ECLI:NL:RBNHO:2024:3036

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
10907789 \ VV EXPL 24-11
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot betaling van loon en loonspecificaties in kort geding na vernietiging ontslag op staande voet

In deze zaak heeft eiser, een werknemer, een kort geding aangespannen tegen zijn werkgever, [bedrijf], na een ontslag op staande voet dat door de kantonrechter is vernietigd. De arbeidsovereenkomst tussen partijen heeft tot 1 maart 2024 bestaan, en eiser vordert betaling van zijn loon over de periode van februari 2023 tot en met februari 2024, inclusief vakantiegeld en cao-loonsverhogingen. De mondelinge behandeling vond plaats op 12 maart 2024, waarbij [bedrijf] niet verschenen is, wat leidde tot verstek. Eiser heeft zijn vordering onderbouwd met de argumentatie dat hij recht heeft op loonbetaling, aangezien het ontslag op staande voet is vernietigd en de arbeidsovereenkomst voortduurt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser recht heeft op loon tot de einddatum van de arbeidsovereenkomst en dat de loonvordering niet is betwist. De kantonrechter heeft de vordering grotendeels toegewezen, met uitzondering van de gevorderde wettelijke verhoging, omdat hiervoor geen spoedeisend belang is aangetoond. Eiser heeft ook recht op deugdelijke bruto/netto salarisspecificaties, die de werkgever verplicht is te verstrekken. De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10907789 \ VV EXPL 24-11
Uitspraakdatum: 26 maart 2024
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats 1]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. A. Hashem Jawaheri
tegen
[gedaagde],h.o.d.n.
[bedrijf]
wonende te [plaats 2]
gedaagde
verder te noemen: [bedrijf]
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft [bedrijf] op 7 februari 2024 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 maart 2024. [bedrijf] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Tegen [bedrijf] is verstek verleend.
1.3.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat [eiser] ter toelichting van zijn standpunt naar voren heeft gebracht.

2.Feiten

2.1.
[eiser] is op 19 juli 2021 voor onbepaalde tijd bij [bedrijf] in dienst getreden in de functie van algemeen medewerker, met een salaris van € 2.728,73 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten. De arbeidsomvang is volgens de overgelegde loonstrook 38 uur per week.
2.2.
De cao voor het Metaalbewerkingsbedrijf is op de arbeidsovereenkomst van toepassing verklaard. In de cao is - voor zover in dit geding van belang - het volgende bepaald:
Artikel 41. Salarisverhogingen
1. Het voor de werknemer geldende salaris wordt op de volgende momenten verhoogd:
  • 1 juli 2022: verhoogd met € 42,50 per maand dan wel € 39,09 per vierweken bij respectievelijk maand- en vierweken-salaris.
  • 1 september 2022: verhoogd met 2,75%.
  • 1 maart 2023: verhoogd met 3,25%.
  • 1 januari 2024: verhoogd met 0,6%.
(…)
Artikel 67. Hoeveel salaris krijgt een arbeidsongeschikte werknemer?
1.
A.
Is de werknemer arbeidsongeschikt of gedeeltelijk arbeidsongeschikt? Dan betaalt de werkgever maximaal 24 maanden aan de werknemer het salaris dat die werknemer zou hebben verdiend als hij arbeidsgeschikt was geweest. De eerste 6 maanden betaalt de werkgever 100% van dat salaris. De volgende 18 maanden 90%.(…)
2.3.
Per 7 juni 2022 heeft [eiser] zich ziekgemeld.
2.4.
Op 13 februari 2023 is [eiser] op staande voet ontslagen.
2.5.
Bij beschikking van 12 januari 2024 heeft de kantonrechter het ontslag op staande voet vernietigd en op verzoek van [bedrijf] de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2024 ontbonden (hierna: de ontbindingsprocedure). [1] Het verzoek van [eiser] om het loon over februari 2023 te betalen, is toegewezen.
2.6.
[eiser] heeft [bedrijf] na dit vonnis aangeschreven met het verzoek om tot betaling van het (achterstallige) loon over te gaan.
2.7.
Tot op heden heeft [bedrijf] het loon vanaf 14 februari 2023 onbetaald gelaten.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert – na vermindering van eis ter zitting – dat [bedrijf] bij wijze van voorlopige voorziening veroordeeld zal worden tot betaling van het loon over februari 2023 tot en met februari 2024 (€ 2.728,73 bruto per maand), te vermeerderen met 8% vakantiegeld en de loonsverhoging conform de cao van 3,25% met ingang van 1 maart 2023 en 0,6% met ingang van 1 januari 2024 en de maximale wettelijke verhoging. Ook vordert [eiser] afgifte van de bijbehorende loonspecificaties. Dit alles met veroordeling van [bedrijf] in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat de kantonrechter het ontslag op staande voet heeft vernietigd, zodat de arbeidsovereenkomst voortduurt en [bedrijf] verplicht is om [eiser] het overeengekomen loon te betalen tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, te weten 1 maart 2024. Conform artikel 41 van de toepasselijke cao dient het loon met ingang van 1 maart 2023 te worden verhoogd met 3,25% en met ingang van 1 januari 2024 nogmaals met 0,6%. Vanwege het betalingsverzuim is [bedrijf] ook de wettelijke verhoging verschuldigd.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [eiser] over de periode februari 2023 tot en met februari 2024 recht heeft op loonbetaling.
4.2.
De kantonrechter zal de loonvordering grotendeels toewijzen, omdat deze naar haar aard spoedeisend is, in deze procedure niet is betwist en niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Daarbij merkt de kantonrechter het volgende op.
4.3.
Gelet op de beschikking in de ontbindingsprocedure gaat de kantonrechter er in dit kortgeding vanuit dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen tot 1 maart 2024 heeft bestaan. Dat brengt met zich dat [eiser] tot die datum recht heeft op loon. In deze procedure is immers niet gesteld of gebleken dat de oorzaak dat [eiser] zijn arbeid sinds 13 februari 2023 (de datum van het vernietigde ontslag op staande voet) niet meer heeft verricht, is gelegen in omstandigheden die in zijn risicosfeer liggen.
4.4.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is daarom in voldoende mate waarschijnlijk dat een daartoe strekkende loonvordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Aangezien de vordering ter zake van het loon over de maand februari 2023 al bij beschikking van 12 januari 2024 is toegewezen, zal de kantonrechter in deze procedure het gevorderde loon toewijzen vanaf 1 maart 2023 tot en met 29 februari 2024.
4.5.
Voor wat betreft de hoogte van het loon is het volgende van belang.
[eiser] heeft ter zitting verklaard dat hij tot 1 april 2023 arbeidsongeschikt was en per die datum volledig was hersteld en in staat was om zijn werk te verrichten. De kantonrechter wijst daarom het achterstallige loon van 1 maart 2023 tot en met het einde van de ziekteperiode op 31 maart 2023 toe tot 90% van het overeengekomen brutoloon, vermeerderd met de cao-loonsverhoging van 3,25% en de vakantietoeslag. De toepasselijke algemeen verbindend verklaarde cao bepaalt namelijk in artikel 67 dat de zieke werknemer gedurende de eerste 6 maanden van ziekte recht heeft op 100% doorbetaling van het brutoloon en in de daarop volgende periode van 18 maanden op 90% van het brutoloon. Vanaf 1 april 2023 tot het einde van de arbeidsovereenkomst op 1 maart 2024 is [bedrijf] op grond van artikel 7:628 BW het volledige brutoloon (inclusief de cao-verhogingen en vakantietoeslag) verschuldigd. De kantonrechter wijst het achterstallige loon over deze periode dan ook toe zoals gevorderd.
4.6.
De gevorderde wettelijke verhoging wordt afgewezen, omdat niet is gebleken dat [eiser] (ook) daarbij een spoedeisend belang heeft.
4.7.
[eiser] vordert verder veroordeling van [bedrijf] tot verstrekking van deugdelijke bruto/netto salarisspecificaties. De werkgever is verplicht aan de werknemer dergelijke specificaties bij elke voldoening van het in geld vastgestelde loon te verstrekken (artikel 7:626 lid 1 BW). Nu [bedrijf] zal worden veroordeeld tot betaling van het loon over de maanden maart 2023 tot en met februari 2024, is zij ook verplicht aan [eiser] de bruto/netto salarisspecificaties over deze maanden te verstrekken, zodat zij daartoe zal worden veroordeeld.
4.8.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [bedrijf] tot betaling aan [eiser] van 90% van € 2.728,73 bruto per maand vanaf 1 maart 2023 tot en met 31 maart 2023, te vermeerderen met de loonsverhoging van 3,25% conform de cao en vakantietoeslag;
3.2.
veroordeelt [bedrijf] tot betaling aan [eiser] van € 2.728,73 bruto per maand vanaf 1 april 2023 tot en met 29 februari 2024, te vermeerderen met de loonsverhogingen conform de cao en vakantietoeslag;
3.3.
veroordeelt [bedrijf] tot betaling van € 135,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst de gevorderde voorziening voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.10354097 AO VERZ 23-18