ECLI:NL:RBNHO:2024:3420

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
10883903 \ CV EXPL 24-167
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis na dagvaarding sociale huur Beter Wonen met ambtshalve toetsing van Algemene Huurvoorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 24 april 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een geschil tussen Woningbouwvereniging "Beter Wonen" en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van een huurachterstand van € 723,24, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de Algemene Huurvoorwaarden zelfstandige woonruimte 2019 getoetst op oneerlijke bedingen, zoals bedoeld in de Richtlijn 93/13/EEG en artikel 6:233 BW.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat bepaalde bedingen in de huurovereenkomst en de algemene voorwaarden oneerlijk zijn, met name het kostenbeding dat de gedaagde partij verplichtte om alle kosten, inclusief buitengerechtelijke incassokosten, te vergoeden. Dit is in strijd met de wettelijke regeling die dergelijke kosten beperkt. De kantonrechter heeft deze bedingen vernietigd, wat leidde tot de afwijzing van de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.

De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van € 723,24 en in de proceskosten, die zijn begroot op € 600,47. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de overige vorderingen zijn afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11004462 CV EXPL 24-808 TvW
Uitspraakdatum: 24 april 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
de vereniging
Woningbouwvereniging "Beter Wonen"
te Hippolytushoef
de eisende partij
gemachtigde: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2]
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De vordering

2.1.
De eisende partij vordert – samengevat –veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van de huurachterstand, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten.
2.2.
De eisende partij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de gedaagde partij tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst.

3.De beoordeling

Ambtshalve toetsing van:Algemene Huurvoorwaarden zelfstandige woonruimte 2019
3.1.
Voordat de kantonrechter een eindoordeel over de vordering kan geven, moet de kantonrechter eerst ambtshalve beoordelen of op de overeenkomst met de gedaagde partij algemene voorwaarden van toepassing zijn en zo ja, of daarin geen bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument, in de zin van artikel 3 van de
Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn), omdat dit gevolgen kan hebben voor (de hoogte van) de vordering. Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
3.2.
De kantonrechter moet in dit verband beoordelen of bedingen, waaraan een consument gebonden is zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. In dat geval moet de kantonrechter daar consequenties aan verbinden, met de bedoeling dat de consument erop kan vertrouwen dat de ‘kleine lettertjes’ niet oneerlijk voor hem uitpakken – en dat hij wordt beschermd als hij zijn handtekening heeft gezet onder een overeenkomst waarin oneerlijke bedingen blijken te zijn opgenomen.
3.3.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat het gaat om een beoordeling van de bedongen afspraken, die de rechten en plichten van partijen over en weer vastleggen en waar de consument door het sluiten van de overeenkomst contractueel aan kan worden gehouden. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan die afspraken houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is in dit verband niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen. In dat laatste geval heeft de eisende partij ook geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding. [1] Dat geldt voor de gevorderde hoofdsom, maar ook voor bijkomende vorderingen, zoals de gevorderde vergoedingen voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten of rente.
3.4.
Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
Huurprijswijzigingsbeding en servicekostenbeding
3.5.
Het huurprijswijzigingsbeding (artikel 4.2 van de huurovereenkomst) en het servicekostenbeding (artikel 4 van de algemene voorwaarden) zijn getoetst en niet oneerlijk bevonden.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
3.6.
In artikel 7.3 van de huurovereenkomst, die de kantonrechter kwalificeert als een algemene voorwaarde, staat het volgende:

Alle ter uitvoering van deze overeenkomst gemaakte kosten, waaronder begrepen administratiekosten, alsmede alle gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten die verhuurder maakt in geval van niet nakoming van enige bepaling van deze overeenkomst, zijn voor rekening van huurder, met uitzondering van de ingevolge rechterlijke beslissing door verhuurder te betalen proceskosten.
3.7.
In de algemene voorwaarden zijn verder onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
Artikel 6.1
: ‘(…) Vanaf de eerste kalenderdag van de maand is huurder voor die maand in verzuim en is hij wettelijke rente verschuldigd.’
Artikel 13.1
: ‘Indien één der partijen in verzuim is met de nakoming van enige verplichting, welke ingevolge de wet en/of de huurovereenkomst op hem rust en daardoor door de andere partij gerechtelijke en/of buitengerechtelijke maatregelen moeten worden genomen, zijn alle daaruit voortvloeiende kosten voor rekening van die ene partij.’
Artikel 13.2
: ‘Indien één van de partijen een uit hoofde van de overeenkomst of uit andere hoofde overeengekomen verschuldigd bedrag niet volledig en stipt op de vervaldag voldoet, dan verkeert deze partij direct vanaf de vervaldag in verzuim en is deze partij vanaf die dag de wettelijke rente verschuldigd.
Daarnaast is de partij die in verzuim verkeert en die een natuurlijk persoon is, niet handelend in de uitvoering van beroep of bedrijf, een vergoeding verschuldigd voor de redelijke incassokosten, zulks met in acht neming van artikel 6:96, leden 2 tot en met 6 van het Burgerlijk Wetboek. De hoogte van de verschuldigde incassokosten wordt berekend conform artikel 2 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, waarbij tenminste het aldaar opgenomen minimumbedrag van € 40,-- verschuldigd zal zijn. (…)
Artikel 15
:
Huurder is verplicht ten behoeve van verhuurder een onmiddellijk opeisbare boete van € 25,- (niveau 2013, geïndexeerd volgens de CBS Consumentenprijsindex, Alle Huishoudens) per kalenderdag te betalen, indien hij enige bepaling uit de Algemene Huurvoorwaarden overtreedt, onverminderd zijn verplichting om alsnog overeenkomstig deze Algemene Voorwaarden te handelen en onverminderd verhuurders rechten op schadevergoeding.
Deze boete zal, zonder rechterlijke tussenkomst voor elke dag waarin de overtreding voortduurt, verschuldigd zijn.’
3.8.
De kantonrechter is van oordeel dat artikel 7.3 van de huurovereenkomst oneerlijk is, omdat het ten nadele van de consument afwijkt van de wettelijke regeling over buitengerechtelijke incassokosten. Op grond van een arrest van de Hoge Raad is contractuele afwijking van dwingendrechtelijke bepalingen oneerlijk [2] . De eisende partij heeft op grond van deze voorwaarde namelijk de vrije hand in het ongelimiteerd in rekening brengen van een bedrag aan incassokosten. De bedongen kosten zijn niet gespecificeerd. Daarnaast kan de eisende partij ook nog administratiekosten in rekening brengen. Dat zou dus tot gevolg kunnen hebben dat de consument op grond van het beding belast wordt met hoge kosten, die normaal gesproken niet ten laste van de consument behoren te komen. Dit terwijl de consument in de wettelijke regeling uitsluitend gemaximeerde buitengerechtelijke kosten is verschuldigd, mits is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:96 lid 6 BW. De voorwaarde heeft aldus een aanzienlijk bredere strekking dan wat aan de consument op grond van artikel 6:96 BW in samenhang met het Besluit vergoeding voor incassokosten in rekening mag worden gebracht.
3.9.
De rentebedingen in artikel 6.1 en 13.2, eerste alinea, van de algemene voorwaarden zijn in overeenstemming met de regeling in artikel 6:119 BW. Deze bedingen zijn daarom op zichzelf voor wat betreft de verschuldigdheid van rente niet oneerlijk. In combinatie met het boetebeding in artikel 15 zijn voornoemde rentebedingen wel oneerlijk. In artikel 15 is namelijk bepaald dat op iedere tekortkoming, dus ook niet tijdige huurbetaling, de huurder een boete van € 25,00 per dag is verschuldigd. Op grond van deze bedingen zou de eisende partij in geval van niet tijdige huurbetaling door de huurder wettelijke rente én een (niet-gemaximeerde) boete in rekening kunnen brengen, terwijl de huurder op grond van de wettelijke regeling uitsluitend wettelijke rente verschuldigd zou zijn. Hiermee wordt het evenwicht tussen de uit de huurovereenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de gedaagde partij verstoord.
3.10.
Het incassobeding in artikel 13.2, tweede alinea, van de algemene voorwaarden verwijst naar de (deels) dwingendrechtelijke regeling in artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Op zichzelf is dit dan ook geen oneerlijk beding. In combinatie met artikel 13.1 en het boetebeding in artikel 15 is het incassobeding wel oneerlijk. Op grond van artikel 13.1 kunnen alle kosten, in en buiten rechte, op de consument worden verhaald indien er als gevolg van een niet-nakomen door de consument maatregelen moeten worden genomen. Dat zou tot gevolg hebben dat de consument belast wordt met hogere kosten dan wettelijk is toegestaan. Ook geldt dat de cumulatie met het boetebeding in artikel 15, zoals hiervoor ook al is overwogen, de oneerlijkheid van het beding alleen nog maar versterkt.
3.11.
Artikel 7.3 van de huurovereenkomst en artikel 13.1 van de algemene voorwaarden zien ook op de proceskosten. Voor zover de eisende partij op grond van deze bedingen aanspraak kan maken op gerechtelijke kosten die boven het liquidatietarief uitkomen, zijn deze bedingen oneerlijk.
Gevolgen van deze toetsing
3.12.
De eisende partij heeft zich in de dagvaarding op het standpunt gesteld dat de algemene voorwaarden geen onredelijk bezwarende bedingen bevatten. De kantonrechter gaat er daarom vanuit de eisende partij geen behoefte heeft om zich daar verder nog over uit te laten. De kantonrechter volgt de eisende partij niet in haar standpunt gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en vernietigt artikel 7.3 van de huurovereenkomst en de artikelen 6.1, 13.1 en 13.2 van de algemene voorwaarden. Dat betekent dat de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
3.13.
Alhoewel de proceskostenbedingen oneerlijk zijn, heeft dit geen gevolg voor de proceskostenveroordeling in deze procedure, omdat de (kanton)rechter op grond van artikel 237 in samenhang met artikel 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ertoe gehouden is om de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te veroordelen en deze proceskosten niet lager mogen worden vastgesteld dan het liquidatietarief.
Huurachterstand
3.14.
De huurachterstand tot en maart 2024 bedraagt € 723,24 (€ 2.844,72 minus € 2.121,48 aan deelbetalingen. Dit bedrag is toewijsbaar.
Proceskosten
3.15.
De gedaagde partij wordt overwegend in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.
4. De beslissing
De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij te betalen een bedrag van
€ 723,24 aan achterstallige huurpenningen;
4.2.
veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de eisende partij begroot op:
€ 137,47 wegens dagvaardingskosten,
€ 328,00 wegens griffierecht en
€ 135,00 wegens salaris gemachtigde;
4.3.
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Dat volgt uit arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:68) en 8 december 2022 (ECLI:EU:C:2022:971).
2.ECLI:NL:HR:2023:198, r.o. 3.8.4