ECLI:NL:RBNHO:2024:3228

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
10809434 \ CV EXPL 23-7599
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van algemene voorwaarden in de kinderopvang en vernietiging van een oneerlijk prijswijzigingsbeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 april 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen de Stichting Impuls, gevestigd te Amsterdam, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van een bedrag van € 3.354,66, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, op basis van een overeenkomst tussen een handelaar en een consument. De kantonrechter heeft ambtshalve de algemene voorwaarden voor kinderopvang getoetst, waarbij met name artikel 16 lid 2, dat een prijswijzigingsbeding bevatte, onder de loep is genomen. De kantonrechter oordeelde dat dit beding oneerlijk was en heeft het vernietigd, waardoor de gedaagde partij alleen de oorspronkelijk overeengekomen prijs van € 8,99 per uur verschuldigd is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij voldoende heeft aangetoond dat aan de wettelijke informatieplichten is voldaan, maar dat de voorwaarden niet in overeenstemming waren met de bescherming van de consument zoals vastgelegd in de relevante wetgeving en richtlijnen. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 2.875,13, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de zijde van de eisende partij toegewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10809434 \ CV EXPL 23-7599
Uitspraakdatum: 3 april 2024
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting Impuls
gevestigd te Amsterdam
de eisende partij
gemachtigde: Gerechtsdeurwaarder [gemachtigde]
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 3.354,66, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.777,75 vanaf 26 oktober 2023. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van artikel 6:230l aanhef en onder a, b, c, d en f van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de informatieplichten.
Ambtshalve toetsing van algemene voorwaarden: Algemene voorwaarden voor Kinderopvang Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2017 (hierna: de algemene voorwaarden)
2.5.
De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of op de overeenkomst met de gedaagde partij algemene voorwaarden van toepassing zijn en zo ja, of daarin geen bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument, in de zin van artikel 3 van de
Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn). Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
2.6.
De kantonrechter moet in dit verband beoordelen of bedingen, waaraan een consument gebonden is zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. In dat geval moet de kantonrechter daar consequenties aan verbinden, met de bedoeling dat de consument erop kan vertrouwen dat de ‘kleine lettertjes’ niet oneerlijk voor hem uitpakken – en dat hij wordt beschermd als hij zijn handtekening heeft gezet onder een overeenkomst waarin oneerlijke bedingen blijken te zijn opgenomen.
2.7.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat het gaat om een beoordeling van de bedongen afspraken, die de rechten en plichten van partijen over en weer vastleggen en waar de consument door het sluiten van de overeenkomst contractueel aan kan worden gehouden. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan die afspraken houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is in dit verband niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen. In dat laatste geval heeft de eisende partij ook geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding. [1] Dat geldt voor de gevorderde hoofdsom, maar ook voor bijkomende vorderingen, zoals de gevorderde vergoedingen voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten of rente.
2.8.
Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
Prijswijzigingsbeding
2.9.
Artikel 16 lid 2 van de Algemene Voorwaarden bevat een prijswijzigingsbeding. Dit luidt als volgt: “
De Ondernemer is bevoegd om de overeengekomen prijs na drie maanden na de Ingangsdatum aan te passen, waaronder te verhogen. De Ondernemer kondigt een dergelijke prijswijzigingen van te voren aan. De prijswijziging gaat niet eerder in dan één kalendermaand, vermeerderd met één week na de aankondiging.
2.10.
De kantonrechter is van oordeel dat het prijswijzigingsbeding niet voldoet aan de vereisten van artikel 3 lid 3 sub 1 onder 1 van de blauwe lijst behorende bij Richtlijn 93/13/EEG in samenhang met de vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Het prijswijzigingsbeding zelf noch de overeenkomst of de rest van de Algemene Voorwaarden bevat immers gronden voor de prijswijziging. Daarnaast is niet (voldoende) komen vast te staan dat de consument een reële mogelijkheid heeft om de overeenkomst tijdig op te zeggen vanwege een prijswijziging.
Gevolgen van deze toetsing
2.11.
De kantonrechter vernietigt artikel 16 lid 2 van de Algemene Voorwaarden. Omdat de eisende partij in een eerdere zaak (ECLI:NL:RBNHO:2024:1730, te vinden op rechtspraak.nl) al in de gelegenheid is gesteld zich bij akte uit te laten over het voornemen van de kantonrechter om artikel 16 lid 2 van de Algemene Voorwaarden te vernietigen en zij hiervan ook gebruik heeft gemaakt, zal de eisende partij hiertoe in deze zaak niet meer in de gelegenheid worden gesteld. De vernietiging van dit beding brengt met zich dat de gedaagde partij gedurende de hele overeenkomst het oorspronkelijk overeengekomen tarief van € 8,99 per uur verschuldigd is. In totaal moeten nog 278,10 uur (238,35 + 47,65 – 7,90 uur) worden betaald. Daarom zal een bedrag van
€ 2.500,12(278,10 x € 8,99) aan hoofdsom worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
2.12.
De eisende partij maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten en rente. De bedingen die daarop zien zijn artikel 17 lid 4, 5 en 6 van de Algemene Voorwaarden. De kantonrechter heeft deze bedingen getoetst en niet oneerlijk bevonden.
2.13.
De vordering tot vergoeding van de verschenen rente zal worden afgewezen, omdat de eisende partij die rente (gelet op de toewijsbare hoofdsom) over een te hoog bedrag heeft berekend. De wettelijke rente zal worden toegewezen over de toewijsbare hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding.
2.14.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen op basis van de toewijsbare hoofdsom, te weten tot
€ 375,01.
2.15.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 2.875,13, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.500,12 vanaf 10 november 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 130,48 wegens dagvaardingskosten,
€ 487,00 wegens griffierecht en
€ 238,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde..
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Dat volgt uit arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:68) en 8 december 2022 (ECLI:EU:C:2022:971).