Op 16 april 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een zorgmachtiging. De officier van justitie had op 11 april 2024 een verzoek ingediend voor het verlenen van een zorgmachtiging aan betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, te weten een recidiverende psychotische episode mogelijk in het kader van schizofrenie. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 april 2024, die plaatsvond in de woning van betrokkene, zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder betrokkene zelf en haar advocaat, alsook twee psychiaters. De advocaat van betrokkene heeft verzocht om afwijzing van het verzoek, waarbij betrokkene aangaf zelf haar leven te willen inrichten zonder verplichte zorg. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene wilsbekwaam is, maar dat er een aanzienlijk risico op ernstig nadeel voor anderen bestaat, aangezien betrokkene angstig en verward over straat loopt en auto rijdt zonder rijbewijs.
De rechtbank heeft de relevante wetgeving, met name artikel 2:1, lid 6 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), in overweging genomen. Dit artikel stelt dat de wensen van betrokkene gerespecteerd moeten worden, tenzij er sprake is van een situatie waarin betrokkene niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen of er een aanzienlijk risico voor anderen bestaat. De rechtbank concludeert dat, hoewel er een risico voor betrokkene zelf is, er geen acuut levensgevaar of ernstig risico voor anderen is. Daarom heeft de rechtbank het bezwaar van betrokkene tegen de zorgmachtiging gehonoreerd en het verzoek tot verlening van de zorgmachtiging afgewezen op grond van wilsbekwaam verzet.
De beschikking is gegeven door mr. A. Warmerdam, rechter, en is openbaar uitgesproken op 16 april 2024. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 april 2024. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.