ECLI:NL:RBNHO:2024:3079

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
10747723 \ CV EXPL 23-4461
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale koopovereenkomst uien en buitengerechtelijke ontbinding wegens kwaliteitsgebrek met schadevergoeding vordering

In deze zaak heeft de kantonrechter te Alkmaar geoordeeld over een geschil tussen een Egyptische onderneming, [eiseres], en Cebru Beheer B.V. betreffende een internationale koopovereenkomst voor gele uien. De overeenkomst werd ontbonden vanwege kwaliteitsgebreken van de geleverde uien. [eiseres] vorderde schadevergoeding van Cebru, omdat deze 58 pallets uien zonder toestemming aan een derde had verkocht. Cebru erkende dat er schade was, maar voerde aan dat de overeenkomst was ontbonden wegens tekortkomingen van [eiseres]. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van [eiseres] grotendeels niet kon worden toegewezen, omdat niet was aangetoond dat de schade groter was dan de opbrengst die Cebru had ontvangen voor de uien. Uiteindelijk werd de vordering van [eiseres] tot € 977,00 toegewezen, met wettelijke rente vanaf 25 mei 2023. De proceskosten werden voor rekening van [eiseres] gesteld, omdat zij overwegend ongelijk kreeg.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10747723 \ CV EXPL 23-4461 BL
Uitspraakdatum: 6 maart 2024 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. E. El-Sharkawi
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Cebru Beheer B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde
verder te noemen: Cebru
gemachtigde: mr. H. van Lingen

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 29 september 2023 een vordering tegen Cebru ingesteld. Cebru heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 13 februari 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Cebru heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een Egyptische onderneming die handelt in groenten en fruit.
2.2.
Cebru is een handelsmaatschappij die zich bezighoudt met het importeren en verhandelen van groenten en fruit. Bestuurder en enig aandeelhouder van Cebru is [bestuurder & aandeelhouder] (verder te noemen: [bestuurder & aandeelhouder] ).
2.3.
Partijen doen al jaren zaken met elkaar. Daarbij treedt mr. E. El-Sharkawi voornoemd op voor [eiseres] (een bedrijf van zijn schoonzus), en [bestuurder & aandeelhouder] voor Cebru.
2.4.
In april 2023 heeft [eiseres] vier containers gele uien verkocht aan Cebru. Iedere container bevat 22 pallets, met per pallet 120 zakken van 10 kg.
2.5.
De eerste twee containers uien zijn omstreeks 4 april 2023 per schip vertrokken vanuit Egypte en door [eiseres] aan Cebru gefactureerd tegen een MGP (minimum garantie prijs) van € 6,00 per zak van 10 kg (€ 15.840,00 per container). Op deze facturen heeft Cebru de aanbetaling van 75% (in totaal € 23.760,00) in mindering betaald.
2.6.
Na aankomst van de eerste twee containers in Nederland zijn de gebruikelijke kwaliteitscontroles uitgevoerd. Naar aanleiding daarvan heeft Cebru, met instemming van [eiseres] , de geleverde containers niet geaccepteerd en de overeenkomst ontbonden. De kosten voor de kwaliteitscontroles (€ 240,00) heeft Cebru betaald.
2.7.
Inmiddels waren ook de derde en vierde container per schip onderweg van Egypte naar Nederland. Ook ten aanzien van deze containers geldt dat de koopovereenkomst met instemming van [eiseres] is ontbonden.
2.8.
De vier containers met uien zijn na aankomt in Rotterdam opgeslagen via [logistiekbedrijf] . De kosten daarvoor bedragen € 1.735,65 en zijn door Cebru betaald. Ook de facturen van ‘ [bedrijf 2] ’ met een totaalbedrag van € 1.688,00 en van ‘ [bedrijf 3] ’ met een totaalbedrag van € 1.615,43 voor – kort gezegd – inklaring, laden en lossen van de vier containers heeft Cebru voldaan.
2.9.
[eiseres] heeft 19 van de oorspronkelijk voor Cebru bestemde pallets uien verkocht aan [bedrijf 4] in Frankrijk. [bedrijf 4] heeft voor deze uien € 4,50 per zak aan [eiseres] betaald. Cebru heeft in opdracht van [eiseres] het transport van deze 19 pallets vanuit Nederland naar [bedrijf 4] geregeld. De transportkosten van € 1.895,00 heeft Cebru betaald.
2.10.
Cebru heeft 58 van de oorspronkelijk voor haar bestemde pallets uien (6.960 zakken) verkocht aan een derde. Deze derde heeft daarvoor € 31.911,00 (ongeveer € 4,50 per zak) aan Cebru betaald.
2.11.
De daarmee resterende 11 van de oorspronkelijk 88 pallets heeft [eiseres] geleverd aan [bedrijf 4] .

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter Cebru veroordeelt tot betaling van € 14.146,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente (tot en met 30 september 2023 berekend op € 535,00) en een bedrag van € 1.108,95 voor buitengerechtelijke incassokosten. [eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat Cebru 58 pallets uien van [eiseres] zonder toestemming aan een derde heeft verkocht. Daardoor heeft [eiseres] een vordering op Cebru van € 41.760,00 (6.960 zakken à € 6,00 per zak). Met deze vordering mag worden verrekend de aanbetaling van € 23.760,00 die [eiseres] van Cebru heeft ontvangen en een bedrag van in totaal € 3.854,00, zijnde een gedeelte van 30/88e van de door Cebru betaalde kosten dat voor rekening van [eiseres] moet komen. Daarmee bedraagt de gevorderde hoofdsom € 14.146,00.
3.2.
Cebru betwist de vordering en voert – samengevat – het volgende aan. De overeenkomst is ontbonden omdat [eiseres] is tekortgeschoten in de nakoming daarvan door uien van onvoldoende kwaliteit te leveren. Na de ontbinding konden de bederfelijke uien uit het oogpunt van kosten/baten niet worden teruggestuurd naar Egypte. Daarom heeft Cebru, zoals gebruikelijk tussen partijen en in de branche en zoals een goed huisvader betaamt, 58 van de pallets verkocht aan een derde, om schade te beperken. Gezien de kwaliteit van de uien was een prijs van € 6,00 per zak niet realistisch. Cebru heeft de uien kunnen verkopen voor een prijs die vergelijkbaar is aan die waarvoor [eiseres] zelf 19 pallets aan [bedrijf 4] heeft verkocht. De opbrengst voor de 58 pallets van € 31.911,00 komt toe aan [eiseres] . Na verrekening van de aanbetaling, de door Cebru gemaakte kosten en 10% commissie over de (door)verkoop heeft [eiseres] niets van Cebru te vorderen.

4.De beoordeling

de rechtsmacht en bevoegdheid
4.1.
Deze zaak heeft een internationaal karakter omdat [eiseres] buiten Nederland is gevestigd, zodat de kantonrechter ambtshalve zijn bevoegdheid moet onderzoeken. De rechtsverhouding tussen partijen valt onder het toepassingsbereik van de herschikte EEX-Verordening. [1] Omdat Cebru als gedaagde partij is gevestigd in Nederland, is de Nederlandse rechter internationaal bevoegd om kennis te nemen van de vordering van [eiseres] . [2] De kantonrechter te Alkmaar is bevoegd omdat de vordering een beloop heeft van minder dan € 25.000,00 en Cebru is gevestigd te [vestigingsplaats] . [3] Dit staat tussen partijen ook niet ter discussie.
het toepasselijk recht
4.2.
De kantonrechter moet ook ambtshalve onderzoeken welk recht van toepassing is bij de beoordeling van het geschil. Gelet op de standpunten van partijen wordt aangenomen dat zij ervoor hebben gekozen dat hun rechtsbetrekking wordt beheerst door Nederlands recht. Het Weens Koopverdrag [4] is van toepassing, omdat (a) het geschil voortvloeit uit een koopovereenkomst betreffende roerende zaken, (b) Egypte en Nederland partij zijn bij dit verdrag en (c) niet is gesteld of gebleken dat partijen de toepasselijkheid van dit verdrag hebben uitgesloten. Wanneer, zoals in dit geval, leerstukken aan de orde zijn die niet zijn geregeld in het Weens Koopverdrag, zijn gelet op de rechtskeuze van partijen de bepalingen uit het interne Nederlandse recht van toepassing. [5]
de inhoudelijke beoordeling
4.3.
Eisende partij moet in de dagvaarding de feitelijkheden vermelden die de geformuleerde eis onderbouwen. [6] De voor de beslissing van belang zijnde feiten moeten volledig en naar waarheid worden aangevoerd. [7] De rechter onderzoekt en beslist de zaak op basis van hetgeen partijen aan hun vordering en verweer ten grondslag hebben gelegd. [8] Het is dus de verantwoordelijkheid van partijen om de feitelijke gang van zaken inzichtelijk en onderbouwd te presenteren. Hieraan hebben beide partijen niet voldaan. De standpunten en verhalen van partijen zijn soms moeilijk of niet te volgen, zij hebben relevante informatie niet gedeeld en van belang zijnde beschikbare stukken niet in het geding gebracht.
4.4.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de koopovereenkomst die zij in april 2023 hebben gesloten ter zake 88 pallets uien is ontbonden. Niet is gesteld hoe en wanneer is gecommuniceerd over die ontbinding en de gevolgen daarvan. Daarnaar gevraagd hebben beide partijen op de zitting geciteerd uit WhatsAppberichten, maar deze voor het eerst op de zitting gepresenteerde verhalen lopen uiteen en de betreffende berichten zijn niet overgelegd. Tussen partijen staat wel vast dat Cebru 58 van de 88 pallets uien aan een derde heeft verkocht na ontbinding van de oorspronkelijke overeenkomst.
4.5.
De vordering van [eiseres] is primair gebaseerd op de stelling dat ten aanzien van de hiervoor bedoelde 58 pallets uien de ontbonden koopovereenkomst is ‘hervat’ onder de oorspronkelijke voorwaarden. Zelfs wanneer ervan wordt uitgegaan dat ‘hervatting’ van de overeenkomst in juridisch opzicht überhaupt mogelijk zou zijn, dan blijkt uit niets dat daarvan sprake is. Subsidiair stelt [eiseres] zich op het standpunt dat zij ten aanzien van de betreffende 58 pallets uien een nieuwe overeenkomst met Cebru heeft gesloten onder dezelfde voorwaarden als in april 2023. Ook daarvoor is geen enkel aanknopingspunt te vinden in de stukken.
4.6.
Meer subsidiair stelt [eiseres] dat Cebru onrechtmatig heeft gehandeld door zich de uien van [eiseres] zonder geldige titel toe te eigenen en aan een derde te verkopen. Onder aanvulling van de rechtsgronden begrijpt de kantonrechter dat [eiseres] ook beoogt te stellen dat Cebru is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door haar ontvangen prestaties. Deze verbintenis is ontstaan door de ontbinding van de koopovereenkomst. Cebru had alle uien moeten terug leveren aan [eiseres] . In plaats daarvan heeft Cebru 58 pallets aan een derde verkocht en geleverd, zonder uitdrukkelijke toestemming van [eiseres] .
4.7.
[eiseres] stelt dat zij hierdoor schade lijdt. Ook in geval de vordering zou worden beoordeeld in het kader van een onrechtmatige daad moet worden vastgesteld wat de schade is die [eiseres] daardoor heeft geleden. [eiseres] stelt dat haar schade bestaat uit de prijs van € 6,00 per zak waarvoor zij de betreffende 6.960 zakken uien aan Cebru had verkocht, zodat de schade € 41.760,00 bedraagt. Hierin kan [eiseres] niet worden gevolgd. Weliswaar heeft [eiseres] naar eigen zeggen 19 van de 88 pallets uien verkocht aan [bedrijf 4] voor € 6,00 per zak, maar op de zitting heeft [eiseres] erkend dat [bedrijf 4] er uiteindelijk niet meer voor heeft willen betalen dan € 4,50 per zak, waarmee [eiseres] akkoord is gegaan. Ook staat tussen partijen vast dat Cebru vervolgens 58 van de 88 pallets uien heeft verkocht voor iets meer dan € 4,50 per zak. Waarom er bij deze stand van zaken vanuit gegaan zou moeten worden dat [eiseres] schade heeft geleden bestaande uit de oorspronkelijk tussen partijen afgesproken verkoopprijs van € 6,00 per zak is door [eiseres] onvoldoende toegelicht en niet onderbouwd. Er is geen enkele aanwijzing dat de 6.960 zakken uien voor € 6,00 verkocht hadden kunnen worden.
4.8.
Daarbij is van belang dat als vaststaand wordt aangenomen dat de overeenkomst tussen partijen is ontbonden wegens een gebrek aan kwaliteit van de uien. [eiseres] erkent immers dat de uien bij de uitgevoerde kwaliteitscontroles niet zijn goedgekeurd en heeft de ontbinding van de overeenkomst geaccepteerd. Op de zitting heeft [eiseres] nog aangevoerd dat in de praktijk bij 99% van de controles de uitkomst is dat de kwaliteit niet goed is. Deze stelling is niet onderbouwd en kan niet leiden tot de conclusie dat de uien aan de overeenkomst hebben beantwoord. Dit geldt te meer omdat [eiseres] zelf stelt dat ook [bedrijf 4] na levering van de 19 pallets de afgesproken prijs van € 6,00 per zak niet heeft willen betalen vanwege de kwaliteit van de uien.
4.9.
Verder heeft [eiseres] op de zitting de stelling ingenomen dat hij de 58 pallets waar het in deze zaak om gaat voor € 5,00 per zak had verkocht aan [bedrijf 4] , maar dit is door [eiseres] niet onderbouwd.
4.10.
Gelet op het voorgaande heeft [eiseres] een schadevordering wegens verkoop van haar uien door Cebru van € 31.911,00, zoals door Cebru erkend. [eiseres] erkent op haar beurt dat met deze vordering verrekend mag worden de aanbetaling van € 23.760,00 die door de ontbinding van de overeenkomst moet worden terugbetaald aan Cebru, de door Cebru betaalde kosten voor transport van 19 pallets uien naar Frankrijk van € 1.895,00 en de onderzoekskosten van € 240,00. In zoverre moet het beroep van Cebru op verrekening dus slagen.
4.11.
Verder volgt de kantonrechter Cebru in haar standpunt dat de containerkosten van in totaal € 5.039,00 volledig voor rekening van [eiseres] moeten komen. Zoals hiervoor is geoordeeld staat immers vast dat de overeenkomst tussen partijen is ontbonden wegens een gebrek aan kwaliteit. [eiseres] heeft niet duidelijk gemaakt waarom een evenredig deel van de kosten voor 58 van de 88 pallets gedragen zou moeten worden door Cebru als verkoper van de uien van [eiseres] , terwijl Cebru niet profiteert van de opbrengst.
4.12.
Voor zover Cebru aanvoert dat zij nog meer zou kunnen verrekenen met de vordering van [eiseres] , wordt dit verweer gepasseerd. In de wet is namelijk bepaald dat de rechter een vordering kan toewijzen ondanks een beroep van de gedaagde op verrekening, indien niet eenvoudig is vast te stellen of het verrekenverweer gegrond is. [9] Die situatie doet zich hier voor. De berekening zoals door Cebru op de zitting gepresenteerd is niet te doorgronden.
4.13.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] zal toewijzen tot een bedrag van € 977,00 (€ 31.911,00 -/- € 23.760,00 -/- € 1.895,00 -/- € 240,00 -/- € 5.039,00).
4.14.
De wettelijke handelsrente die [eiseres] vordert vanaf 25 mei 2023 kan niet worden toegewezen, omdat het in dit geval gaat om toewijzing van een vordering tot schadevergoeding. [10] Omdat [eiseres] wettelijke handelsrente heeft gevorderd, moet worden aangenomen dat zij ook aanspraak maakt op het mindere, te weten de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW. Deze zal worden toegewezen zoals onder de beslissing vermeld.
4.15.
[eiseres] vordert € 1.108,93 voor buitengerechtelijke incassokosten. Het gaat in deze zaak niet om een vordering die betrekking heeft op een van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of Cebru buitengerechtelijke kosten verschuldigd is toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. Gelet daarop wordt de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten afgewezen. [eiseres] heeft onvoldoende gespecificeerd welke buitengerechtelijke werkzaamheden voor haar rekening zijn verricht. [eiseres] stelt slechts in algemene bewoordingen dat zij zich enorm heeft ingespannen voor het innen van de openstaande vordering door het sturen van e-mails, berichten en het plegen van telefoongesprekken en overleg met Cebru. Een nadere specificatie of onderbouwing van de gestelde werkzaamheden ontbreekt. Daarmee kan niet worden vastgesteld of in redelijkheid kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
4.16.
De proceskosten (inclusief nakosten) komen voor rekening van [eiseres] , omdat zij overwegend ongelijk krijgt. De proceskosten van Cebru worden begroot op € 812,00 (2 punten x tarief € 406,00) voor salaris gemachtigde en € 132,00 voor nakosten (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Cebru tot betaling aan [eiseres] van € 977,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 25 mei 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van Cebru van € 944,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
2.Artikel 4 herschikte EEX-Verordening
3.Artikel 93, aanhef en onder a, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 99 lid 1 Rv
4.Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken Wenen, 1980-04-11
5.Artikel 7 lid 2 Weens Koopverdrag
6.Artikel 111 lid 2, onder d, Rv
7.Artikel 21 Rv
8.Artikel 24 Rv
9.Artikel 6:136 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
10.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 15 januari 2016, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:HR:2016:70