuurde en het gehuurde is zonder toestemming aan derden in gebruik gegeven. Dit zijn tekortkomingen die ontbinding en ontruiming rechtvaardigen.
3.2.
De bewindvoerder en [gedaagde] voeren verweer. Ymere dient ten opzichte van de vordering jegens [gedaagde] niet ontvankelijk te worden verklaard. Verder is [gedaagde] de Nederlandse taal niet genoeg machtig om te beseffen wat de laatste kans verklaring inhield en welke consequenties hieraan verbonden waren. [gedaagde] staat niet achter de inhoud van de laatste kans verklaring. Daarnaast betwist [gedaagde] dat hij niet in het gehuurde zijn hoofdverblijf heeft en/of dat [gedaagde] het gehuurde aan derden in gebruik heeft gegeven. Ymere heeft onvoldoende gesteld om tot die conclusie te kunnen komen. Ter onderbouwing van zijn stellingen overlegt [gedaagde] een kopie van zijn paspoort, twee getuigenverklaringen en bankafschriften over de periode januari 2020 tot en met oktober 2023.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Er wordt eerst geoordeeld over de niet-ontvankelijkheidsverweer van [gedaagde] en de bewindvoerder. Gelet op het arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2014:525) moet een vordering (enkel) ingesteld worden tegen de bewindvoerder. De vordering jegens [gedaagde] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.2.
Tussen partijen is in geschil of de bewindvoerder tekort is geschoten in de nakoming van de huurdersverplichtingen omdat [gedaagde] geen hoofdverblijf heeft in het gehuurde en het gehuurde aan derden in gebruik wordt gegeven. Vooropgesteld wordt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt (artikel 6:265 BW).
4.3.
Ymere heeft het onderhuren van het gehuurde niet voldoende onderbouwd en dit onderwerp is ook niet meer aan de orde geweest ter zitting. Ontbinding en ontruiming op grond van onderhuur wordt dan ook afgewezen. Resteert nog de grondslag van het niet hebben van hoofdverblijf in het gehuurde.
4.4.
Het hebben van een hoofdverblijf in het gehuurde is voor een huurder één van de essentiële verplichtingen uit de huurovereenkomst. Als uitgangspunt wordt daarom genomen dat het niet hebben van het hoofdverblijf in het gehuurde ernstig genoeg is om tot ontbinding en ontruiming over te gaan. Bij de beoordeling moet rekening worden gehouden met alle door partijen aangevoerde omstandigheden van het geval, waaronder de belangen van verhuurder en het woonbelang van huurder.
4.5.
Hoofdverblijf is volgens vaste rechtspraak de plaats waar iemand werkelijk woont, waar hij de zetel van haar fortuin heeft, zijn zaken behartigt en waar de eigendommen staan, de plek waar het leven van iemand zich in hoofdzaak afspeelt. Het gaat erom waar zich het middelpunt van zijn persoonlijke belangen bevindt en waar hij ’s avonds (meestal) weer naar terugkeert.
4.6.
Ymere heeft ter onderbouwing van haar stellingen dat [gedaagde] geen hoofdverblijf heeft in het gehuurde verwezen naar de laatste kans verklaring van 27 februari 2020, diverse meldingen van buurtbewoners en naar wat [gedaagde] zelf heeft verklaard tijdens het gesprek en het bezoek van 10 juli 2023. Ymere heeft naar aanleiding hiervan nadere stukken opgevraagd bij de bewindvoerder om verder te kunnen vaststellen of [gedaagde] zijn hoofdverblijf heeft in het gehuurde. De bewindvoerder heeft, anders dan een budgetplan, geen nadere stukken toegezonden, met een beroep op de privacy van [gedaagde].
4.7.
Uit de laatste kans verklaring blijkt dat [gedaagde] erkend heeft dat hij destijds zijn hoofdverblijf niet in het gehuurde heeft gehad en dat hij zijn woning aan derden in gebruik heeft gegeven. Ook is met [gedaagde] besproken dat dit niet mag. Uit de (anonieme) verklaringen van medebewoners blijkt dat daarna opnieuw meldingen worden gemaakt van de afwezigheid van [gedaagde]. In het gesprek en het huisbezoek van 10 juli 2023 heeft [gedaagde] tegenstrijdige verklaringen afgegeven over wanneer en waar hij zijn vrouw en kinderen in het buitenland bezoekt. In de paspoort van [gedaagde] komen de stempels niet overeen met zijn verklaring hierover. Ook was onduidelijk over [gedaagde] een of twee paspoorten in bezit heeft. Verder kon [gedaagde] zijn medicijnen niet vinden, waarna hij aangaf geen medicijnen meer te gebruiken.
4.8.
De kantonrechter is van oordeel dat Ymere op grond hiervan voldoende grond heeft om te twijfelen of [gedaagde] zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft. Het is dan aan de bewindvoerder om concrete en relevante gegevens aan te voeren dat het hoofdverblijf wel in het gehuurde is, de zogeheten verzwaarde motiveringsplicht.
4.9.
De bewindvoerder stelt dat [gedaagde] de taal onvoldoende machtig is geweest om te begrijpen waarvoor hij tekende en dat de verklaring daarom niet tegen [gedaagde] gebruikt kan worden. [gedaagde] is echter niet verschenen ter zitting, zodat niet vast is komen te staan of en in hoeverre [gedaagde] de Nederlandse taal machtig is en of hij zich bij ondertekening bewust was van de consequenties. De bewindvoerder heeft echter (onbetwist) verklaard dat [gedaagde] na ondertekening hulp heeft ingeschakeld van een maatschappelijk werkster die [gedaagde] duidelijk heeft gemaakt was de laatste kans verklaring inhield. Ook al was hij naar eigen zeggen niet eens met de verklaring, [gedaagde] wist vanaf dat moment dat hij zijn hoofdverblijf in het gehuurde moet hebben en het gehuurde niet aan derden in gebruik mag geven.
4.10.
Verder stelt de bewindvoerder dat [gedaagde] tijdens het gesprek en het huisbezoek onder druk is gezet bij Ymere. Ten aanzien van zijn verklaringen tijdens het gesprek en het huisbezoek van 10 juli 2023 heeft de bewindvoerder, die ook aanwezig was, toegelicht dat [gedaagde] een verleden heeft met psychische problemen. Dit uit zich vooral en met name in stressvolle situaties. Hij voelde zich tijdens het gesprek en het huisbezoek onder druk gezet waardoor hij zenuwachtig werd en niet alle antwoorden goed meer wist of begon te twijfelen over zijn medicijnen en reizen naar zijn gezin. Ymere heeft deze weergave van het gesprek en het bezoek betwist. Zij hebben inderdaad allerlei vragen gesteld aan [gedaagde] en ook doorgevraagd om duidelijkheid te krijgen. Duidelijkheid die [gedaagde] niet kon of wilde geven.
4.11.
Uit de inrichting van de woning kan niet de conclusie worden getrokken dat [gedaagde] daar niet zou verblijven. Dat er weinig administratie in de woning was, is niet vreemd omdat bijna alle post en administratie via de bewindvoerder verloopt. Ook het feit dat er weinig kleding of persoonlijke spullen aanwezig waren in de woning kan geen aanwijzing zijn. De antwoorden van [gedaagde] tijdens het bezoek roepen echter wel vragen op. Ter nadere toelichting heeft de bewindvoerder kopieën van zijn paspoort in het geding gebracht, maar hier blijkt niet duidelijk uit precies wanneer en hoe vaak [gedaagde] naar zijn gezin afreist terwijl dit wel van de bewindvoerder verwacht mag worden. Het beroep op privacy van de bewindvoerder kan niet slagen, omdat de bewindvoerder voornoemde punten juist aandraagt als verweer. Het had dan juist op de weg van de bewindvoerder gelegen om het verweer nader te onderbouwen met stukken. [gedaagde] was niet ter zitting aanwezig om een nadere toelichting te geven en de bewindvoerder heeft geen nadere informatie verstrekt over bijvoorbeeld het medicijn gebruik van [gedaagde]. Dit is juist van belang om het gedrag van [gedaagde] tijdens het bezoek goed te kunnen duiden. Immers, als [gedaagde] medicijnen wel gebruikt, is het opvallend dat hij deze niet kon vinden in de woning. Als [gedaagde] geen medicijnen gebruikt, hoeft daar niets achter gezocht te worden.
4.12.
De bewindvoerder heeft verder bankafschriften in het geding gebracht waaruit blijkt dat hij de afgelopen periode in en om het gehuurde pintransacties heeft gedaan. Uit de door de bewindvoerder overgelegde bankafschriften blijkt dat tussen januari 2020 en 26 februari 2020 (vlak voor het gesprek met Ymere) alle betalingen zijn gedaan in en rond Brighton, Verenigd Koninkrijk. Vanaf 26 februari 2020 tot en met 18 maart 2020 zijn betalingen gedaan in [plaats] en omgeving. Op 27 februari 2020 heeft [gedaagde] de laatste kans verklaring ondertekend.
4.13.
Vervolgens zijn vanaf 25 maart 2020 tot en met 18 maart 2021 opnieuw alle betalingen gedaan vanuit Brighton en omgeving. [gedaagde] was niet aanwezig ter zitting en de bewindvoerder heeft desgevraagd hierover geen nadere verklaring of toelichting kunnen geven. Uit de pintransacties kan worden afgeleid dat [gedaagde] kort voor het gesprek in het Verenigd Koninkrijk verbleef en dat hij, kort nadat hem duidelijk was gemaakt en geworden dat hij zijn hoofdverblijf in het gehuurde moest hebben, weer vertrokken is en ten minste een jaar lang in Verenigde Koninkrijk is geweest en dat hij zijn hoofdverblijf niet in het gehuurde heeft gehad. Hiermee is [gedaagde] tekortschoten in de nakoming van de huurovereenkomst.
4.14.
Tot slot heeft de bewindvoerder verklaringen van twee medebewoners in het geding gebracht die verklaren [gedaagde] regelmatig te zien en hem te beschouwen als bewoner van het gehuurde. Dit zijn echter geen algemene verklaringen zonder nadere details over bijvoorbeeld welke tijden of dagdelen de buren [gedaagde] zien. De bewindvoerder heeft verder aangevoerd dat hij zich niet kan verweren tegen anonieme meldingen van buurtbewoners. Dit gaat echter niet op. Ymere heeft voldoende uitgelegd waarom bewoners ervoor (kunnen) kiezen om meldingen anoniem te doen. Daarbij kan verweer worden gevoerd tegen anonieme meldingen door uitleg te geven over de dagelijkse gang van zaken van [gedaagde]. Dit is echter geheel nagelaten. Er is geen enkele uitleg gegeven over waar het middelpunt van de belangen van [gedaagde] zich bevindt of waar zijn leven in hoofdzaak afspeelt. Verder zijn er bijvoorbeeld geen afschriften van gebruik van nutsvoorzieningen, of uitleg waar en met wie [gedaagde] overdag verblijft, terwijl dit allemaal gezien de verzwaarde motiveringsplicht wel van de bewindvoerder verwacht wordt.
4.15.
De conclusie is dan ook dat de bewindvoerder met de bankafschriften, de verklaringen en kopieën van het paspoort niet aan de verzwaarde motiveringplicht heeft voldaan.
4.16.
[gedaagde] is dan ook tekortschoten in de nakoming van een van de essentiële verplichtingen uit de huurovereenkomst, het hebben van een hoofdverblijf. De tekortkoming is voldoende ernstig om ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen en ontruiming van het gehuurde toe te wijzen. Gezien de ingrijpende gevolgen voor [gedaagde] wordt de ontruiming gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
4.17.
De bewindvoerder is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de bewindvoerder worden begroot op:
- dagvaarding
258,99
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2,00 punten × € 204,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
929,99

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart de vordering jegens [gedaagde] niet-ontvankelijk;
5.2.
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst tussen Ymere en [gedaagde] betreffende de woning gelegen aan het adres [adres] te [plaats] en veroordeelt Beaufin B.V. in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [gedaagde] om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met al hetgeen van [gedaagde] is en ieder die bij [gedaagde] verblijft en door overgave van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Ymere te stellen;
5.3.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten van € 929,99, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de bewindvoerder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2024.