ECLI:NL:RBNHO:2024:3266

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
15/062742-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag onder invloed van alcohol met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg

Op 2 april 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 maart 2022 in Middenbeemster een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, bestuurder van een vrachtwagen, reed onder invloed van alcohol en heeft een fietser aan- en overreden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de fietser. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte, als beroepschauffeur, extra verantwoordelijk was voor de verkeersveiligheid en dat zijn gedrag ernstige gevolgen had voor het slachtoffer en andere weggebruikers. De rechtbank nam ook in overweging dat de verdachte sinds het ongeval geen verkeersovertredingen had begaan en positieve stappen had gezet in zijn leven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/062742-22 (P)
Uitspraakdatum: 2 april 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 maart 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en - plaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.A. Hobbelink, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. S.J. van Galen, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1 primair
hij op of omstreeks 7 maart 2022 te Middenbeemster, gemeente Purmerend, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, (vrachtauto, kenteken [kenteken]) daarmede rijdende over de weg, de Rijperweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door -na voorafgaand gebruik van alcoholhoudende drank- roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met een voor de situatie ter plaatse te hoge
snelheid en zonder zich er vooraf in voldoende mate van te vergewissen dat het fietspad van die weg vrij was, zonder stil te staan rechtsaf te slaan en daarbij, de bestuurster van een fiets, die op dat fietspad, zich naast, althans zich rechts dicht achter hem bevond, niet te laten voorgaan en tegen haar en/of haar fiets op te botsen of aan te rijden en vervolgens over die fietster heen te rijden, waardoor aan die fietsster (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, (te weten een verbrijzeld bekken en verbrijzelde benen), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of
negende lid van genoemde wet.
Feit 1 subsidiair
hij op of omstreeks 7 maart 2022 te Middenbeemster, gemeente Purmerend als bestuurder van een voertuig (vrachtauto, kenteken [kenteken]), daarmee rijdende op de weg, de Rijperweg, zonder zich er vooraf in voldoende mate van te hebben vergewist dat het fietspad van die weg vrij was, rechtsaf is gaan slaan en daarbij, de bestuurster van een fiets, die op dat fietspad zich naast, althans zich rechts dicht achter hem bevond, niet heeft laten voorgaan, waarbij letsel aan een persoon is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Feit 2
hij op of omstreeks 7 maart 2022 te Middenbeemster, gemeente Purmerend, als bestuurder van een motorrijtuig, (vrachtauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 605 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Op 7 maart 2022 heeft op de Rijperweg in Middenbeemster een ernstig verkeersongeluk plaatsgehad. Een vrachtauto heeft bij het passeren van het fietspad een fietsster aan- en overreden. Bij dit ongeluk is de fietsster gewond geraakt.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de verdachte, die de vrachtauto bestuurde, in strafrechtelijke zin verantwoordelijk is voor het verkeersongeval en de gevolgen daarvan en zo ja, wat een passende straf is.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten. Daarbij gaat de officier van justitie voor feit 1 uit van zeer onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag van de verdachte.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair tenlastegelegde. Hij heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd. De verdachte heeft stilgestaan voordat hij rechtsaf is geslagen. De verdachte heeft vervolgens niet met een voor de situatie ter plaatse te hoge snelheid gereden. De verdachte heeft het slachtoffer niet gezien. Aan de verdachte kan slechts worden verweten dat hij niet goed zou hebben gekeken of hebben gezien of het fietspad vrij was en dat hij onder invloed van alcohol zou hebben verkeerd. Dit is volgens de raadsman onvoldoende om te kunnen spreken van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat het bestanddeel roekeloosheid niet bewezen kan worden verklaard omdat geen sprake is van het opzettelijk in ernstige mate schenden van de verkeersregels. De raadsman heeft zich ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde onder 1 en hetgeen ten laste is gelegd onder 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte ten aanzien van feit 1 aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden.
4.3.2
Bewijsmotivering feit 1
Voor een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 WVW moet worden vastgesteld dat de verdachte schuld heeft gehad aan het verkeersongeval, terwijl er minimaal sprake moet zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig en/of aanmerkelijk onoplettend rijgedrag. Daarbij komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
De rechtbank gaat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting uit van het volgende.
Op 7 maart 2022 rond 08:25 uur reed de verdachte als bestuurder in een vrachtauto over de Rijperweg in Middenbeemster. Aan de rechterzijde van de Rijperweg bevindt zich een groenstrook met daarnaast een fietspad. Op dat fietspad reden op dat moment meerdere fietsers. Ook het slachtoffer reed daar op haar fiets. De verdachte en het slachtoffer reden in dezelfde richting. De verdachte is op de Rijperweg rechtsaf geslagen, om naar een bouwlocatie die zich aan die kant bevond te gaan. Het slachtoffer fietste rechtdoor om haar weg op het fietspad te vervolgen. Om de bouwlocatie te bereiken moest de verdachte het fietspad oversteken.
Op het moment dat de verdachte het fietspad op reed verleende hij geen voorrang aan het slachtoffer. De verdachte heeft het slachtoffer vervolgens aan- en overreden.
Ten tijde van het ongeval was het zicht goed. Het wegdek van de Rijperweg was droog en blijkens de VOA waren er geen bijzondere of opmerkelijke omstandigheden van toepassing. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij bekend was met de weg waar het ongeval heeft plaatsgevonden.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op de Rijperweg 10 tot 15 meter voordat hij rechtsaf sloeg stil heeft gestaan om ruimte te geven aan een tegemoetkomende vrachtauto. Daarna heeft de verdachte eerst naar links gestuurd om de bocht naar rechts te kunnen maken, waarna de verdachte naar rechts heeft gestuurd om het fietspad te kunnen oversteken. De verdachte heeft verklaard dat hij, nadat hij rechtsaf sloeg, niet meer stil heeft gestaan.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte niet in voldoende mate heeft gekeken of het fietspad dat hij wilde oversteken, daadwerkelijk vrij was. Dit is een ernstige verkeersovertreding. De verdachte was goed bekend met de verkeerssituatie ter plaatse en had bij het passeren van het fietspad extra oplettend moeten zijn. Op het moment van het ongeval reden er bovendien meerdere fietsers voor en achter het slachtoffer op het fietspad. Het is dan ook onbegrijpelijk dat de verdachte het slachtoffer niet heeft gezien. Er is geen andere conclusie mogelijk dan dat de verdachte niet heeft opgelet.
Daarbij komt dat na onderzoek is gebleken dat de verdachte ten tijde van het ongeval verkeerde onder invloed van alcohol, te weten 605 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht. Het is algemeen bekend dat alcohol het beoordelings- en reactievermogen in nadelige zin beïnvloedt.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest door, onder invloed van alcohol, zonder zich er vooraf in voldoende mate van te hebben vergewist dat het fietspad dat hij wilde oversteken vrij was, het fietspad over te steken en daarbij het slachtoffer, dat zich op dat moment op het fietspad bevond, niet voor te laten, waardoor het slachtoffer door de vrachtauto is overreden. Er is dan ook sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Letsel
De tweede vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of het slachtoffer ten gevolge van het verkeersongeval zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel zodanig letsel dat daaruit de tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het slachtoffer als gevolg van het ongeval breuken en zeer ernstige verwondingen heeft opgelopen aan beide benen, het bekken en de buik. De fracturen in de benen en het bekken zijn door middel van schroef- en penfixaties vastgezet. De verwachte herstelduur betrof ongeveer twee jaar.
Alleen al omdat het slachtoffer door het ongeluk meerdere botbreuken heeft opgelopen en er operatief ingrijpen nodig was, acht de rechtbank bewezen dat bij het slachtoffer sprake is van zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 6 WVW.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit en het ten laste gelegde onder 2 heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1 primair
hij op 7 maart 2022 te Middenbeemster, gemeente Purmerend als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, (vrachtauto, kenteken [kenteken]) daarmede rijdende over de weg, de Rijperweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door - na voorafgaand gebruik van alcoholhoudende drank - aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, zonder zich er vooraf in voldoende mate van te vergewissen dat het fietspad van die weg vrij was, en daarbij, de bestuurster van een fiets, die op dat fietspad, zich naast, althans zich rechts dicht achter hem bevond, niet te laten voorgaan en tegen haar en/of haar fiets aan te rijden en vervolgens over die fietsster heen te rijden, waardoor aan die fietsster (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een verbrijzeld bekken en verbrijzelde benen, werd toegebracht, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Feit 2
hij op 7 maart 2022 te Middenbeemster, gemeente Purmerend, als bestuurder van een motorrijtuig, (vrachtauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 605 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van
Feit 1 primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl degene die schuldig is aan dit feit, verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze wet.
Feit 2:
Overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden ontzegd voor de duur van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd dat het rijbewijs van de verdachte ingevorderd is geweest.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan de verdachte bij een bewezenverklaring rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van langere duur dan de periode dat het rijbewijs al ingehouden is geweest, heeft grote gevolgen voor de verdachte, omdat hij zonder rijbewijs zijn werkzaamheden niet kan uitoefenen.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van de verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de over de persoon van de verdachte opgemaakte rapportages is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich, door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, schuldig gemaakt aan een ernstig verkeersmisdrijf. De verdachte heeft, onder invloed van alcohol, een fietspad overgestoken waar zich op dat moment verschillende fietsers bevonden, waaronder het slachtoffer. Hij heeft daarbij niet voldoende opgelet waardoor hij het slachtoffer heeft aan- en overgereden. Het slachtoffer heeft daardoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Het verkeersgedrag van de verdachte heeft niet alleen direct gevolg gehad voor het slachtoffer, maar ook voor de vele getuigen (veelal jonge scholieren en vrienden van het slachtoffer). Ook is de verkeersveiligheid in het algemeen door het handelen van de verdachte ernstig in gevaar gebracht. De aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid van de verdachte heeft bijzonder ernstige gevolgen gehad. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij als beroepschauffeur de veiligheid van medeweggebruikers onvoldoende in acht heeft genomen, met alle gevolgen van dien voor het slachtoffer.
Redelijke termijn en de persoon van de verdachte
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn in beperkte mate, te weten met ongeveer vier weken, is overschreden en dat vanwege deze geringe overschrijding kan worden volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van de verdachte van 21 februari 2024 blijkt dat de verdachte geen voor de strafmaat relevante veroordelingen op zijn naam heeft staan.
In het reclasseringsadvies van 29 februari 2024, van Fivoor GGZ Reclassering, wordt de kans op recidive als laag-gemiddeld ingeschat. Volgens de reclassering is positief te noemen dat de verdachte behandeling bij Brijder Verslavingszorg positief heeft afgerond en sindsdien abstinent van alcohol is.
Omdat de verdachte binnen het vrijwillige kader hulpverlening heeft gekregen, gericht op zijn psychische gesteldheid, en tot op heden aversie medicatie met betrekking tot alcohol gebruikt, vindt de reclassering het niet noodzakelijk om bijzondere voorwaarden op te leggen.
Strafmaat
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken en gerechtshoven ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (verder: LOVS) ontwikkeld. De oriëntatiepunten adviseren in geval van het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel als gevolg, waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en alcoholgebruik > 570 ug/l, een gevangenisstraf van drie maanden en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaar.
De rechtbank acht het van belang dat de feiten inmiddels twee jaar geleden hebben plaatsgevonden en de verdachte sindsdien geen verkeersovertredingen heeft begaan. Ook is van belang dat de verdachte, zoals hij op de zitting heeft toegelicht, zijn leven op een positieve manier heeft ontwikkeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf van na te noemen aantal uren passend en geboden is. Voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren vervult, zal de rechtbank bevelen dat aan hem vervangende hechtenis zal worden opgelegd voor de hierna te vermelden duur.
De rechtbank zal daarnaast in het belang van de verkeersveiligheid en om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw een (dergelijk) strafbaar feit te begaan, een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd dat het rijbewijs van de verdachte ingevorderd is geweest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 22c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht;
6, 8, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
180 (honderdtachtig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
90 (negentig) dagenhechtenis.
Veroordeelt de verdachte ter zake van feit 1 tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Beveelt dat een gedeelte van deze bijkomende straf, groot
12 (twaalf) maanden,
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op
drie jarenbepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Smits, voorzitter,
mr. G.M.G. Hink en mr. S. van Excel, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M.N. de Bruijn,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 april 2024