ECLI:NL:RBNHO:2024:3272

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
15/156379-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van drugshandel en voorbereidingshandelingen met harddrugs

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 maart 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in en het bezit van harddrugs. De verdachte is beschuldigd van zes feiten die betrekking hebben op de voorbereidingshandelingen voor de verkoop van cocaïne, heroïne, MDMA en amfetamine, evenals het opzettelijk aanwezig hebben van deze verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gebruik maakte van een pgp-telefoon en het EncroChat-account, waarvan hij de enige gebruiker was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, waarbij de ernst van de feiten en de professionele wijze waarop de verdachte te werk ging, zwaar zijn meegewogen. De verdachte heeft in meerdere periodes, van april 2020 tot juni 2023, samen met anderen handelingen verricht die gericht waren op de handel in harddrugs. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten gebaseerd op de inhoud van de chatberichten en andere bewijsmiddelen die in het dossier zijn opgenomen. De rechtbank heeft de verdachte niet vrijgesproken van de feiten, ondanks de verweren van de verdediging, en heeft geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/156379-23 (P)
Uitspraakdatum: 22 maart 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 maart 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in de P.I. Heerhugowaard (UAH).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. S.J. Römer, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is een zestal feiten tenlastegelegd, die in de kern de volgende verwijten inhouden.
Feit 1:
De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij op 6 april 2020 samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht ten behoeve van het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van cocaïne.
Feit 2:
De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij in de periode van 7 april 2020 tot en met 11 april 2020 samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht ten behoeve van het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van heroïne.
Feit 3:
De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij in de periode van 26 mei 2020 tot en met 6 juni 2020 samen met anderen opzettelijk meermalen cocaïne aanwezig heeft gehad.
Feit 4:
De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij in de periode van 17 april 2020 tot en met 19 april 2020 samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft verricht ten behoeve van het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van pillen MDMA.
Feit 5:
De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij in de periode van 10 juni 2020 tot en met 12 juni 2020 samen met anderen opzettelijk MDMA heeft vervoerd, en/of aanwezig heeft gehad.
Feit 6:
De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij in de periode van 23 juni 2023 tot en met 28 juni 2023 samen met anderen opzettelijk cocaïne, amfetamine en MDMA heeft verkocht, vervoerd, afgeleverd, en/of aanwezig heeft gehad.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als
bijlage 1aan dit vonnis gehecht.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.De standpunten

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot de bewezenverklaring van alle zes de tenlastegelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken. Hij heeft hiertoe, samengevat weergegeven, het volgende naar voren gebracht.
De verdachte heeft verklaard dat hij weliswaar de in het dossier opgenomen chatberichten met betrekking tot de xtc-pillen/MDMA met het EncroChat-account [naam 1] heeft gevoerd, maar dat de chatberichten over andere verdovende middelen door twee andere gebruikers van dat account zijn gevoerd en de verdachte hiermee geen enkele bemoeienis heeft gehad. De raadsman stelt zich op het standpunt dat het dossier steun biedt voor deze stelling van de verdachte. Hij wijst er daarbij op dat het pgp-toestel waarmee deze chatberichten zijn uitgewisseld verschillende zogenaamde Cell-ID’s aanstraalt en voorts dat er tussen de chatberichten over de verschillende soorten drugs een behoorlijk tijdsverloop zit. Het voorgaande moet er volgens de raadsman toe leiden dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1, 2 en 3.
Met betrekking tot de feiten 1 en 2 stelt de raadsman zich subsidiair op het standpunt dat de inhoud van de chatberichten wijst op het kopen van respectievelijk cocaïne en heroïne. Nu aan de verdachte onder deze feiten echter verkopen, afleveren, vervoeren of verstrekken is tenlastegelegd en daar geen sprake van is, moet de verdachte ook hierom worden vrijgesproken van de feiten 1 en 2.
Met betrekking tot feit 3 stelt de raadsman zich subsidiair op het standpunt dat uit de chatberichten niet blijkt dat de aanschaf van cocaïne daadwerkelijk is voltooid. Daarom kan niet worden bewezen dat de verdachte beschikkingsmacht had over de cocaïne, zodat de verdachte ook hierom moet worden vrijgesproken van het onder feit 3 tenlastegelegde feit.
Met betrekking tot feit 4 heeft de verdachte erkend dat hij de chatberichten als tussenpersoon heeft gevoerd, maar dit had een puur informatief karakter. Er is dan ook geen sprake van voorbereidingshandelingen, zodat de verdachte ook van dit feit moet worden vrijgesproken.
Met betrekking tot feit 5 heeft de verdachte eveneens erkend dat hij de chatberichten heeft gevoerd. Deze berichten gaan echter over het kopen van xtc, hetgeen de verdachte niet wordt verweten. De verdachte heeft alleen bemiddeld bij die koop. Hij heeft zelf niets aanwezig gehad of vervoerd. Daarom moet de verdachte ook van dit feit worden vrijgesproken.
Van feit 6 moet de verdachte eveneens worden vrijgesproken omdat het feit als voltooid delict is ten laste gelegd, maar het dossier geen bewijs geeft dat het tot voltooiing is gekomen.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat. De rechtbank zal hieronder uitleggen hoe zij – in weerwil van de bewijsverweren – tot de bewezenverklaring van deze feiten is gekomen.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Het [naam 1] -account is gedurende de bewezenverklaarde periode van 26 maart 2020 tot en met 13 juni 2020 door de verdachte gebruikt. Hij heeft bekend onder dat account zich bezig te hebben gehouden met XTC-handel. Onder dat [naam 1] -account zijn in diezelfde periode behalve berichten betreffende handel in XTC, ook berichten verzonden en ontvangen betreffende handel in andere verdovende middelen, te weten cocaïne en heroïne en speed. Een van de personen aan wie cocaïne geleverd zal worden door [naam 1] , is ‘de [naam 9] ’.
Op de Samsung telefoon, waarvan de verdachte de enige gebruiker was, zijn berichten gevonden betreffende de handel in 2023 in XTC, cocaïne en speed. In de berichten van 23 juni 2023 wordt bij de bestelling van speed (snelle) en xtc (md) en cocaïne (tegel) besproken dat het is voor ‘ [naam 9] ’ en wordt gerefereerd aan hoe vaak hij vroeger dit soort bestellingen deed.
Bovenstaande feiten en omstandigheden zijn redengevend voor het oordeel dat verdachte zich in 2020 en in 2023 heeft beziggehouden met de handel in XTC, cocaïne en heroïne en speed.
Verdachte bekent weliswaar zich in 2020 bezig te hebben gehouden met de handel in XTC en in 2023 met de handel in XTC, cocaïne en speed. Maar hij ontkent zich in 2020 bezig te hebben gehouden met de handel in andere verdovende middelen dan XTC. De verdachte heeft daartoe het volgende gesteld. De berichten afkomstig van dit [naam 1] -account over die drugs zijn door personen die hij kent als “ [naam 2] ” en “ [naam 3] ” verstuurd. [naam 2] handelde in speed. [naam 3] handelde in cocaïne en heroïne. Ieder had zijn eigen handel. Zij gebruikten, om de kosten te drukken, met z’n drieën hetzelfde pgp-toestel. Over hoe dat feitelijk werkte heeft de verdachte bij de politie verklaard dat als tijdens een berichtenwisseling over pillen/xtc/MDMA het over een ander soort drugs ging, hij met één van die andere personen ergens halverwege afsprak en dan het pgp-toestel overdroeg. Die afspraken maakte hij via een gewone mobiele telefoon. Eerst ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat het pgp-toestel iedere avond in een bedrijfsunit in Nibbixwoud werd neergelegd voor een van de drie gebruikers om de volgende dag van gebruik te maken.
De rechtbank is van oordeel dat het scenario volgens de verklaring van de verdachte niet aannemelijk is geworden. Allereerst is die verklaring bij gebreke van enig identificerend gegeven over ‘ [naam 2] ’ en/of ‘ [naam 3] ’ niet controleerbaar en verifieerbaar. Hetzelfde geldt overigens voor de locatie van de unit in Nibbixwoud waar het pgp-toestel iedere avond zou zijn neergelegd. Verder ziet de rechtbank in de inhoud van de chatberichten geen enkele steun voor de stelling van de verdachte dat er tijdens een chatbericht van gebruiker werd gewisseld. Zo blijkt niet dat zich tijdens een dergelijke gestelde berichtenwisseling een andere gebruiker voorstelt. Ook wat door de raadsman naar voren is gebracht over tijdsverloop tussen de chatberichten over de verschillende soorten drugs maakt verdachtes scenario niet aannemelijk. De rechtbank is van oordeel dat dit tijdsverloop namelijk niets zegt over wie de gebruiker is van het account en het op zichzelf ook niet opvallend of ongebruikelijk is indien er één enkele gebruiker van dat account is. De rechtbank wijst in dit verband ook nog op het onderzoek naar de zogenaamde Cell-ID’s (dossierpagina 89 e.v.) die door het pgp-toestel worden aangestraald. Hieruit blijkt allereerst dat dit toestel alle dagen van de tenlastegelegde periode gebruik maakt van een zendmast dicht bij de woning van de verdachte en voorts dat het toestel niet wisselt van Cell-ID op het moment dat de gesprekken overgaan van de ene drugssoort naar de andere.
Er is dus geen sprake van een, de redengevendheid van de eerder genoemde feiten en omstandigheden, ontzenuwende verklaring van de verdachte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte de enige gebruiker van het EncroChat-account [naam 1] is geweest en zich ook in 2023 heeft bezig gehouden met de handel in cocaïne en heroïne.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 4
De rechtbank stelt voorop dat de voorbereiding en/of bevordering van een misdrijf als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet (korter gezegd: drugshandel), in artikel 10a, eerste lid van die wet als zelfstandig delict strafbaar is gesteld teneinde in een vroeg stadium van de organisatie van de (internationale) handel in drugs in te kunnen grijpen. Dit betekent dat reeds strafbaar is het uiting geven van de intentie om verdovende middelen te verkopen, vervoeren of in te voeren door het plegen van daarop gerichte voorbereidings- of bevorderingshandelingen. Het resultaat van die handelingen is daarvoor niet van belang.
Nadere bewijsoverweging feit 1
De rechtbank is van oordeel dat in de berichtenwisseling tussen de verdachte als de gebruiker van het account ‘ [naam 1] ’, en de gebruiker van het tegenaccount ‘ [naam 11] ’ wordt gesproken over het kopen en afleveren van Colo (het is de rechtbank ambtshalve bekend dat in dit soort zaken daarmee cocaïne uit Colombia wordt bedoeld) en Bolo (het is de rechtbank ambtshalve bekend dat in dit soort zaken daarmee cocaïne uit Bolivia wordt bedoeld). Verder wordt besproken dat hiervan de helft aan ‘ [naam 9] ’ zal worden geleverd.
De rechtbank acht gelet hierop wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 6 april 2020 met een ander voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor het verkopen en afleveren van cocaïne.
Nadere bewijsoverweging feit 2
Op 7 april 2020 wordt de verdachte benaderd door de gebruiker van het account ‘ [naam 4] ’ met de vraag of de verdachte aan heroïne (bruin) kan komen. De verdachte benadert hiervoor de gebruiker van het account ‘ [naam 5] ’. De verdachte bespreekt met ‘ [naam 5] ’ dat zijn klant de prijs en de herkomst van de heroïne wil weten. Vervolgens koppelt de verdachte deze informatie terug aan ‘ [naam 4] ’, die vervolgens vraagt om een monster. De verdachte maakt met ‘ [naam 5] ’ een afspraak voor de levering van een monster waarbij ook zijn klant aanwezig zal zijn.
De rechtbank acht gelet hierop wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 7 april 2020 tot en met 11 april 2020 met een ander voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor verkoop van een hoeveelheid heroïne. Dat nadat er kennelijk een monster is verstrekt, ‘ [naam 4] ’ zich terugtrekt als koper doet daar niet aan af.
Nadere bewijsoverweging feit 4
In de chat met ‘ [naam 6] ’ op 17 april 2020 bespreken de verdachte en ‘ [naam 6] ’ wat 500.000 pillen moeten kosten voor de klant. De verdachte stelt voor om de tikker een beetje te drukken en zal vragen of de tikker het ook voor 4 cent kan doen. In de chat met ‘ [naam 7] ’ op 17 april 2020 laat de verdachte weten dat hij aan het onderhandelen is over 500k (het is de rechtbank ambtshalve bekend dat hiermee het aantal 500.000 bedoeld wordt) pillen en vraagt of de tikkosten ook 4 cent kunnen zijn. Verder wordt er gesproken over bindmiddelen en MDMA. Uit deze gesprekken en de overige inhoud van de berichten blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte het daarin heeft over het produceren en verkopen van 500.000 pillen bevattende MDMA en dat de verdachte de nodige inspanningen heeft verricht om dit te laten plaatsvinden. Daarbij heeft de verdachte met meerdere personen samengewerkt. Het dossier biedt geen enkel aanknopingspunt voor de stelling van de verdachte dat hetgeen hij in de berichten heeft geschreven grootspraak is, zodat de rechtbank daaraan voorbijgaat.
Dit maakt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte in de periode van 17 april 2020 tot en met 19 april 2020 samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de productie, in de zin van bereiden en bewerken, en de verkoop van pillen bevattende MDMA.
Nadere bewijsoverweging feit 3
Uit de berichten op 26 mei 2020 tussen verdachte en Rebornwolf op 26 mei 2020 blijkt dat de verdachte die dag Colo (cocaïne uit Colombia) voor € 27.850 gebracht krijgt. Uit de berichten op 26 mei 2020 tussen verdachte en [naam 11] blijkt dat zij samen voor dat bedrag de hesbolla gebracht krijgen en houden zij elkaar op de hoogte van het tijdstip die avond de chauffeur van ene [naam 13] op de afgesproken plek zal zijn, waarop [naam 11] daar dan ook zal zijn (“ga uit van 20:30 uur”) en dan om 21:06 uur dat [naam 11] wegrijdt. Gelet op de inhoud van deze chatberichten gaat de rechtbank er van uit dat [naam 11] bij de Shoarma phone de bezorger heeft getroffen en de cocaïne in ontvangst heeft genomen. Daarmee stelt de rechtbank vast dat op 26 mei 2020 de verdachte samen met zijn mededader [naam 11] de beschikking(smacht) had over een hoeveelheid cocaïne.
Op 6 juni 2020 voert de verdachte gelijktijdig een gesprek met de gebruikers van de tegenaccounts ‘ [naam 11] ’ en ‘ [naam 12] ’. ‘ [naam 12] ’ stuurt de verdachte een afbeelding van een blok Boli (cocaïne uit Bolivia). De verdachte stuurt dezelfde afbeelding naar ‘ [naam 11] ’ en samen besluiten zij het blok te kopen. De verdachte vraagt vervolgens ‘ [naam 12] ’ om een blok Boli. Uit de berichten tussen [naam 12] en de verdachte enerzijds en de daarmee synchroon lopende berichten tussen de verdachte en [naam 11] anderzijds blijkt dat [naam 12] de Boli rond 18.40 uur in handen heeft gekregen en om 19:58 laat weten over een paar minuten bij Shoarma Phone te zullen zijn, waarop [naam 1] om 20:03 laat weten eraan te komen. Op grond van de inhoud van deze berichten kan worden aangenomen dat [naam 1] bij de Shoarma phone de bezorger heeft getroffen en de cocaïne in ontvangst heeft genomen. Daarmee stelt de rechtbank vast dat de verdachte ook op 6 juni 2020 samen met zijn mededader [naam 11] de beschikking had over een hoeveelheid cocaïne.
Nadere bewijsoverweging feit 5
Op 10 juni 2020 laat de gebruiker van het account ‘ [naam 8] ’ aan de verdachte weten dat zijn spullen vrijdag klaar zijn. Op 12 juni 2020 (vrijdag) laat ‘ [naam 8] ’ weten dat het gaat om 100d zilver en 52500 goud mybrand. De verdachte laat weten dat zijn chauffeur op de afgesproken plaats aanwezig is. Op de zitting heeft de verdachte verklaard dat dit gaat over een bepaald type xtc-pillen en dat deze deal is doorgegaan. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande dan ook vast dat de verdachte betrokken is geweest bij een geslaagde deal in een grote hoeveelheid pillen bevattende MDMA. Het dossier biedt geen enkel aanknopingspunt voor de kale stelling van de verdachte dat de in de gesprekken genoemde aantallen grootspraak zou zijn, zodat de rechtbank daaraan voorbijgaat.
Blijkens de berichten voeren de verdachte en [naam 8] nauw overleg over het vervoer (de plek waar naartoe, het tijdstip waarop, de auto waarmee de chauffeur van de verdachte rijdt, hoeveel geld hij bij zich heeft, hoeveel geld [naam 8] heeft gekregen van de chauffeur). Aldus heeft de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met zijn eigen chauffeur en/of met [naam 8] het vervoeren medegepleegd. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de periode van 10 juni 2020 tot en met 12 juni 2020, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van een hoeveelheid MDMA.
Nadere bewijsoverweging feit 6
Op 23 juni 2023 heeft de verdachte een whatsapp gesprek met ‘ [naam 9] ’. ‘ [naam 9] ’ laat weten op zoek te zijn naar onder meer 7 snelle (speed/amfetamine), 2 md (MDMA), 1k snoep (xtc/MDMA) en 2 stuks tegel (cocaïne). De verdachte laat vervolgens weten dat hij dat kan regelen en uit de chats leidt de rechtbank af er afspraken worden gemaakt voor de levering van een en ander. Op 28 juni 2023 laat ‘ [naam 9] ’ de verdachte weten dat een deel van de bestelling in Drachten moet worden bezorgd en een ander deel in Groningen. De bestelling wordt gebracht door een chauffeur van de verdachte en ‘ [naam 9] ’ laat weten dat hij “hem” ziet. Op 28 juni 2023 stuurt de verdachte een bericht aan ‘Pool’ dat hij 7 heeft gepakt op Groningen. En op 2 juli laat de verdachte aan [naam 9] weten dat er in de stapel van briefjes van € 20,- te weinig briefjes zaten. Kortom, er is aan [naam 9] afgeleverd en [naam 9] heeft betaald (zij het net te weinig) De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 23 juni 2023 tot en met 28 juni 2023 zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de verkoop en aflevering van amfetamine, MDMA en cocaïne.
4.2.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte alle aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
hij op 6 april 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander om (een) feit(en), bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen en afleveren van twee blokken cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, voor te bereiden,
- zich en/of een ander middelen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en
- voorwerpen en gelden voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader,
- een encryptietelefoon/account voorhanden gehad en via die encryptietelefoon/account gecommuniceerd en afspraken gemaakt en informatie verstrekt over:
• de aanschaf van en de te betalen prijs/prijzen voor en het al of niet ophalen van een blok “boli” (stempel van een kroon) en een blok “colo” (stempel van een smiley) en een (potentiële) afnemer (“Voor [naam 9] ?) voor (een) gedeelte(n) van die blokken en de omstandigheid dat er geld klaar ligt (“37K ligt klaar”);
Feit 2:
hij in de periode van 7 april 2020 tot en met 11 april 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om (een) feit(en), bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, van “3 of 4 stuks” heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- een (encryptie)telefoon(s)/account(s) voorhanden gehad en/of via dat/die (encryptie)telefoon(s)/account(s)) gecommuniceerd en/of afspraken gemaakt en/of informatie (door)verstrekt over:
• de beschikbaarheid van en/of de aanschaf van en/of de te betalen prijs/prijzen voor en/of de (door)verkoop van “3 of 4 stuks” “bruin” en/of het halen en/of brengen en/of aanleveren van een “monster”/”sample” en/of (het resultaat van) een keuring van dat “monster”/”sample”;
Feit 3:
hij in de periode van 26 mei 2020 tot en met 6 juni 2020 in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander, opzettelijk meermalen aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, te weten:
• op 26 mei 2020 een blok (“colo”; geruit stempel) en
• op 6 juni 2020 een blok (“boli”; stempel van een A);
Feit 4:
hij in de periode van 17 april 2020 tot en met 19 april 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken en verkopen van 500.000 pillen MDMA, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of anderen middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- een (encryptie)telefoon(s)/account(s) voorhanden gehad en/of via dat/die (encryptie)telefoon(s)/account(s)) gecommuniceerd en/of
afspraken gemaakt en/of informatie verstrekt over:
• de mogelijkheden om MDMA aan te (kunnen) schaffen en/of de mogelijkheden om van die MDMA pillen te (laten) slaan en/of prijs/prijzen voor het laten slaan van die pillen en/of (de verdeling van) de kosten van het te gebruiken bindmiddel en/of de bij het slaan van de pillen te gebruiken stempel (Mario) en/of de verwachte winstmarge(s) voor verdachte en/of de gebruiker(s) van de/het account(s) [naam 6] en/of [naam 7] ;
Feit 5:
hij in de periode van 10 juni 2020 tot en met 12 juni 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA.
Feit 6:
hij in de periode van 23 juni 2023 tot en met 28 juni 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd, hoeveelheden van materialen bevattende
• amfetamine en
• MDMA en
• cocaïne.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of te bevorderen, door zich en/of een ander middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, door voorwerpen en gelden voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Feit 2:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of te bevorderen, door zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, door voorwerpen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Feit 3:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Feit 4:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of te bevorderen, door zich en/of een ander middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, door voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Feiten 5 en 6 telkens het:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast vordert de officier van justitie om aan de verdachte een geldboete op te leggen ter hoogte van € 10.000,-.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, aansluiting te zoeken bij de uitspraak van deze rechtbank van 14 februari 2024 (ECLI:NL:RBNHO:2024:1370) en om aan de verdachte een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben en het verhandelen van cocaïne en MDMA en daarnaast aan het treffen van voorbereidingen voor de handel in cocaïne, heroïne, MDMA en amfetamine. De verdachte heeft deze feiten gepleegd in meerdere periodes (in april, mei en juni 2020 en juni 2023), samen met een ander of anderen en ging daarbij professioneel te werk. Hij maakte gebruik van een pgp-toestel en hiermee communiceerde de verdachte met kopers en verkopers van de diverse verdovende middelen. De verdachte onderhandelde over prijzen, stuurde chauffeurs aan, onderhandelde met ‘tikkers’ en nam beslissingen over welke middelen er werden aangekocht. Dit laatste getuigt ervan dat de verdachte een sturende rol aannam. De rechtbank acht de bewezenverklaarde feiten ernstig. Het aanwezig hebben van en (het voorbereiden van) de handel in genoemde verdovende middelen gaan gepaard met vele andere vormen van - ook zeer zware - criminaliteit, waaronder levensdelicten en de door de gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze middelen. Niet alleen in Nederland, maar ook in de bron- en/of doorvoerlanden zorgt de drugshandel ervoor dat maatschappijen gebukt gaan onder deze en vele andere vormen van criminaliteit. Met zijn handelen heeft de verdachte laten zien geen rekening te houden met al deze negatieve gevolgen en slechts oog te hebben gehad voor zijn eigen financiële gewin. De rechtbank rekent de gepleegde feiten de verdachte dan ook zwaar aan.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het uittreksel Justitiële documentatie (strafblad) van de verdachte van 8 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte in 2021 door deze rechtbank is veroordeeld voor de productie van en handel in harddrugs. Tegen deze uitspraak is de verdachte in hoger beroep gegaan en op 21 februari 2023 is hij door het Gerechtshof Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Uit de systemen van de rechtbank blijkt dat de voorlopige hechtenis van de verdachte in die zaak op 5 december 2019 door de rechtbank is geschorst. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om zich enkele maanden later opnieuw in te laten met verdovende middelen. En ook na zijn veroordeling door het hof in 2023 kiest de verdachte er enkele maanden later wederom voor om zich bezig te houden met handel in harddrugs. De rechtbank maakt hieruit op dat de verdachte niets heeft geleerd van eerder strafrechtelijk ingrijpen en zal dit bij haar oordeel in het nadeel van de verdachte meewegen.
Verder heeft de rechtbank gelet op wat de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard over zijn persoonlijke omstandigheden en wat hierover uit het dossier blijkt. De rechtbank ziet hierin geen strafmatigende omstandigheden.
Conclusies van de rechtbank
Voor de bewezenverklaarde voorbereidingshandelingen zijn binnen de rechtspraak geen oriëntatiepunten ontwikkeld. De rechtbank heeft daarom aansluiting gezocht bij de straffen die in soortgelijke zaken door de rechtbanken en gerechtshoven in het land worden opgelegd. De rechtbank komt tot de conclusie dat de aard, ernst en de negatieve maatschappelijke gevolgen van de bewezenverklaarde feiten zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen en dat slechts een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt een passende straf is. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 5 (vijf) jaren moet worden opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de verdachte, zoals door de officier van justitie is gevraagd, daarnaast nog een geldboete op te leggen.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10 en 10a van de Opiumwet

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5 vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
5 (vijf) jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.E. van der Veen, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. D.H. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Splunter,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 maart 2024.
Bijlage 1: De tenlastelegging
Feit 1:[PV Chats [naam 1] , onder A: afspraken maken met [naam 11] over de (gezamenlijke) aanschaf van een blok “boli” (stempel “Kroon”) en een blok “colo”(stempel “Smiley”)]
hij op of omstreeks 6 april 2020 te Vlaardingen en/of te Rotterdam en/of te Wognum en/of te Hoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om (een) feit(en), bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van twee blokken cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of ernstig redenen had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- een (encryptie)telefoon(s)/account(s) voorhanden gehad en/of via dat/die (encryptie)telefoon(s)/account(s)) gecommuniceerd en/of afspraken gemaakt en/of informatie verstrekt over:
• de aanschaf van en/of de te betalen prijs/prijzen voor en/of het al of niet ophalen van een blok “boli” (stempel van een kroon) en/of een blok
“colo” (stempel van een smiley) en/of een (potentiële) afnemer (“Voor [naam 9] ?) voor (een) gedeelte(n) van die/dat blok(ken) en/of de omstandigheid dat er geld klaar ligt (“37K ligt klaar”);
Feit 2:[PV Chats [naam 1] , onder B: optreden als makelaar bij de (potentiële] verkoop van “3 of 4 stuks” “bruin”]
Hij in of omstreeks de periode van 7 april 2020 tot en met 11 april 2020 te Wognum en/of te Hoorn en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om (een) feit(en), bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van “3 of 4 stuks” heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of ernstig redenen had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- een (encryptie)telefoon(s)/account(s) voorhanden gehad en/of via dat/die (encryptie)telefoon(s)/account(s)) gecommuniceerd en/of afspraken gemaakt en/of informatie (door)verstrekt over:
• de beschikbaarheid van en/of de aanschaf van en/of de te betalen prijs/prijzen voor en/of de (door)verkoop van “3 of 4 stuks” “bruin” en/of het halen en/of brengen en/of aanleveren van een “monster”/”sample” en/of (het resultaat van) een keuring van dat “monster”/”sample”;
Feit 3[PV Chats [naam 1] , onder C en D: samen met [naam 11] verwerven van blokken cocaïne]
Hij in of omstreeks de periode van 26 mei 2020 tot en met 06 juni 2020 te Wognum en/of te Hoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk meermalen, althans eenmaal, aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne (te weten:
• [PV Chats [naam 1] onder C] op of omstreeks 25 mei 2020 een blok (“colo”; geruit stempel), althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne en/of
• [PV Chats [naam 1] onder D] op of omstreeks 6 juni 2020 een blok (“boli”; stempel van een A], althans een hoeveelheid, van een materiaal
bevattende cocaïne),
zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 4[PV Chats [naam 1] , onder E: optreden als makelaar/bemiddelaar voor het laten slaan van 500.000 pillen “M” (MDMA)]
hij in of omstreeks de periode van 17 april 2020 tot en met 19 april 2020 te Wognum en/of te Hoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om (een) feit(en), bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van 500.000 pillen MDMA, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te
bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of ernstig redenen had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- een (encryptie)telefoon(s)/account(s) voorhanden gehad en/of via dat/die (encryptie)telefoon(s)/account(s)) gecommuniceerd en/of
afspraken gemaakt en/of informatie verstrekt over:
• de mogelijkheden om MDMA aan te (kunnen) schaffen en/of de mogelijkheden om van die MDMA pillen te (laten) slaan en/of prijs/prijzen voor het laten slaan van die pillen en/of (de verdeling van) de kosten van het te gebruiken bindmiddel en/of de hoeveelheid en/of de kleur van het te gebruiken bindmiddel en/of de bij het slaan van de pillen te gebruiken stempel (Mario) en/of de verwachte winstmarge(s) voor verdachte en/of de gebruiker(s) van de/het account(s) [naam 6] en/of [naam 7] ;
Feit 5:[PV Chats [naam 1] , onder F: geleverd krijgen en dus aanwezig hebben van ca. 100.000 zilverkleurige en ca. 52.500 goudkleurige pillen MDMA]
Hij in of omstreeks de periode van 10 juni 2020 tot en met 12 juni 2020 te Duiven en/of te Wognum en/of te Hoorn, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd en/of aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 6[Whatsapp-berichten van [mailadres 2] [naam 10] (owner): aannemen, verkopen, verzamelen, (laten) vervoeren en (laten) afleveren van de bestelling verschillende soorten verdovende middelen van [mailadres 1] [naam 9] Nieuwste]
hij in of omstreeks de periode van 23 juni 2023 tot en met 28 juni 2023 te Drachten en/of te Groningen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of vervoerd en/of afgeleverd en/of aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materia(a)l(en) bevattende één of meer middel(en), vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (te weten:
• een hoeveelheid amfetamine en/of
• (een) hoeveelhe(i)d(en) MDMA en/of
• 2 kilogram, althans een hoeveelheid, cocaïne)