Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
artikel (…) 13.2, eerste alinea van de Algemene Huurvoorwaarden” terwijl artikel 13.2 van de algemene voorwaarden geen eerste en tweede alinea kent. Dit is een verschrijving van de kantonrechter. Anders dan de eisende partij meent betekent dat echter niet dat artikel 6.1 niet oneerlijk is. In r.o. 3.9. van het tussenvonnis staat immers dat artikel 6.1 van de algemene voorwaarden in combinatie met het boetebeding in artikel 15 van de algemene voorwaarden oneerlijk is. Verder voert de eisende partij aan dat andere kantonrechters van deze rechtbank in andere tussenvonnissen artikel 6.1 van de algemene voorwaarden niet oneerlijk hebben bevonden. Voor zover dat het geval is, kan de eisende partij daar in deze zaak geen rechten aan ontlenen. De kantonrechter blijft bij het oordeel dat artikel 6.1 oneerlijk is en vernietigt daarom dat beding. Dat betekent dat de rente niet toewijsbaar is.
Indien een deel van de overeenkomst of van deze Algemene Huurvoorwaarden vernietigbaar is, dan laat dit de geldigheid van de overige artikelen onverlet. In plaats van het vernietigde of nietige deel geldt alsdan overeengekomen hetgeen op wettelijk toelaatbare wijze het dichtst komt bij hetgeen overeengekomen zouden zijn indien zij de nietigheid of vernietigbaarheid gekend zouden hebben.” Deze bepaling is niet duidelijk. De consument zou dan kennelijk zelf moeten raden wat partijen zouden zijn overeengekomen als zij de vernietigbaarheid van een bepaald beding hadden gekend. Toepassing van dit beding zou bovendien leiden tot het omzeilen van consumentenbescherming en verstoring van het evenwicht tussen partijen. Ook deze bepaling is dus niet eerlijk en kan niet leiden tot het oordeel dat moet worden uitgegaan van een gewijzigd beding.