ECLI:NL:RBNHO:2024:3398

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
10478370 \ CV EXPL 23-2646
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging koopovereenkomst op grond van dwaling en ongerechtvaardigde verrijking bij aankoop klassieke auto

In deze zaak heeft eiser, een particulier, een vordering ingesteld tegen gedaagde, een bedrijf dat klassieke auto’s restaureert en onderhoudt, met betrekking tot de aankoop van een Alfa Romeo Guilia TI 1300 uit 1968. Eiser stelt dat hij de koopovereenkomst buitengerechtelijk heeft vernietigd op grond van dwaling, omdat hij onjuist is ingelicht over de herkomst en historie van de auto. Eiser vordert terugbetaling van de koopsom van € 21.000,00 en vergoeding van kosten die hij heeft gemaakt voor werkzaamheden aan de auto. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat eiser niet heeft gedwaald en dat de informatie die is verstrekt correct was.

De kantonrechter heeft op 20 maart 2024 geoordeeld dat het beroep op dwaling niet slaagt. De rechter concludeert dat gedaagde niet onterecht heeft aangenomen dat eiser de auto ook had gekocht zonder de vermeende onjuiste inlichtingen. Eiser heeft bovendien niet aangetoond dat de herkomst en historie van de auto voor hem van doorslaggevend belang waren bij de aankoop. De vorderingen van eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

In reconventie heeft gedaagde een vordering ingesteld tot betaling van € 125,00 voor een taxatierapport. De kantonrechter heeft ook deze vordering afgewezen, omdat gedaagde niet heeft voldaan aan haar (pre)contractuele informatieplichten. De proceskosten in reconventie komen voor rekening van gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10478370 \ CV EXPL 23-2646
Uitspraakdatum: 20 maart 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats 1], Frankrijk
eiser in conventie
gedaagde in reconventie
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. J.W. Buijck (Nineyards Law B.V.)
tegen
[gedaagde]handelend onder de naam
[bedrijf]
wonende te [plaats 2]
gedaagde in conventie
eiser in reconventie
verder te noemen: [bedrijf]
gemachtigde: de heer [gemachtigde]

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 21 april 2023 een vordering tegen [bedrijf] ingesteld. [bedrijf] heeft schriftelijk geantwoord. [bedrijf] heeft bij conclusie van antwoord eveneens een eis in reconventie ingesteld.
1.2.
Op 26 februari 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] bij akte van 25 september 2023 nog stukken toegezonden.

2.De feiten in conventie en reconventie

2.1.
[bedrijf] restaureert en onderhoudt klassieke auto’s.
2.2.
[eiser] heeft bij [bedrijf] een Alfa Romeo Guilia TI 1300 uit 1968 (hierna: de Alfa Romeo) gekocht voor een bedrag van € 21.000,00.
2.3.
Op de factuur van 15 december 2022 van [bedrijf] aan [eiser] staat dat op 14 december 2022 een aanbetaling van € 5.250,00 aan [bedrijf] is verricht.
2.4.
Voorafgaand aan de koop heeft [eiser] meerdere malen contact gehad met [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) over de verschillende mogelijkheden om een Alfa Romeo Guilia TI 1300 aan te schaffen.
2.5.
[betrokkene 1] is twee dagen per week werkzaam bij [bedrijf].
2.6.
In een Whatsapp-bericht van [eiser] aan [betrokkene 1] van 19 augustus 2022 staat:
“(…)
Ik zoek een eerlijke auto, met gebruikssporen”.
2.7.
Op 12 oktober 2022 heeft [betrokkene 1] [eiser] een uitgebreid Whatsapp-bericht gestuurd waarin hij de kenmerken en de staat van de Alfa Romeo beschrijft. Hij schrijft ook:
“(…)
Een auto waar wij, omdat we de eigenaar goed kennen volledig achterstaan en dus m.n aan bekenden in ons netwerk durven te verkopen en aan te bevelen.(…)
Afgelopen 15 jaar zeer veel m.n. motorische onderdelen door ons geleverd die vakkundig in de auto verwerkt zijn.(…)”.
2.8.
Op 19 januari 2023 heeft de heer [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]) in een taxatierapport geschreven (hierna: het eerste taxatierapport):

import Gezien de historische gegevens heeft de 1e registratie in 1968 in NL plaats gevonden.
historie Vrijwel geheel compleet aanwezig.
(…)
Vervangingswaarde: € 27.500,-
2.9.
Op 26 januari 2023 heeft [bedrijf] de Alfa Romeo geleverd aan [eiser].
2.10.
Op 26 januari 2023 heeft [eiser] gevraagd naar de documentatie van de Alfa Romeo. In het Whatsapp-bericht van 26 januari 2023 heeft [eiser] aan [betrokkene 1] geschreven:

Het gaat mij niet om de centjes, maar om een auto die min of meer klopt. Niet qua originaliteit maar wel op het gebied van leeftijd en onderhoud/investering de laatste 5 of 10 jaar”.
2.11.
Bij brief van 20 maart 2023 heeft [eiser] aan [bedrijf] geschreven dat hij de koopovereenkomst buitengerechtelijk vernietigt.
2.12.
Op 31 maart 2023 heeft [betrokkene 2] een e-mailbericht aan [eiser] en [bedrijf] verzonden, waarin onder meer staat:

Ik heb[in]
uw taxatierapport van uw Alfa op onbegrijpelijke wijze een stomme fout gemaakt, wat betreft de historie en de import.
Hiervoor mijn excuses. (…) De hr. [gedaagde] maakt mij er gelukkig op attent. Bij deze het gecorrigeerde rapport deel 1.
2.13.
In het gerectificeerde rapport van 31 maart 2023 (hierna: het tweede taxatierapport) staat:

import Gezien de historische gegevens heeft de 1e registratie in 1968 in NL plaats gevonden.
historie Gedeeltelijk aanwezig(laatste jaren).
(…)
Vervangingswaarde: € 27.500,-”
2.14.
Ter zitting is vast komen te staan dat de Alfa Romeo eind 2017/begin 2018 vanuit Italië naar het bedrijf Toys on Wheels in Soest is geïmporteerd. Vanuit Toys on Wheels is de Alfa Romeo in 2018 voor € 9.000,00 verkocht aan de heer [betrokkene 3] en is de Alfa Romeo naar België geïmporteerd. De heer [betrokkene 3] heeft € 4.000,00 aan onderdelen in de Alfa Romeo geplaatst, waarvan een deel van de onderdelen door [bedrijf] is geleverd. De heer [betrokkene 3] heeft de Alfa Romeo in 2022 aan [bedrijf] verkocht voor € 13.000,00.

3.De vordering en het verweer in conventie

3.1.
[eiser] vordert primair dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de koopovereenkomst bij brief van 20 maart 2023 door [eiser] buitengerechtelijk is vernietigd op grond van dwaling.
3.2.
[eiser] vordert subsidiair dat de kantonrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de koopovereenkomst vernietigt en [bedrijf] veroordeelt:
- tot betaling van € 21.000,00 aan [eiser], te vermeerderen met de wettelijke rente;
- tot betaling van € 1.239,04 aan [eiser], te vermeerderen met de wettelijke rente;
- om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de Alfa Romeo met kenteken [kenteken] terug te nemen en over te schrijven, op straffe van een dwangsom van € 1.500,00 voor elke dag dat [bedrijf] hiermee in gebreke blijft en met een maximum van € 30.000,00;
- tot betaling van € 997,39, althans een bedrag in goede justitie te bepalen, aan buitengerechtelijke incassokosten;
- in de proceskosten.
3.3.
[eiser] stelt dat de koopovereenkomst met betrekking tot de Alfa Romeo gesloten is onder invloed van dwaling (artikel 6:228 lid 1 onder a en b van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW), zodat de koopovereenkomst op die grond vernietigbaar is. [bedrijf] heeft [eiser] onjuist ingelicht over de herkomst en historie van de Alfa Romeo. Als [eiser] had geweten dat [bedrijf] geen compleet overzicht van de historie van de Alfa Romeo kon aanleveren, had hij de Alfa Romeo niet aangeschaft. Doordat [eiser] de koopovereenkomst bij brief van 20 maart 2023 heeft vernietigd, moet [eiser] de Alfa Romeo aan [bedrijf] terugleveren en heeft hij recht op terugbetaling van de koopsom van € 21.000,- .
3.4.
Volgens [eiser] wordt [bedrijf] door de teruglevering van de Alfa Romeo daarnaast ongerechtvaardigd verrijkt, omdat [eiser] na de aanschaf van de Alfa Romeo verschillende werkzaamheden heeft laten verrichten door [bedrijf] Trade B.V., voor in totaal € 1.239,04. Daarmee is de Alfa Romeo in een betere staat dan die waarin [eiser] de Alfa Romeo kocht. [eiser] stelt dat hij door de teruglevering van de Alfa Romeo aan [bedrijf] op grond van artikel 6:212 BW recht heeft op vergoeding van € 1.239,04.
3.5.
[bedrijf] betwist de vordering. Zij voert aan dat [bedrijf] geen valse inlichtingen aan [eiser] heeft verschaft voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst. Daar komt bij dat [eiser] pas nadat de koopovereenkomst was gesloten heeft gevraagd naar de historie van de Alfa Romeo. [eiser] heeft voor het sluiten van de koopovereenkomst op geen enkel moment kenbaar gemaakt dat de aanwezigheid van een meer uitgebreide schriftelijke historie voor hem van doorslaggevend belang was bij de koop. Volgens [bedrijf] heeft [eiser] niet gedwaald.
3.6.
Ook een beroep op ongerechtvaardigde verrijking als de Alfa Romeo in deze staat wordt teruggeleverd, houdt volgens [bedrijf] geen stand. Alle extra kosten die aan de Alfa Romeo zijn besteed zien namelijk op aanpassingen die naar aanleiding van specifieke verzoeken en persoonlijke voorkeuren van [eiser] zijn doorgevoerd.

4.De vordering en het verweer in reconventie

4.1.
[bedrijf] vordert dat de kantonrechter [eiser] veroordeelt tot betaling van € 125,00.
4.2.
[bedrijf] legt aan deze vordering ten grondslag dat KloosClassicCarConsultancy een taxatierapport heeft opgemaakt voor de allrisk-verzekeringsaanvraag van de Alfa Romeo, waardoor deze factuur één op één kan worden doorberekend aan [eiser].
4.3.
[eiser] betwist de vordering. Hij voert daartoe aan dat het opstellen van het taxatierapport door [betrokkene 2] onderdeel was van de koopovereenkomst. Nu die overeenkomst op 20 maart 2023 is vernietigd, bestaat geen betalingsverplichting voor [eiser].

5.De beoordeling

In conventie en reconventie
5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. Partijen zijn het erover eens dat hun rechtsverhouding wordt beheerst door Nederlands recht. De kantonrechter zal daarom van Nederlands recht uitgaan.
In conventie
5.2.
Partijen hebben ter zitting desgevraagd verklaard dat de Alfa Romeo met uitzondering van de historie en herkomst conform is in de zin van artikel 7:17 BW.
Dwaling?
5.3.
[eiser] heeft gesteld dat [bedrijf] (a) onjuiste inlichtingen heeft verschaft over de herkomst en historie van de Alfa Romeo én (b) haar mededelingsplicht heeft geschonden, waardoor hij de koop op grond van een verkeerde voorstelling van zaken heeft gesloten. [eiser] beroept zich aldus op artikel 6:228 lid 1 sub a en b BW. Artikel 6:228 lid 1 sub a en b BW luiden als volgt: een overeenkomst die is tot stand gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, is vernietigbaar: (a) indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten, of (b) indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten.
5.4.
Ter onderbouwing van artikel 6:228 lid 1 sub a BW heeft [eiser] gesteld dat [betrokkene 1] hem voorafgaand aan de koop heeft geïnformeerd dat de herkomst en historie van de Alfa Romeo van de afgelopen 15 jaar bij [bedrijf] bekend was. Daarbij heeft [eiser] verwezen naar een Whatsapp-bericht van [betrokkene 1] waarin staat: “
Afgelopen 15 jaar zeer veel m.n. motorische onderdelen door ons geleverd die vakkundig in de auto verwerkt zijn”, (zie de feiten).
5.5.
Ten aanzien van de inlichtingen van [betrokkene 1] heeft [bedrijf] als verweer gevoerd dat [betrokkene 1] niet bevoegd was om namens [bedrijf] inlichtingen te verstrekken. Dit verweer wordt gepasseerd. [eiser] heeft met het overleggen van verschillende
Social Media-berichten (productie 11, 12 en 13 bij akte) en Whatsapp-berichten van [betrokkene 1] (productie 14 bij akte) en zijn toelichting daarop gemotiveerd dat hij ervan uit mocht gaan dat [betrokkene 1] bevoegd was om namens [bedrijf] uitspraken te doen.
5.6.
Verder heeft [eiser] ter onderbouwing van artikel 6:228 lid 1 sub a BW verwezen naar het eerste taxatierapport van [betrokkene 2] van 19 januari 2023 waarin staat: “
historie: Vrijwel geheel compleet en aanwezig”.
5.7.
Ter onderbouwing van de dwalingsgrond van artikel 6:228 lid 1 sub b BW heeft [eiser] gesteld dat het bij de aanschaf van een klassieke auto voor de koper van belang is dat de documentatie bij de auto wordt verstrekt, zodat duidelijk is hoe er in het verleden met de auto is omgegaan. Deze informatie ontbrak in het onderhavige geval, omdat de Alfa Romeo pas eind 2017/begin 2018 is geïmporteerd vanuit Italië. Dit was ook bij [bedrijf] bekend, zodat [bedrijf] volgens [eiser] haar mededelingsplicht heeft geschonden door [eiser] niet in te lichten over de daadwerkelijke herkomst en historie van de Alfa Romeo.
5.8.
Het beroep van [eiser] op de dwalingsgrond van artikel 6:228 lid 1 sub a BW dwalingsgrond slaagt niet, omdat [bedrijf] naar het oordeel van de kantonrechter mocht aannemen dat [eiser] de Alfa Romeo ook had gekocht als [betrokkene 1] de bewuste mededeling niet had gedaan en het taxatierapport niet had vermeld dat de historie vrijwel compleet en aanwezig was. Dit oordeel wordt als volgt toegelicht.
5.9.
Uit de overgelegde Whatsapp-berichten tussen [eiser] en [betrokkene 1] van 19 augustus 2022 volgt dat [eiser] op zoek was naar een “
een eerlijke auto, met gebruikssporen”. [eiser] noemt hier niet de herkomst en historie. Ook ter zitting heeft [eiser] herhaaldelijk aangegeven dat de herkomst en historie van de Alfa Romeo voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst voor hem ‘geen halszaak’ was. Ten aanzien van het taxatierapport merkt de kantonrechter op dat [eiser] de aanbetaling voor de Alfa Romeo al had gedaan (op 14 december 2022) voordat het taxatierapport op 19 januari 2023 werd opgemaakt. De mededeling van de taxateur dat de historie bijna volledig en compleet aanwezig was kan dus bij de initiële beslissing om de Alfa Romeo te kopen geen rol hebben gespeeld. Uit het voorgaande leidt de kantonrechter af dat [bedrijf] mocht menen dat de inlichting over de historie en herkomst van de Alfa Romeo de besluitvorming van [eiser] niet wezenlijk heeft beïnvloed. Dat wordt bevestigd door het WhatsApp-bericht van [eiser] aan [betrokkene 1] van na de aankoop: “
Het gaat mij niet om de centjes, maar om een auto die min of meer klopt. Niet qua originaliteit maar wel op het gebied van leeftijd en onderhoud/investering de laatste 5 of 10 jaar”.
5.10.
Het beroep van [eiser] op de dwalingsgrond van artikel 6:228 lid 1 sub b BW slaagt evenmin, omdat enerzijds [eiser] slechts in zijn algemeenheid heeft gesteld dat het belangrijk is dat documentatie bij de aanschaf van een klassieke auto van belang is, en anderzijds, net als bij de dwalingsgrond van artikel 6:228 lid 1 sub a BW, niet aan het kenbaarheidsvereiste is voldaan. [bedrijf] hoefde, voor zover zij er al van op de hoogte was dat de documentatie over de herkomst en historie niet verder terug ging dan 2018, er, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geen rekening mee te houden dat mededelingen over de herkomst en historie voor [eiser] van doorslaggevend belang waren voor de aankoop van de Alfa Romeo. Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat voor zover vast komt te staan dat [betrokkene 1] (namens [bedrijf]) [eiser] in het Whatsapp-bericht onjuist heeft ingelicht door te schrijven dat de afgelopen 15 jaar zeer veel motorische onderdelen door [bedrijf] ten behoeve van de Alfa Romeo zijn geleverd, hieruit niet blijkt dat de herkomst en historie van de Alfa Romeo bij [bedrijf] bekend was.
5.11.
Nu de herkomst en historie van de Alfa Romeo ‘geen halszaak’ betrof, kan niet worden geoordeeld dat [bedrijf] haar mededelingsplicht heeft geschonden. [bedrijf] had uit de inlichtingen van [eiser] immers niet hoeven te begrijpen dat de herkomst en historie van de Alfa Romeo voor [eiser] bij het sluiten van de overeenkomst van doorslaggevend belang was.
5.12.
Omdat geen sprake is van dwaling, had [eiser] de koopovereenkomst niet buitengerechtelijk mogen vernietigen en is vernietiging op grond van artikel 3:51 BW evenmin mogelijk. De primaire en subsidiaire vorderingen van [eiser] zullen dan ook worden afgewezen. Aangezien de vorderingen worden afgewezen, komt de kantonrechter niet toe aan de vraag in hoeverre sprake is van ongerechtvaardigde verrijking.
5.13.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser], omdat hij ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van [eiser], voor zover deze daadwerkelijk door [bedrijf] worden gemaakt.
In reconventie
5.14.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. Daarom moet de kantonrechter eerst ambtshalve (dus ook nu daar geen beroep op is gedaan) toetsen of [bedrijf] heeft voldaan aan haar (pre)contractuele informatieplichten. Dit ter bescherming van de consument. Aan welke (pre)contractuele informatieplichten moet zijn voldaan, is afhankelijk van hoe de overeenkomst tot stand is gekomen. Daarom moet dit eerst worden vastgesteld.
5.15.
Ter zitting heeft [eiser] aangegeven dat hij de Alfa Romeo in november 2022 tijdens de proefrit voor het eerst heeft gezien. De koop was toen al via Whatsapp tot stand gekomen. In november 2022 is tevens een aanbetaling gedaan. [bedrijf] heeft niet betwist dat de koopovereenkomst via Whatsapp tot stand is gekomen en dat het opstellen van het taxatierapport onderdeel uitmaakt van die overeenkomst. Hieruit volgt dat de overeenkomst via Whatsapp en daarmee op afstand tot stand is gekomen, zodat [bedrijf] moet voldoen aan de (pre)contractuele informatieplichten van artikel 6:230m in verbinding met 6:230v BW.
5.16.
[bedrijf] heeft naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende (pre)contractuele informatieplichten.
5.17.
[bedrijf] heeft immers nagelaten op gedetailleerde wijze aan te geven hoe de koop via Whatsapp tot stand is gekomen en welke informatie zij daarbij heeft verstrekt, zodat de kantonrechter niet kan vaststellen dat aan [eiser] op duidelijke en begrijpelijke wijze de in artikel 6:230m lid 1 BW bedoelde essentiële informatie is verstrekt. Ook heeft zij niet toegelicht op welke wijze zij heeft voldaan aan de contractuele verplichting van artikel 6:230v lid 7 BW. Een bevestiging die aan de eisen van artikel 6:230v lid 7 BW voldoet, ontbreekt.
5.18.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermelden en op grond van artikel 21 Rv moet [bedrijf] de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren. [bedrijf] heeft niet aan deze eisen voldaan. Daarom wordt de vordering afgewezen.
5.19.
De proceskosten komen voor rekening van [bedrijf], omdat zij ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van [bedrijf], voor zover deze daadwerkelijk door [eiser] worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [bedrijf] worden vastgesteld op een bedrag van € 1.086,00 aan salaris van de gemachtigde van [bedrijf];
6.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling aan [bedrijf] van € 135,00 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door [bedrijf] worden gemaakt.
in reconventie6.3. wijst de vordering af;
6.4.
veroordeelt [bedrijf] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [eiser] worden vastgesteld op een bedrag van € 78,00 aan salaris van de gemachtigde van [eiser];
6.5.
veroordeelt [bedrijf] tot betaling aan [eiser] van € 19,50 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door [eiser] worden gemaakt.
In conventie en in reconventie
6.6.
verklaart dit vonnis voor zover het de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter