In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 februari 2024 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen een stichting, eiseres, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De zaak betreft de toetsing van een prijswijzigingsbeding in de Algemene Voorwaarden voor Kinderopvang Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2017. De eiseres stelde dat het beding niet onredelijk bezwarend was, maar de kantonrechter oordeelde anders.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat het prijswijzigingsbeding niet voldoet aan de vereisten van de Europese richtlijn inzake oneerlijke bedingen. De rechter concludeerde dat de eiseres niet voldoende had aangetoond dat de gedaagde partij een reële mogelijkheid had om de overeenkomst op te zeggen na een prijswijziging. Dit leidde tot de vernietiging van het beding, waardoor de gedaagde partij enkel het oorspronkelijk overeengekomen tarief van € 8,02 per uur verschuldigd was.
Daarnaast heeft de kantonrechter de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente toegewezen aan de eiseres. De gedaagde partij werd grotendeels in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 2.765,92, inclusief proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en redelijkheid in contractuele afspraken, vooral in de context van consumentenbescherming.