ECLI:NL:RBNHO:2024:1370

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
15/044562-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in drugshandel en witwassen met betrekking tot cocaïne en MDMA

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verschillende feiten, waaronder de handel in cocaïne en MDMA, het voorhanden hebben van cocaïne en witwassen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten 1 en 3, die betrekking hadden op de handel in cocaïne en wapens, omdat er onvoldoende bewijs was voor voltooide delicten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan de voorbereidingshandelingen voor de handel in cocaïne en MDMA (feit 2), het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne (feit 4) en het witwassen van een geldbedrag van € 25.355,- (feit 5). De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 22 maart 2020 tot en met 14 juni 2020 samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de koop en verkoop van cocaïne en MDMA. De verdachte had ook een hoeveelheid cocaïne voorhanden en was betrokken bij het witwassen van geld dat afkomstig was uit de drugshandel. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 15 maanden opgelegd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast is het in beslag genomen geldbedrag van € 25.355,- verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/044562-22 (P)
Uitspraakdatum: 14 februari 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 januari 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. T.G.M. Houben, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 maart 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assendelft, gemeente Zaanstad en/of Zaandam en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende (telkens) een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van22 maart 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assendelft, gemeente Zaanstad en/of Zaandam en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans bevattende (telkens) een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
-zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
-voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en)
hebbende verdachte en/of verdachtes mededader(s) en/of anderen (telkens)
- één of meer PGP/crypto-telefoon(s) verkregen en/of voorhanden gehad, en/of
- (telefonische) afspraken gemaakt en/of inlichtingen verkregen en/of (door)gegeven en/of onderhandelingen gevoerd met (ver)koper(s) en/of (een) ander(en) om cocaïne en/of MDMA, althans (telkens) een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I te vervoeren en/of in te voeren en/of uit te voeren en/of te kopen en/of te verkopen, en/of
- foto's van verdovende middelen ontvangen en/of verstuurd en/of uitgewisseld en/of voorhanden gehad, en/of
- een hoeveelheid (wederrechtelijk verkregen) geld voorhanden gehad;
3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 maart 2020 tot en met 14 juni 2020 te Assendelft, gemeente Zaanstad en/of Zaandam en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zonder erkenning een of meer wapen(s) van categorie II en/of categorie III en/of onderdelen daarvan en/of munitie van categorie II en/of III heeft/hebben vervaardigd en/of getransformeerd en/of in de uitoefening van een bedrijf heeft/hebben uitgewisseld en/of verhuurd en/of anderszins ter beschikking heeft/hebben gesteld en/of hersteld en/of beproefd en/of verhandeld;
4
hij op of omstreeks 15 maart 2022 te Assendelft, gemeente Zaanstad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 23,76 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende (telkens) een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5
hij op of omstreeks 15 maart 2022 te Assendelft, gemeente Zaanstad tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten:
- een hoeveelheid (contant) geld (te weten in totaal 25.355 euro)
(telkens) heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van dat geld gebruik heeft/hebben gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld en/of
(telkens) heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) was/waren en/of wie dat geld voorhanden had(den),
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, zij het dat de verdachte ten aanzien van feit 4 en feit 5 dient te worden vrijgesproken van het onderdeel medeplegen.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de feiten 1, 2, 4 en 5 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Daarbij heeft de raadsman opgemerkt dat bij de feiten 4 en 5 geen bewijs is voor medeplegen. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de raadsman bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken omdat er geen bewijs is van voltooide transacties en er daarom geen sprake is van wapenhandel.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feiten 1 en 3Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 1 en feit 3 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In het dossier zijn veel berichten opgenomen tussen het Encrochat account keptpike@encrochat.com en diverse accounts van andere Encrochat gebruikers. De verdachte heeft bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting verklaard dat hij de gebruiker is van het account keptpike@encrochat.com (hierna: Keptpike).
Feit 1
Uit de berichten tussen Keptpike en andere Encrochat gebruikers blijkt dat veelvuldig wordt gesproken over cocaïne. Er worden foto’s van blokken uitgewisseld en er wordt gesproken over ‘colo’ en ‘boli’. De verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat dat over (blokken) cocaïne gaat. Verder wordt in de berichten gesproken over de prijs van de cocaïne en het aanbieden daarvan aan derden. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij probeerde als bemiddelaar op te treden in de hoop geld te verdienen aan de handel tussen een verkopende en een kopende partij. Het was de bedoeling dat de koper rechtstreeks zou betalen aan de verkoper en dat de overeengekomen marge aan de verdachte zou worden betaald. Hij heeft ook verklaard dat het echter nooit tot een daadwerkelijke transactie is gekomen, en dat hij op deze manier geen geld heeft verdiend.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank in de chats noch in overige stukken in het dossier bewijs dat de verdachte daadwerkelijk cocaïne heeft verkocht of een van de andere onder feit 1 ten laste gelegde handelingen heeft gepleegd. Nu bewijs voor een voltooid delict, zoals tenlastegelegd, ontbreekt, dient de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Feit 3
Uit berichten tussen de verdachte en andere Encrochat gebruikers, zoals op 27 en 28 maart 2020 met Vipsupport, op 9 april 2020 met Rhinoregent, en in mei en juni 2020 met Browcastle, blijkt dat veelvuldig wordt gesproken over wapens, wapenonderdelen en munitie. Ook hier ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank bewijs dat de verdachte daadwerkelijk wapens of munitie heeft verhandeld, of een van de andere onder feit 3 ten laste gelegde handelingen heeft gepleegd. De verdachte moet daarom ook van het onder 3 ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
3.3.2
Bewezenverklaring feiten 2, 4 en 5
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.3
Nadere bewijsoverwegingen
Feit 2
De rechtbank stelt voorop dat de voorbereiding en/of bevordering van een misdrijf als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet (kort gezegd: drugshandel), in artikel 10a, eerste lid van die wet als zelfstandig delict strafbaar is gesteld teneinde in een vroeg stadium van de organisatie van de (internationale) handel in drugs in te kunnen grijpen. Dit betekent dat reeds strafbaar is het uiting geven aan de intentie om verdovende middelen te vervoeren of in te voeren door het plegen van daarop gerichte voorbereidings- of bevorderingshandelingen. Het resultaat van die handelingen is daarbij niet van belang. Bij het interpreteren van berichten in dat kader moet uiteraard terughoudendheid worden betracht als de inhoud daarvan geen blijk geeft van een duidelijke intentie.
De rechtbank is van oordeel dat uit de berichten die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen blijkt dat de verdachte heeft gesproken over koop en verkoop van cocaïne en MDMA, alsmede over het invoeren van cocaïne uit Colombia, en dat de verdachte de nodige inspanningen heeft verricht om transacties te laten plaatsvinden. Daarbij heeft de verdachte met meerdere personen samengewerkt. De verdachte heeft dat ter terechtzitting van 31 januari 2024 ook bevestigd. Het dossier biedt geen enkel aanknopingspunt voor de stellingen van de verdachte dat hetgeen hij in de berichten heeft geschreven grootspraak is en/of dat zijn PGP-telefoon op enig moment door iemand anders is gebruikt, zodat de rechtbank daar aan voorbij gaat.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 22 maart 2020 tot 14 juni 2020 in vereniging met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de koop en verkoop van cocaïne en MDMA.
Feiten 4 en 5
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat bij deze feiten geen sprake is van medeplegen, zodat de verdachte daarvan partieel zal worden vrijgesproken.
Feit 5
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de in de woning en onder hem aangetroffen geldbedragen heeft verdiend met handel/dealen van cocaïne. Ter zitting heeft de verdachte die verklaring in zoverre gewijzigd, dat hij een deel van het geld (€ 15.000,-) zou hebben geleend van een derde in verband met verdachtes gokverslaving. Niet alleen het late tijdstip waarop deze verklaring is afgelegd, maar ook het ontbreken van enige onderbouwing ervan, en het feit dat deze verklaring strijdig is met hetgeen hij eerder over de herkomst van het geld heeft verklaard, maakt dat de rechtbank de door de verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring niet aannemelijk acht. De rechtbank gaat uit van zijn bij de politie afgelegde verklaring.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
2
hij in de periode van22 maart 2020 tot en met 14 juni 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, vervoeren en binnen en buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en MDMA, voor te bereiden en te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
-zich en/of een ander of anderen gelegenheid en inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
-een voorwerp voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden, dat dat bestemd was tot het plegen van dat/die feit(en)
hebbende verdachte en verdachtes mededaders
- één of meer PGP/crypto-telefoon(s) verkregen en/of voorhanden gehad, en
- (telefonische) afspraken gemaakt en inlichtingen verkregen en (door)gegeven en onderhandelingen gevoerd met (ver)koper(s) om cocaïne en MDMA te vervoeren en/of in te voeren en/of uit te voeren en/of te kopen en/of te verkopen, en
- foto's van verdovende middelen ontvangen en verstuurd;
4
hij op 15 maart 2022 te Assendelft, gemeente Zaanstad, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 23,76 gram cocaïne;
5
hij op 15 maart 2022 te Assendelft, gemeente Zaanstad een voorwerp, te weten een hoeveelheid contant geld (te weten in totaal 25.355 euro) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte onder de feiten 2, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen of mede te plegen, en een ander trachten te bewegen daarbij behulpzijn te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en zich en/of een ander daartoe gelegenheid en/of inlichtingen trachten te verschaffen en/of voorwerpen voorhanden te hebben waarvan hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 5:
witwassen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
6.2
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de strafmaat heeft de raadsman benadrukt dat de zwaarste feiten op de tenlastelegging dateren van 2020 en dat de periode waarin de feiten gepleegd zijn, relatief kort is. De voorlopige hechtenis van de verdachte is geruime tijd geschorst geweest, in welke periode hij een positieve wending aan zijn leven heeft gegeven. De verdachte is begeleid via Begeleid Wonen [plaats] , heeft een actieve houding gehad tijdens zijn hersteltraject, heeft een opleiding afgerond en traumatherapie ondergaan. Per februari 2024 zal de verdachte uitstromen naar een zelfstandige woonplek. De ambulante behandeling die de verdachte heeft ondergaan, zal hij in een vrijwillig kader voortzetten. De verdediging verzoekt om geen gevangenisstraf op te leggen die langer is dan de duur van het voorarrest.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna drie maanden samen met anderen schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen die zagen op handel in cocaïne en MDMA. Hij voerde chatgesprekken met verkopers en potentiële kopers over hoeveelheden en prijzen en werkte mee aan de gelegenheid om de cocaïne te keuren. Hij ging professioneel te werk door gebruik te maken van een PGP-telefoon. Daarnaast had de verdachte 23,76 gram cocaïne voorhanden. De rechtbank acht deze bewezenverklaarde feiten ernstig.
De voorbereidingshandelingen zijn bedoeld om te komen tot handel in verdovende middelen. Cocaïne en MDMA zijn voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen. De verspreiding van en handel in deze verdovende middelen gaat gepaard met vele andere vormen van ook zeer zware criminaliteit, waaronder levensdelicten en de door de gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze middelen. Om de volksgezondheid te beschermen en om de andere vormen van criminaliteit met betrekking tot verdovende middelen te beperken staan ook op voorbereidingshandelingen hoge straffen.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan witwassen van een bedrag van € 25.355,-, verdiend met de verkoop van cocaïne. Hierdoor heeft de verdachte bijgedragen aan ontwrichting van de samenleving en het financiële stelsel.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad), gedateerd 8 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder voor een Opiumwetdelict is veroordeeld.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 3 november 2023 van [naam] , als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Reclassering Fivoor Haarlem. Met ingang van 22 juni 2022 is de voorlopige hechtenis waarin de verdachte zich bevond, geschorst onder voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan een ambulante behandeling bij Ambulant Centrum Fivoor of soortgelijke zorgverlener en het zich onthouden van het gebruik van alcohol en drugs (controle via urine- en ademonderzoek).
In dit rapport is onder meer het volgende vermeld.
“De behandeling bij het Ambulant Centrum Fivoor heeft erin geresulteerd dat de psychische gesteldheid van betrokkene stabiel is en bevindt zich nu in een afrondende fase. Daarnaast heeft betrokkene begeleiding van Parnassia Wonen. Voorts heeft betrokkene zijn schulden afgelost. Betrokkene is in januari 2023 gestart met een opleiding MBO ervaringsdeskundige en hij heeft deze opleiding inmiddels ook succesvol afgerond. Hij zoekt op dit moment een baan als ervaringsdeskundige en werkt daarnaast 20 uur per week in de sportschool. Gedurende het schorsingstoezicht geen sprake van een terugval in het gebruik van middelen. GGZ Reclassering Fivoor heeft de indruk dat betrokkene gemotiveerd is om zijn leven een positieve wending te geven. De reclassering denkt uitvoering te kunnen geven aan een plan van aanpak na vonnis en verwacht, op basis van zijn huidige motivatie, dat betrokkene hieraan zijn medewerking zal verlenen. Voortzetting van het huidige plan van aanpak gewenst.
Blijkens ons risicotaxatie-instrument RISC scoort betrokkene 'gemiddeld' op het risico op recidive. Het professioneel oordeel van de reclassering sluit hierbij aan. Het risico op letselschade acht de reclassering momenteel laag aanwezig. Hetzelfde geldt voor het risico op onttrekking aan de voorwaarden. Betrokkene komt al zijn afspraken met de reclassering, begeleid wonen, zijn behandelaar en de MJD na en neemt zelf initiatieven indien hij verhinderd is.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden:
 Meldplicht bij reclassering
 Ambulante behandeling
 Meewerken aan middelencontrole.”
De verdachte heeft ter terechtzitting meegedeeld dat hij zich in het advies van de reclassering kan vinden.
Bij de beslissing over de op te leggen straf heeft de rechtbank gekeken naar de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten (LOVS) en naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Gelet op het feit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van twee feiten alsmede op het positieve traject dat de verdachte de afgelopen anderhalf jaar onder toezicht van de reclassering heeft afgelegd, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte geen langere vrijheidsbenemende straf moet worden opgelegd dan de periode die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 15 maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, te weten 12 maanden, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast zullen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk strafdeel worden verbonden.
De rechtbank is van oordeel dat daarnaast een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 240 uren moet worden opgelegd.

7.Bijkomende straf: verbeurdverklaring

Onder de verdachte is bij zijn aanhouding een geldbedrag van in totaal € 25.355,- in beslag genomen.
De officier van justitie heeft gevorderd het geldbedrag van € 25.355,- verbeurd te verklaren.
De raadsman heeft zich niet uitgelaten ten aanzien van het inbeslaggenomen en niet teruggegeven geldbedrag.
De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedrag van € 25.355,- dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het geldbedrag aan de verdachte toebehoort en geheel door middel van het strafbare feit is verkregen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
2, 10 en 10a van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 en feit 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 2, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
12 (twaalf) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door Ambulant Centrum Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zicht aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- meewerkt aan controle op het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt wanneer en hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
Geeft aan GGZ Reclassering Fivoor de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
240 (tweehonderdveertig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurd:
een geldbedrag van € 25.355,- (goednummers 711031 en 711033 en 711150).
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.S. Neervoort, voorzitter,
mr. M.E. Francke en mr. G.D. Kleijne, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 februari 2024.