13.1Indien huurder, na schriftelijk in gebreke te zijn gesteld, toerekenbaar blijft tekortschieten in de nakoming van enige verplichting welke ingevolge de wet en de huurovereenkomst op haar rust, komen alle daaruit voortvloeiende kosten en schade voor rekening van huurder. Onder deze kosten zijn onder andere de kosten van eventuele sommatie, huuropzegging, incasso inclusief eventuele verschuldigde omzetbelasting, de deurwaarder en de rechtskundige raadsman van verhuurder.
4.6
Het hiervoor geciteerde beding in de huurovereenkomst is te beschouwen als een beding dat is bedoeld om in meerdere overeenkomsten te worden gebruikt en is geen kernbeding. Gesteld noch gebleken is dat over dit beding is onderhandeld.
Het standpunt van Lieven de Key
4.7
Lieven de Key heeft bij akte het volgende standpunt ingenomen. Zij betwist niet uitdrukkelijk dat art. 13.1 als niet eerlijk aangemerkt moet worden, maar stelt dat zij nooit een beroep heeft gedaan op de algemene voorwaarden ter zake de buitengerechtelijke kosten. Zij houdt zich sedert de invoering van art. 6:96 BW strikt aan de wet normering incassokosten, het Besluit vergoeding buitengerechtelijke kosten en sinds 2016 aan de door de Hoge Raad in zijn arrest van 25 november 2016 gestelde eisen inzake de “14-dagen-brief”. Omdat Lieven de Key zich altijd op de wettelijke bepalingen heeft beroepen en deze kosten volgens vaste jurisprudentie altijd werden toegewezen, mocht Lieven de Key erop vertrouwen dat de wettelijke bepalingen zwaarder wegen dan haar algemene voorwaarden en dat de huurder door de wettelijke bepalingen voldoende beschermd is tegen onredelijke incassokosten. Voor Lieven de Key was daarom niet voorzienbaar dat haar buitengerechtelijke kosten plotseling zouden worden afgewezen en dit is in strijd met de rechtszekerheid.
4.8
Lieven de Key voert tevens aan dat een huurovereenkomst een duurovereenkomst is, die vaak tientallen jaren bestaat en die één van partijen - de huurder - zeer sterk beschermt. Dit wijkt sterk af van de overeenkomsten waarbij de rechter tot op heden bepaalde bedingen uit de algemene voorwaarden buiten toepassing heeft gelaten, zoals bijvoorbeeld in de uitspraak van HR 10 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:198. Daarom moet in dit geval de toepassing van de Richtlijn zodanig beperkt worden dat de overeenkomst wel kan worden aangevuld met de wettelijke bepalingen. Strikte toepassing van de Richtlijn met als gevolg dat de buitengerechtelijke kosten tot in lengte van jaren niet kunnen worden verhaald op de schuldenaar is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. 4.9
Lieven de Key wenst zich ook te verweren tegen de eventuele gevolgen van een nietigverklaring van de bedingen inzake buitengerechtelijke kosten. Zij stelt daartoe in de eerste plaats dat zij een maatschappelijke woningcorporatie met zo’n 35.000 woningen is, dat zij er alles aan doet om te voorkomen dat huurders met hoge schulden worden geconfronteerd en daartoe een zeer uitgebreid incassotraject voert, dat een hoop inzet en geld kost. Ook nadat een huurder tot betaling is veroordeeld volgen er nog jarenlange afbetalingsregelingen die bekostigd worden uit de buitengerechtelijke kosten. Afwijzing van buitengerechtelijke kosten leidt tot een onredelijke schadepost voor Lieven de Key. Indien de buitengerechtelijke kosten niet meer verhaald kunnen worden op de schuldenaar zal dat ertoe leiden dat er geen betalingsregelingen meer kunnen worden afgesproken en eerder tot ontruiming zal moeten worden overgegaan.
In de tweede plaats wijst zij erop dat een voor Lieven de Key én huurder ongewenst ingrijpende operatie nodig is om de oneerlijke bedingen in bestaande huurovereenkomsten te wijzigen, waardoor maatschappelijke onrust te verwachten is alsmede kosten voor alle partijen en een enorme overbelasting van de rechtspraak. In de onderhavige algemene voorwaarden is immers geen eenzijdig wijzigingsbeding opgenomen, waardoor voor wijziging daarvan schriftelijk overeenstemming vereist is. Lieven de Key moet daartoe met al haar huurders overeenstemming zien te bereiken en daartoe een redelijk aanbod tot het aangaan van een nieuwe huurovereenkomst in de zin van art. 7:274 lid 1 onderdeel d BW aan de huurder doen. Omdat in de praktijk blijkt dat haar huurders slecht reageren op berichten en voorstellen, zal Lieven de Key - en met haar de meerderheid van de verhuurders in Nederland - vervolgens de huurovereenkomsten van alle huurders die niet reageren moeten opzeggen, hetgeen tienduizenden procedures zal opleveren en waardoor paniek zal ontstaan onder huurders, die te weinig kennis van het huurrecht hebben om de consequenties goed in te kunnen schatten. Dit kan niet de bedoeling van de Richtlijn zijn, die er (enkel) op gericht is dat gebruikers van algemene voorwaarden geen onredelijke bedingen meer opnemen in hun algemene voorwaarden: dat doel is bereikt.
4.1
Daarom heeft Lieven de Key haar vordering op grond van onvoorziene omstandigheden vermeerderd, zoals hiervoor in rov. 2 onder II. is omschreven.
4.11
Ten slotte verzoekt Lieven de Key de kantonrechter, gelet op de grote maatschappelijke gevolgen, om prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen en in dat geval bij deelvonnis de gevorderde ontbinding en ontruiming en de veroordeling tot betaling van de huurachterstand toe te wijzen, zodat de huurachterstand niet verder oploopt.
De beoordeling van art. 13.1 op oneerlijkheid in de zin van de Richtlijn
4.12
De kantonrechter is van oordeel dat dit beding als oneerlijk moet worden aangemerkt - hetgeen Lieven de Key niet uitdrukkelijk betwist - omdat het ten nadele van de consument afwijkt van de wettelijke regeling over buitengerechtelijke incassokosten. Op grond van het de uitspraak van HR 10 februari 2023 (ECLI:NL:HR:2023:198, r.o. 3.8.4) is contractuele afwijking van dwingendrechtelijke bepalingen oneerlijk. Op grond van artikel 13.1 van de huurovereenkomst kunnenallekosten, indien er als gevolg van het niet nakomen door de consument maatregelen moeten worden genomen, op de consument worden verhaald. Bovendien staat er de bepaling dat er ook nog andere, niet bepaalde kosten in rekening kunnen worden gebracht. Dat zou dus tot gevolg kunnen hebben dat de consument op grond van het beding belast wordt met hoge kosten, die normaal gesproken niet ten laste van de consument behoren te komen. Dit terwijl de consument in de wettelijke regeling uitsluitend gemaximeerde buitengerechtelijke kosten is verschuldigd, mits is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:96 lid 6 BW, waarbij de aanmaning als bedoeld in dat artikellid moet voldoen aan de door de Hoge Raad in zijn arrest van 25 november 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2704) gestelde eisen. Het beding heeft aldus een aanzienlijk bredere strekking dan wat aan de consument op grond van de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten en het Besluit incassokosten in rekening mag worden gebracht. 4.13
Gevolg van de oneerlijkheid is dat de hiervoor aangehaalde bedingen, gelet op de vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie, volledig buiten toepassing moeten worden gelaten. Partiële vernietiging of herziening is niet mogelijk. Op de bedingen kan dus geen beroep worden gedaan. Evenmin kan ingevolge de Dexia-arresten van het Europese Hof van Justitie (ECLI:EU:C:2021:68) aanspraak worden gemaakt op een wettelijke regeling van aanvullend recht die van toepassing zou zijn geweest als de bedingen niet in de overeenkomst stonden.
4.14
Het standpunt van Lieven de Key dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten moeten worden toegewezen omdat zij zich beroept op de wettelijke regeling en niet op de algemene voorwaarden en zij zich strikt aan de wettelijke regeling houdt, passeert de kantonrechter. Onder meer uit HvJ EU 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia) het Gupfinger-arrest van 8 december 2022 (EUR-Lex - 62021CJ0625 - NL - EUR-Lex (europa.eu)) en HR 10 februari 2023 ECLI:NL:HR:2023:198 (Kinderopvang) volgt dat ook geen wettelijke incassokosten kunnen worden toegewezen als uitsluitend een beroep op de wettelijke regeling wordt gedaan. Er moet dus altijd worden onderzocht of een beding is overeengekomen dat toegepast had kunnen worden, ook indien in de praktijk de wettelijke regeling wordt gevolgd. 4.15
Voor zover Lieven de Key zich erop beroept dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de wettelijke bepalingen zwaarder wegen dan haar algemene voorwaarden, dat zij niet heeft of heeft kunnen voorzien dat de buitengerechtelijke kosten nu plots – en in strijd met de rechtszekerheid - zouden worden afgewezen, wordt ook daaraan voorbij gegaan. De Richtlijn oneerlijke bedingen is op 31 december 1994 in werking getreden en bij wet van 28 oktober 1999 (Stb. 1999, 468) op 17 november 1999 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd, terwijl uit de arresten van HvJ EU 30 mei 2013, C-488/11, ECLI:EU:C:2013:341 (Asbeek Brusse); HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691 (Heesakkers/Voets)) al volgde dat de rechter in het kader van voornoemde richtlijn ambtshalve dient te toetsen of sprake is van een oneerlijk beding. Lieven de Key heeft dus de gelegenheid gehad om voor het aangaan van de onderhavige huurovereenkomst - op 3 april 2021 - haar algemene voorwaarden in overeenstemming te brengen met het geldende recht. Gelet daarop had Lieven de Key zelf kunnen voorkomen dat zij een oneerlijk te verklaren beding niet zou kunnen wijzigen in een eerlijk beding. Dat Lieven de Key haar voorwaarden inmiddels zodanig heeft aangepast dat deze voldoen aan de Richtlijn doet daaraan niet af en evenmin dat kantonrechters in het verleden anders hebben geoordeeld. 4.16
Lieven de Key voert vervolgens aan dat het feit dat de huurovereenkomst een duurovereenkomst is mee moet brengen dat de toepassing van de Richtlijn zodanig beperkt worden dat de overeenkomst wel kan worden aangevuld met de wettelijke bepalingen. Alhoewel onderschreven kan worden dat bij een huurovereenkomst van woonruimte de huurder sterk beschermd is, de verhuurder de huurovereenkomst dus slechts op een beperkt aantal gronden kan opzeggen en huurovereenkomsten vaak tientallen jaren bestaan, passeert de kantonrechter niettemin dit verweer omdat in de rechtspraak herhaaldelijk is uitgemaakt dat - ook bij andere voor langere duur afgesloten duurovereenkomsten - geen ruimte is voor het toepassen van aanvullend of dwingend recht omdat daarmee afbreuk wordt gedaan aan de afschrikkende werking (zie daartoe o.a. HvJ EU 30 mei 2013,
ECLI:EU:C:2013:341(
Asbeek Brusse), punt 58, HvJ EU 26 maart 2019
ECLI:EU:C:2019:250, (
Abanca en Bankia), punt 55, HvJ EU 3 maart 2020,
ECLI:EU:C:2020:138, punt 60 (
Gómez del Moral Guasch), HvJ EU 27 januari 2021,
ECLI:EU:C:2021:68(
Dexia)en HvJ EU 15 juni 2023 ECLI:EU:C:2023:478.
De kantonrechter is van oordeel dat voornoemde jurisprudentie dermate duidelijk is dat er evenmin aanleiding is om prejudiciële vragen te stellen, zoals door Lieven de Key is verzocht.
4.17
Ook de door de Lieven de Key geschetste mogelijk onwenselijke maatschappelijke gevolgen van het oneerlijk verklaren van de bedingen inzake de buitengerechtelijke kosten kunnen op grond van voornoemde jurisprudentie geen grond vormen om, na de vaststelling dat de huurovereenkomst of algemene voorwaarden oneerlijke bedingen inzake buitengerechtelijke kosten bevat, de gevorderde buitengerechtelijke kosten toch toe te wijzen op grond van de wettelijke regeling.
4.18
Dit betekent dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten niet toewijsbaar zijn.
De vermeerdering van eis en de gevolgen van het oneerlijk verklaren van art. 13.1 huurovereenkomst
4.19
De vermeerdering van eis op grond van onvoorziene omstandigheden is reeds niet voor toewijzing vatbaar omdat hiervoor in rov. 4.15 is overwogen dat Lieven de Key geen beroep op onvoorziene omstandigheden toekomt. Daarnaast is het niet aan de rechter om op vordering van een der partijen algemene voorwaarden te wijzigen, of een bepaling daar uit te verwijderen. Ook ontbreekt een juridische grondslag voor een verklaring voor recht dat Lieven de Key eenzijdig algemene voorwaarden zodanig kan wijzigen dat deze voldoen aan de wet en de geldende jurisprudentie. Algemeen uitgangspunt bij overeenkomsten is dat wijzigingen van daarin opgenomen bepalingen enkel kunnen plaatsvinden met instemming van beide partijen.
4.2
Gelet op dit uitgangspunt en indachtig de door Lieven de Key geschetste mogelijk onwenselijke maatschappelijke gevolgen van de vernietiging van in een huurovereenkomst voorkomende oneerlijke bedingen in de zin van de Richtlijn wordt echter het volgende overwogen.
4.21
Vast staat dat door het (ambtshalve) toetsen van bedingen aan de Richtlijn met toepassing van de jurisprudentie van de Hoge Raad en het HvJEU inmiddels diverse gebruikers van algemene voorwaarden - waaronder Lieven de Key -zijn overgegaan tot het schrappen van de oneerlijke bedingen. Ook staat vast dat verhuurders van woonruimte bij een voorgestelde wijziging tegen de grenzen van huurbescherming aanlopen, hetgeen anders is bij bijvoorbeeld eenmalige transacties (zoals online verkopen), waar per direct algemene voorwaarden kunnen worden aangepast als deze oneerlijk blijken, maar ook bij duurovereenkomsten voor bepaalde tijd die op enig moment zullen aflopen, of overeenkomsten voor onbepaalde tijd die eenvoudig beëindigd kunnen worden, waarna bij een nieuw contract nieuwe algemene voorwaarden kunnen gelden. Verhuurders, zoals (maar niet beperkt tot) de woningcorporaties, die van hun oneerlijke bedingen afwillen, lopen bij hun pogingen daartoe tegen vele (praktische en juridische) problemen aan. Het is niet aan de rechtspraak om op voorhand te bepalen hoe algemene voorwaarden tussen bepaalde partijen kunnen worden aangepast. Maar de rechtspraak opereert wel in een bepaalde maatschappelijke context en oordelen hebben maatschappelijke gevolgen, waar de rechtspraak oog voor moet hebben.
4.22
Tegen deze achtergrond overweegt de kantonrechter in de eerste plaats met betrekking tot het door Lieven de Key voorgestelde gewijzigde beding in art. 13.1, zoals hierboven geciteerd in rov. 2 onder II dat, met verwijzing naar hetgeen is overwogen in HvJ EU 21 maart 2013, ECLI:C:EU:2013:180 (
RWE Vertrieb), niet zeker is of dit beding eerlijk is, maar dat schrapping van het (oneerlijke) beding wellicht de voorkeur verdient, omdat de wet voldoende basis biedt voor het in rekening brengen van buitengerechtelijke kosten.
4.23
Voorts kan aangenomen worden dat de door Lieven de Key geschetste mogelijk ongewenste (maatschappelijke) gevolgen van de oneerlijkverklaring van bedingen inzake buitengerechtelijke kosten beperkt kunnen en zullen blijven indien zij de mogelijkheid heeft om dergelijke bedingen - op zo overzichtelijk mogelijke wijze en zo spoedig mogelijk - te schrappen, dan wel te vervangen door een eerlijk beding. Tegen de achtergrond van de door Lieven de Key geschetste mogelijke gevolgen lijkt de mogelijkheid om de huurovereenkomst of algemene voorwaarden op dit punt te wijzigen niet strikt beperkt te zijn tot de omslachtige en mogelijk onrust veroorzakende “redelijk aanbod-”procedure van art. 7:274 lid 1 onderdeel d BW. Uit de wettelijke regeling voor huur van woonruimte, waaronder art. art. 7:213 BW, valt immers af te leiden dat huurder en verhuurder over en weer verplicht zijn zich als een goed verhuurder respectievelijk een goed huurder te gedragen. Dit brengt, wat de huurder betreft, mee dat deze onder de geschetste omstandigheden een aanbod van de verhuurder tot schrapping van het oneerlijke beding ter zake van de buitengerechtelijke kosten of tot vervanging van dit oneerlijke beding door een eerlijk beding behoort te aanvaarden, nu daarmee het doel van de Richtlijn die strekt ter bescherming van de consument en erop gericht is oneerlijke bedingen uit overeenkomsten te verwijderen, wordt bereikt.
De vordering wegens huurachterstand: afbetalingsregeling met voorwaardelijke ontbinding en ontruiming
4.24
Gelet op de ingrijpende gevolgen van de veroordeling tot ontruiming voor [gedaagde] zijn partijen ter zitting een betalingsregeling overeengekomen waarbij de ontbinding en ontruiming slechts voorwaardelijk worden toegewezen, met dien verstande dat Lieven de Key daar geen rechten aan kan ontlenen indien:
[gedaagde] met ingang van 1 september 2023 de maandelijks verschuldigde huurpenningen gedurende de looptijd van de onder b) genoemde afbetalingsregeling telkens uiterlijk op de eerste dag van de maand betaalt
aan Lieven de Key zelf,
én
[gedaagde] de volgende in dit vonnis toe te wijzen bedragen betaalt:
- huurachterstand tot en met augustus 2023 € 4.015,56
- proceskosten (inclusief nakosten) € 1.369,85
-------------
totaal € 5.385,41
Dit bedrag moet als volgt worden voldaan: [gedaagde] betaalt met ingang van 1 september 2023 vijf (5) maandelijkse termijnen van € 50,00 waarvan de laatste termijn vóór 1 januari 2024 moet zijn ontvangen.
In de maand november 2023 hebben partijen - op initiatief van [gedaagde] - overleg over de financiële situatie van [gedaagde] en wordt aan de hand daarvan afgesproken welke maandelijkse termijn zij per 1 februari 2024 gaat betalen totdat voornoemd bedrag van € 5.385,41 volledig is afbetaald.
De maandelijkse termijnen van € 50,00 worden betaaldaan de gemachtigde van Lieven de Keyop bankrekening [rekeningnummer] t.n.v. Hoeden en Van der Mulder onder vermelding van dossiernummer [nummer] .
De eerste termijn dient uiterlijk op 1 september 2023 te zijn ontvangen en iedere volgende termijn telkens uiterlijk op de eerste dag van de daarop volgende maand.
Bij deze betalingsregeling geldt dat indien [gedaagde] in gebreke blijft met de afbetalingen, de gehele regeling zal vervallen en het restantbedrag ineens opeisbaar wordt.
4.25
[gedaagde] wordt er nadrukkelijk op gewezen dat niet alleen de afbetalingsregeling ten aanzien van de huurachterstand en kosten stipt nagekomen moet worden ter voorkoming van ontbinding en ontruiming, maar dat ook de lopende huur tijdig moet worden betaald. [gedaagde] moet ervoor zorgen dat zowel de te betalen huur (die zij moet betalen aan Lieven de Key) als de te betalen aflossingen (die zij moet betalen aan de gemachtigde van Lieven de Key: Van der Hoeden) telkens voor of op de genoemde uiterlijke data
zijn bijgeschrevenop de rekeningen in kwestie.
4.26
Gezien de overeengekomen regeling zal de gevorderde rente worden afgewezen, met dien verstande dat bij niet nakoming van de afbetalingsregeling over het restant van de hoofdsom alsnog wettelijke rente toewijsbaar is als hierna vermeld.
4.27
[gedaagde] wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.
BESLISSING
I. veroordeelt [gedaagde] om aan Lieven de Key tegen kwijting te betalen de bedragen, genoemd in rechtsoverweging 4.24 en 4.25, op de wijze zoals opgenomen in de daarin weergegeven afbetalingsregeling;
voorwaardelijk, namelijk als niet wordt voldaan aan de veroordeling onder I.:
II. trekt de veroordeling onder I. in;
III. ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de onroerende zaak aan het adres [adres] ;
IV. veroordeelt [gedaagde] om deze onroerende zaak met al wie en al wat zich daarin vanwege [gedaagde] bevindt, binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van Lieven de Key te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. jo. 444 Rv bepaalde;
V. veroordeelt [gedaagde] om aan Lieven de Key te voldoen (het restant van):
- de in totaal verschuldigde hoofdsom van € 4.015,56 aan huurachterstand tot en met augustus 2023, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2023 tot de voldoening;
VI. veroordeelt [gedaagde] om aan Lieven de Key tegen kwijting te betalen
€ 469,93 per maand vanaf 1 september 2023 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden;
VII. veroordeelt in ieder geval [gedaagde] tot betaling van (het restant van) de proceskosten aan de zijde van Lieven de Key, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op:
a. exploot € 129,85
b. salaris € 660,00 (2x € 330,00)
c. griffierecht € 514,00
-------------
d. Totaal € 1.303,85
een en ander voor zover verschuldigd inclusief btw;
VIII. veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 66,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing inclusief btw;
IX. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
X. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.A.M. Jacobs, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.