Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
4.6 [eiser] stelt verder dat er in de betreffende periode brandstof, parkeer- en garagekosten van de bankrekening zijn betaald. Hij had toen echter geen auto of rijbewijs, terwijl [gedaagden] die wel hadden. Ook stelt [eiser] dat er geld is opgenomen in Turkije op momenten dat [eiser] in Nederland was. Ook daaruit blijkt volgens [eiser] dat [gedaagden] de gelden aan de bankrekening hebben onttrokken.
4.13 [gedaagden] ontkennen dat de onttrekkingen die tijdens werktijd van [eiser] hebben plaatsgevonden door [gedaagden] zijn verricht. Dat blijkt volgens [gedaagden] uit een door hen als productie 2 overgelegd summier overzicht van het werkrooster van [gedaagde 1] tussen augustus 2016 en maart 2022 dat is opgesteld aan de hand van de agenda van [gedaagde 1] . Daaruit kan volgens [gedaagden] worden afgeleid dat zij de onttrekkingen niet (kunnen) hebben gedaan, omdat [gedaagde 1] op het tijdstip van de onttrekkingen aan het werk was. Tevens hebben [gedaagden] als productie 3 een overzicht overgelegd met een steekproef van betalingen die van de bankrekening zijn gedaan. Uit dat overzicht zou volgens [gedaagden] blijken dat er op het ene moment een pinbetaling zou hebben plaatsgevonden en er kort daarna geld van de bankrekening zou zijn opgenomen. Dit kan volgens [gedaagden] niet kloppen als er slechts één bankpas was.