ECLI:NL:RBNHO:2024:3137

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
10889863 \ CV EXPL 24-600
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van algemene huurvoorwaarden en de gevolgen van oneerlijke bedingen in een huurovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Stichting Ymere, eisende partij, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en betaling van huurachterstand, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De rechtbank heeft ambtshalve de algemene huurvoorwaarden van 1 februari 2004 getoetst op oneerlijke bedingen, zoals voorgeschreven door de Richtlijn 93/13/EEG. De kantonrechter heeft vastgesteld dat bepaalde bedingen, met name die met betrekking tot buitengerechtelijke incassokosten, oneerlijk zijn en daarom vernietigd moeten worden. Dit heeft geleid tot de afwijzing van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. De vordering tot ontbinding en ontruiming is grotendeels toegewezen, met een ontruimingstermijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. De gedaagde partij is veroordeeld tot betaling van achterstallige huur en een gebruiksvergoeding voor het gehuurde. De proceskosten zijn eveneens aan de gedaagde partij opgelegd, omdat deze in het ongelijk is gesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor verhuurders om zich aan de wettelijke bepalingen te houden en de bescherming van consumenten tegen oneerlijke contractuele bedingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10889863 \ CV EXPL 24-600
Uitspraakdatum: 27 maart 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
Stichting Ymere
te Amsterdam
de eisende partij
gemachtigde: Geerlings & Hofstede gerechtsdeurwaarders en incasso
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De vordering

2.1.
De eisende partij vordert – samengevat – ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van de huurachterstand, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente, een gebruiksvergoeding voor iedere maand dat het gehuurde in gebruik blijft en de proceskosten.
2.2.
De eisende partij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de gedaagde partij tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst, welke tekortkoming ontbinding en ontruiming van de huurovereenkomst rechtvaardigt.

3.De beoordeling

Ambtshalve toetsing van algemene voorwaarden:De Algemene huurvoorwaarden
1 februari 2004
3.1.
Voordat de kantonrechter een eindoordeel over de vordering kan geven, moet de kantonrechter eerst ambtshalve beoordelen of op de overeenkomst met de gedaagde partij algemene voorwaarden van toepassing zijn en zo ja, of daarin geen bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument, in de zin van artikel 3 van de
Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn), omdat dit gevolgen kan hebben voor (de hoogte van) de vordering. Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
3.2.
De kantonrechter moet in dit verband beoordelen of bedingen, waaraan een consument gebonden is zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. In dat geval moet de kantonrechter daar consequenties aan verbinden, met de bedoeling dat de consument erop kan vertrouwen dat de ‘kleine lettertjes’ niet oneerlijk voor hem uitpakken – en dat hij wordt beschermd als hij zijn handtekening heeft gezet onder een overeenkomst waarin oneerlijke bedingen blijken te zijn opgenomen.
3.3.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat het gaat om een beoordeling van de bedongen afspraken, die de rechten en plichten van partijen over en weer vastleggen en waar de consument door het sluiten van de overeenkomst contractueel aan kan worden gehouden. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan die afspraken houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is in dit verband niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen. In dat laatste geval heeft de eisende partij ook geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding. [1] Dat geldt voor de gevorderde hoofdsom, maar ook voor bijkomende vorderingen, zoals de gevorderde vergoedingen voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten of rente.
3.4.
Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
Huurprijswijzigingsbeding
3.5.
Artikel 5.2 van de algemene voorwaarden betreft een huurprijswijzigingsbeding. Omdat het beding verwijst naar de wettelijke regels omtrent het wijzigen van de huurprijs, is de kantonrechter van oordeel dat voornoemd artikel als niet oneerlijk kan worden beschouwd.
Servicekostenbeding
3.6.
Artikel 6 van de algemene voorwaarden betreft een servicekostenbeding. De kantonrechter heeft dit beding getoetst en niet oneerlijk bevonden, omdat de eisende partij op grond van het beding slechts de werkelijke servicekosten in rekening kan brengen.
Rentebeding
3.7.
Artikel 8 van de algemene voorwaarden betreft een rentebeding. Ook dit beding heeft de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.8.
Artikel 20 van de algemene voorwaarden betreft een incassokostenbeding en luidt als volgt:

1. Indien de huurder in gebreke blijft met nakoming van enige verplichting welke ingevolge van wet- of regelgeving en/of de huurovereenkomst op hem rust en daarvoor door de verhuurder gerechtelijke en/of buitengerechtelijke maatregelen moeten worden genomen, zijn alle daaruit voortvloeiende kosten voor rekening van de huurder.
2. De ingevolge dit artikel door de huurder aan de verhuurder te betalen buitengerechtelijke (incasso)kosten, zijn verschuldigd op het moment dat de verhuurder zijn vordering op de huurder uit handen geeft. Deze kosten bedragen 15% van de gevorderde hoofdsom (met een minimum van € 25,-) te vermeerderen met het geldende BTW- percentage.
(…)”
3.9.
In dit artikel wordt ten nadele van de consument afgeweken van het bepaalde in artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Er wordt immers van uitgegaan dat alle kosten verschuldigd zijn. Daarbij is ook geen maximum opgenomen, wat ertoe leidt dat onbeperkte kosten voor rekening van de consument zouden kunnen komen. Dat zou tot gevolg hebben dat de consument belast wordt met hogere kosten dan wettelijk is toegestaan. Tot slot volgt uit de tekst van het beding dat de incassokosten al verschuldigd zijn zodra de vordering uit handen wordt gegeven, terwijl de wettekst voorschrijft dat éérst nog een zogenoemde veertiendagenbrief moet worden verstuurd.
3.10.
Contractuele afwijking van dwingendrechtelijke bepalingen is, op grond van het arrest van de Hoge Raad van 10 februari 2023 [2] onredelijk bezwarend in de zin van art. 6:233, aanhef en onder a, BW en daarmee oneerlijk in de zin van de richtlijn. De kantonrechter is daarom voornemens om artikel 20 lid 1 en 2 van de algemene voorwaarden, voor zover dit ziet op buitengerechtelijke incassokosten, te vernietigen vanwege het oneerlijke karakter.
3.11.
De eisende partij heeft zich in de dagvaarding ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten geconformeerd aan de toetsing door de kantonrechter van de algemene voorwaarden en aangegeven dat zij geen gebruik wenst te maken van de mogelijkheid zich hier nader over uit te laten. Gelet hierop vernietigt de kantonrechter artikel 20 lid 1 en 2 van de algemene voorwaarden, voor zover dit ziet op buitengerechtelijke incassokosten. Dat heeft tot gevolg dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen. Na vernietiging van een oneerlijk beding kan immers geen aansprakelijk worden gemaakt op de in een bepaling van aanvullend nationaal recht vastgestelde wettelijke vergoeding die zonder dat beding van toepassing zou zijn geweest.
Proceskosten
3.12.
Artikel 20 lid 1 van de algemene voorwaarden ziet ook op de proceskosten. Voor zover de eisende partij op grond van dit beding aanspraak kan maken op gerechtelijke kosten die boven het liquidatietarief uitkomen, is dit beding oneerlijk. Dit heeft echter geen gevolg voor de proceskostenveroordeling in deze procedure, omdat de (kanton)rechter op grond van de artikelen 237 en 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ertoe gehouden is om de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te veroordelen en deze proceskosten niet lager mogen worden vastgesteld dan het liquidatietarief.
Ontbinding, ontruiming, huurachterstand, rente en gebruiksvergoeding
3.13.
De vordering wordt voor het overige toegewezen, omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Gelet op de ingrijpende gevolgen voor de gedaagde partij wordt de ontruimingstermijn gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
Conclusie
3.14.
De vordering van de eisende partij wordt grotendeels toegewezen.
3.15.
De gedaagde partij wordt overwegend in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

4.De beslissing

4.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst;
4.2.
veroordeelt de gedaagde partij om het perceel aan de [adres] [plaats] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken (voor zover deze laatste niet het eigendom van de eisende partij zijn) en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van de eisende partij te stellen;
4.3.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij te betalen een bedrag van € 3.706,22 aan achterstallige huurpenningen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2024 tot aan de dag van volledige betaling;
4.4.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij te betalen een bedrag van € 529,46 per maand aan gebruiksvergoeding, voor iedere maand, of gedeelte daarvan, dat de gedaagde partij het gehuurde vanaf 1 februari 2024 in gebruik houdt;
4.5.
veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de eisende partij begroot op:
€ 136,72 wegens dagvaardingskosten,
€ 496,00 wegens griffierecht en
€ 238,00 wegens salaris gemachtigde;
4.6.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.7.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Dat volgt uit arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:68) en 8 december 2022 (ECLI:EU:C:2022:971).
2.ECLI:NL:HR:2023:198, r.o. 3.8.4