In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 7 februari 2024 een tussenvonnis gewezen in een verstekzaak betreffende een huurachterstand van de gedaagde partij, die niet is verschenen. De eisende partij, Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland, heeft de gedaagde partij gedagvaard en vordert betaling van de huurachterstand, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De kantonrechter heeft ambtshalve de Algemene Huurvoorwaarden van februari 2020 getoetst op oneerlijke bedingen, zoals bedoeld in de Richtlijn 93/13/EEG en artikel 6:233 BW. De kantonrechter heeft vastgesteld dat bepaalde bedingen, zoals het rentebeding en de bepalingen over buitengerechtelijke incassokosten, oneerlijk zijn en in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen verstoren. De eisende partij krijgt de gelegenheid om zich uit te laten over de oneerlijkheid van deze bedingen. De beslissing over de huurachterstand wordt aangehouden, omdat de gedaagde partij een deelbetaling heeft gedaan, waardoor de hoogte van de huurachterstand nog niet kan worden vastgesteld. De zaak wordt verwezen naar de rol van 6 maart 2024 voor verdere behandeling.