ECLI:NL:RBNHO:2024:3995
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], beroep ingesteld tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Zaanstad, die een naheffingsaanslag parkeerbelasting had opgelegd. De heffingsambtenaar heeft de naheffingsaanslag vernietigd en een proceskostenvergoeding toegekend aan eiser. Eiser is het niet eens met de hoogte van de toegewezen proceskostenvergoeding en stelt dat deze had moeten worden berekend met een wegingsfactor van 0,5 in plaats van 0,25. Eiser voert aan dat de gerechtshoven richtsnoeren hebben gegeven die deze hogere wegingsfactor rechtvaardigen, en dat de standaardbezwaarschriftprocedure niet voldoende zwaarwegend is om de lagere wegingsfactor te rechtvaardigen.
Verweerder, de heffingsambtenaar, betwist dit en stelt dat de toegepaste wegingsfactor van 0,25 terecht is, omdat de werkzaamheden van de gemachtigde van eiser zeer licht waren. De rechtbank heeft op 3 april 2024 de zitting gehouden, waarbij eiser niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde op de juiste wijze was uitgenodigd en dat de procedure correct is verlopen.
Na beoordeling van de argumenten van beide partijen concludeert de rechtbank dat de heffingsambtenaar terecht de wegingsfactor van 0,25 heeft toegepast. De rechtbank oordeelt dat de werkzaamheden van de gemachtigde van eiser niet meer omvatten dan het indienen van een standaardbezwaarschrift en het noemen van een arrest van de Hoge Raad. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.