ECLI:NL:RBNHO:2024:3028

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
10850428 BM VERZ 23-3370, 10850457 BM VERZ 23-3371 en 10876314 MB VERZ 24-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot instelling van bewind en mentorschap voor ouders met gezondheidsproblemen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot het instellen van bewind en mentorschap voor een vader en moeder, die beiden kampen met ernstige gezondheidsproblemen. De verzoekers, de zonen van de betrokkenen, stelden dat de ouders niet in staat zijn om hun belangen zelf te behartigen. De vader lijdt aan longkanker en de moeder is gediagnosticeerd met Alzheimer. De verzoekers voerden aan dat het in het belang van de ouders is dat een onafhankelijke derde hun belangen behartigt, vooral gezien de verstoorde verhoudingen binnen de familie. De dochter van de betrokkenen voerde verweer en betwistte de noodzaak van de verzoeken, stellende dat de ouders in staat zijn om hun eigen belangen te behartigen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 9 februari 2024 heeft de kantonrechter de situatie van de ouders beoordeeld. De vader werd als helder van geest beschouwd en in staat om zijn eigen belangen te behartigen. De moeder, hoewel met geheugen- en beoordelingsproblemen, gaf aan dat zij samen met haar echtgenoot beslissingen wil blijven nemen over haar financiën. De kantonrechter concludeerde dat er geen noodzaak was voor het instellen van bewind of mentorschap, vooral omdat de belangen van de ouders nauw met elkaar verbonden zijn en de vader in staat is om zijn echtgenote te vertegenwoordigen.

De kantonrechter heeft het verzoek tot instelling van bewind en mentorschap afgewezen, met de mogelijkheid dat indien de situatie van de ouders verandert, er opnieuw een verzoek kan worden ingediend. De beslissing benadrukt het belang van de autonomie van de ouders en de rol van de vader in het behartigen van de belangen van zijn echtgenote. De beschikking is openbaar uitgesproken door de kantonrechter in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Haarlem
Zaaknummers: 10850428 BM VERZ 23-3370, 10850457 BM VERZ 23-3371 en 10876314 MB VERZ 24-21
Uitspraakdatum: 26 maart 2024
Beschikking van de kantonrechter
Op verzoek van:
[verzoeker 1],
geboren te [plaats] op [geboortedatum 1],
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
en
[verzoeker 2],
geboren te [plaats] op [geboortedatum 2],
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: verzoekers of zonen,
Met betrekking tot:
[betrokkene 1],
geboren te Haarlemmermeer op [geboortedatum 3],
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: vader,
en
[betrokkene 2],
geboren te [plaats] op [geboortedatum 5],
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: moeder,
Tegen het verzoek is verweer ingediend door:
[verweerder],
geboren te Haarlem op [geboortedatum 4],
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: verweerder of dochter.

1.procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoek om een bewind in te stellen ten behoeve van vader en moeder met bijlagen, ter griffie ingekomen op 20 december 2023;
- het verzoek om een mentorschap in te stellen ten behoeve van moeder met bijlage, ter griffie ingekomen op 10 januari 2024;
- het verweer van dochter tegen het verzoek om een bewind in te stellen, ter griffie ingekomen op 11 januari 2024;
- een brief van veilig thuis, ter griffie ingekomen op 17 januari 2024;
- de reactie van zonen op het verweer van dochter, ter griffie ingekomen op 23 januari 2024;
- het verweer van dochter tegen het verzoek om een mentorschap in te stellen, ter griffie ingekomen op 24 januari 2024;
- een aanvulling van het verweer van dochter, ter griffie ingekomen op 28 januari 2024;
- een aanvulling van het verweer van dochter, ter griffie ingekomen op 28 januari 2024;
- het verweer van vader tegen de verzoeken, ter griffie ingekomen op 28 januari 2024;
- een brief van Sint Jacob, ter griffie ingekomen op 30 januari 2024;
- een aanvulling van het verweer van dochter, ter griffie ingekomen op 5 februari 2024;
- een e-mail van dochter, ter griffie ingekomen op 5 februari 2024;
- de reactie van zonen op het verweer van vader, ter griffie op 5 februari 2024;
- een aanvulling van het verweer van dochter, ter griffie ingekomen op 8 februari 2024;
- een aanvulling van het verweer van dochter, ter griffie ingekomen op 8 februari 2024;
- een bereidverklaring van de door verzoekers voorgestelde bewindvoerder;
- een bereidverklaring van de door verzoekers voorgestelde mentor.
1.2.
Op 9 februari 2024 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [betrokkene 1] verweer voorgedragen conform een pleitnota en een kopie van deze pleitnota is aan een ieder overlegd.

2.standpunten

verzoek
2.1.
Het verzoek strekt tot instelling van bewind over de goederen die aan vader en moeder (zullen) toebehoren met benoeming van [betrokkene 3], h.o.d.n. [bedrijf 2] te Alkmaar tot bewindvoerder en tot instelling van een mentorschap ten hoeve van moeder met benoeming tot [betrokkene 4] h.o.d.n. [bedrijf 1] te Heiloo tot mentor.
2.2.
Hiertoe wordt -verkort en zakelijk weergegeven- aangevoerd dat moeder is gediagnosticeerd met alzheimer en vanwege haar toestand verblijft zij tijdelijk, dan wel permanent in woonzorgcentrum de Meerhoeve te Haarlem. Vader heeft longkanker, hij verkeert in een slechte lichamelijke conditie en verblijft vooralsnog in revalidatiecentrum/verpleeghuis Bornholm te Hoofddorp. Verzoekers stellen dat het gelet op de gezondheid van vader en moeder en de onderlinge verhoudingen binnen de familie van belang is dat de belangen van vader en moeder door een onafhankelijke derde worden behartigd. Verzoekers leven namelijk al vele jaren in onmin met hun zus. Zus is 42 jaar en woont nog in het ouderlijk huis. Bovendien is moeder zeer beïnvloedbaar en zij stelt zich afhankelijk op van haar dochter. Om deze reden is Veilig Thuis ook betrokken geweest bij het gezin. Vader heeft bij zonen aangegeven dat hij niet gelukkig is met het feit dat bewindvoering voor hen beiden is aangevraagd en daarnaast ook nog een mentorschap voor moeder, aangezien vader nog helder van geest is. Desondanks achten verzoekers onderbewindstelling wel in belang van vader en moeder. Als vader zich blijft verzetten dan zullen verzoekers zich daarbij neerleggen maar in dat geval verzoeken zij wel om een bewindvoerder en mentor voor moeder aan te stellen. Dat wordt ook geadviseerd door diverse instanties, (zorg)professionals en zorgverleners zoals de Medeso, Veilig Thuis, de maatschappelijk werker van revalidatiecentrum Zuiderhout, de maatschappelijk werker van revalidatiecentrum Bornholm, de casemanager WMO van de gemeente Haarlemmermeer en het personeel van de Meerhoeve.
verweer
2.3.
Tegen deze verzoeken is door de dochter van betrokkenen, te weten [verweerder], verweer gevoerd. Zij stelt -verkort en zakelijk weergegeven- dat het verzoek en de stukken van haar broers doorspekt zijn met onwaarheden. Vader is niet terminaal ziek en moeder is niet zwaar dement. Zij betwist ook de juistheid van de verklaring van Medeso. Zowel vader als dochter vinden dat moeder beter thuis functioneert dan in een verpleeg- of verzorgingshuis. De opname van moeder bij Meerhoeve is van tijdelijke aard en heeft enkel plaatsgevonden vanwege de opname van vader. Daarvoor stond moeder slechts slapend op de wachtlijst. Het verzochte is niet in het belang van vader en moeder. Het verzochte is bovendien niet conform de wensen van vader en moeder. Ook zijn zij niet vooraf geïnformeerd over het verzoek. Dit terwijl zij samen met haar vader, mantelzorger is van moeder. Zij woont ook bij hen in huis. Naast mantelzorger is zij eerste contactpersoon van moeder voor de thuiszorg en de huisarts. Tijdens de tijdelijke opname van vader was zij ook eerste contactpersoon voor moeder bij de Meerhoeve. Voor wat betreft het onderzoek en het advies van Veilig Thuis hebben haar broers een sterk vertekend beeld geschetst. Uiteindelijk heeft Veilig Thuis geconcludeerd dat er geen sprake is van financieel misbruik, fysiek geweld of onthouding van zorg. Dochter meent primair dat de verzoeken moeten worden afgewezen. Subsidiair verzoekt zij om een onafhankelijke bewindvoerder en mentor te benoemen voor moeder. Deze onafhankelijke bewindvoerder en mentor moet wel kantoor houden binnen een straal van 5 kilometer van Vijfhuizen en de benoeming dient pas in te gaan een dag na het overlijden van vader.
2.4.
Ook vader heeft tegen het verzoek verweer gevoerd. Vader stelt-verkort en zakelijk weergegeven- dat er geen noodzaak is voor het verzochte en dat het bovendien onwenselijk is om nu al een bewind en een mentorschap in te stellen voor hem dan wel zijn echtgenote. Dit omdat hij op dit moment in staat is om zijn belangen en die van zijn echtgenote te behartigen. Het instellen van een bewind heeft dan ook geen toegevoegde waarde, aldus vader. Alle kosten van de huishouding worden namelijk van zijn betaalrekening voldaan. Vader is bovendien gemachtigd voor de bankrekening van moeder. De transacties op deze rekening beperken zich tot AOW, pensioen en de nationale postcodeloterij. Voor wat betreft het ziektebeeld van zijn echtgenote is deze nog niet dusdanig dat permanente opname in een verzorgingstehuis nodig is waardoor ook het mentorschap overbodig is. Vader heeft aan zijn zonen medegedeeld dat na zijn overlijden, het bewind en het mentorschap voor moeder kan worden verzocht. Dit is echter nog lang niet het geval. Hij is namelijk zeker niet uitbehandeld en over 3 maanden heeft hij weer een CT-scan.

3.beoordeling

het juridisch kader
3.1.
Met betrekking tot het verzoek om een bewind in te stellen moet de kantonrechter beoordelen of vader en moeder als gevolg van een lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat zijn ten volle hun vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen.
3.2.
Met betrekking tot het verzoek om een mentorschap in te stellen voor moeder moet de kantonrechter beoordelen of moeder als gevolg van een lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is om haar niet-vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen.
ten aanzien van vader
3.3.
Vader is gediagnosticeerd met longkanker en heeft vanwege een longontsteking een periode moeten revalideren in Bronholm. Ondanks de diagnose van vader en zijn verblijf in Bornholm is echter niet gesteld of gebleken dat vader niet in staat is om de vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Alle betrokken partijen beamen dan ook dat vader nog helder van geest is en bij machte is om de financiële belangen te behartigen. Ook uit eigen waarneming komt de kantonrechter tot die conclusie. Er is derhalve geen aanleiding om een bewind of mentorschap in te stellen ten behoeve van vader.
ten aanzien van moeder
3.4.
Moeder is gediagnosticeerd met Alzheimer en verblijft sinds 8 december 2023 in het woonzorgcentrum Meerhoeve te Haarlem. Tijdens de mondelinge behandeling heeft moeder een verklaring voorgelezen. Zij heeft daarbij te kennen gegeven dat zij naar huis wil en dat zij wil blijven beslissen wat er met haar financiën en haar eigendommen zal gebeuren. Dit wil zij samen met haar echtgenoot blijven doen. Hoewel deze (voorgelezen) verklaring van moeder duidelijk en coherent is, zijn er ook serieuze aanwijzingen dat moeder niet meer in staat is haar vermogensrechtelijke- en niet-vermogensrechtelijke belangen naar behoren te behartigen. De kantonrechter verwijst daarbij primair naar de medische verklaring van 12 mei 2023 van specialist ouderengeneeskunde M.P.J. Heems van Medeso, waaruit blijkt dat er bij moeder beperkingen zijn op het gebied van geheugen, begrip en beoordelingsvermogen, waardoor zij niet meer in staat is om voornoemde belangen zelf te behartigen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter niet het tegendeel kunnen vaststellen. De kantonrechter concludeert dan ook dat het oordeel gerechtvaardigd is en dat moeder ten gevolge van haar toestand niet meer in staat is om haar vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen te behartigen en dat zij bovendien ook niet meer in staat is om haar wil voldoende te bepalen en daarover te verklaren.
3.5.
Daarmee is in beginsel een beschermingsmaatregel voor moeder noodzakelijk. Echter, de kantonrechter ziet in dit geval géén aanleiding om hiertoe over te gaan en de wet biedt de kantonrechter deze ruimte. De kantonrechter overweegt hierover het volgende.
het instellen van een bewind bij moeder?
3.6.
Betrokkenen zijn gehuwd in een algehele gemeenschap van goederen. Dit maakt dat bij instelling een bewind ten behoeve van moeder, de goederen die behoren tot de huwelijksgoederengemeenschap ook getroffen zullen worden door het bewind. Oftewel de vermogensrechtelijke goederen en belangen van zowel vader en moeder zijn nauw met elkaar verbonden en verweven. Het instellen van een bewind voor moeder zou dan ook verregaande gevolgen hebben voor vader. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van vader, acht de kantonrechter dit onwenselijk. Daarbij is verder van belang dat niet is gesteld noch is gebleken dat vader de vermogensrechtelijke belangen van hemzelf én van zijn echtgenote onbehoorlijk heeft waargenomen. De kantonrechter zal daarom niet overgaan tot het instellen van een bewind ten behoeve van moeder. Mocht er iets in de situatie veranderen of indien de situatie van vader zodanig verslechtert dat hij niet meer in staat is om zijn eigen vermogensrechtelijke belangen of die van zijn echtgenote te behartigen dan kan er een nieuw verzoek worden ingediend. Zo ver is het echter nu nog niet.
het instellen van een mentorschap voor moeder?
3.7.
Ook door het instellen van een mentorschap zal er op dit moment verder worden ingegrepen dan nodig is in de huidige situatie. De kantonrechter heeft sterk de indruk dat het voorstel tot mentorschap (en de adviezen daarover van derden) voor een belangrijk deel zijn ingegeven door de evident ernstig verstoorde verhoudingen tussen de broers en zus. Het is hierbij van belang om te benadrukken dat het mentorschap geen uitkomst zal bieden voor deze verstoorde onderlinge verhoudingen en strijd. Daar is het mentorschap ook niet voor bedoeld. Enkel het belang van moeder staat centraal en ten aanzien van het belang van moeder is niet gebleken dat de niet-vermogensrechtelijke belangen van moeder op dit moment niet correct behartigd worden. Partijen maken over en weer veel verwijten en het is de kantonrechter duidelijk dat zonen de zorg voor moeder liever op een andere manier invullen. Deze onenigheid over de te verlenen zorg en waar deze zorg moet worden verleend maakt echter nog niet dat het verzochte moet worden toegewezen. Te meer nu er geen concrete feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken waaruit kan worden afgeleid dat de huidige verzorging, verpleging en begeleiding van moeder op dit moment niet naar behoren verloopt of dat er gerechtvaardigde zorgen bestaan over de wijze waarop de belangen van moeder op dit moment worden behartigd. Verder is van belang dat vader zich uitdrukkelijk en gemotiveerd heeft verzet tegen de benoeming van een professionele mentor voor zijn echtgenote. De benoeming van een professionele mentor zal dan ook niet leiden tot een verminderde kans op verdere conflicten over de te verlenen zorg. Alhoewel de kantonrechter niet twijfelt aan de oprechte zorg en inzet van zonen én dochter voor hun moeder, is naar de inschatting van de kantonrechter op dit moment minder van belang op welke wijze er invulling wordt gegeven aan de zorg voor moeder. Véél belangrijker voor het welzijn van moeder is dat er rust komt in de familie. Bovendien acht de kantonrechter vader in staat om zijn echtgenote naar behoren te vertegenwoordigen ten aanzien van beslissingen omtrent de zorg. De kantonrechter heeft er vertrouwen in dat vader hierbij het belang van zijn echtgenote zal laten prevaleren en zich hierbij niet laat beïnvloeden door de bestaande strijd tussen zijn kinderen. Voorts is de vertegenwoordiging van een wilsonbekwame meerderjarige gewaarborgd in diverse regelingen (vergelijk artikel 7:465 lid 3 B.W., artikel 1:3 lid 3 onder b Wvggz en artikel 1 lid 1 onder e Wzd). Deze regelingen maken in eerste instantie een mentorschap overbodig en maakt het niet noodzakelijk om de positie van een vertegenwoordiger wettelijk vast te leggen middels een mentorschap.
De kantonrechter zal om al deze redenen het verzoek afwijzen.
3.8.
Wel realiseert de kantonrechter zich dat de belangen van moeder kwetsbaar zijn op het moment dat vader (tijdelijk) wegvalt. Echter dit maakt nog niet dat het mentorschap op dit moment noodzakelijk is en het gaat daarom ook te ver om een mentorschap op dit moment in te stellen. Bovendien kunnen partijen indien er iets in de situatie verandert alsnog een verzoek indienen.

4.beslissing

4.1.
De kantonrechter wijst al het verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P. de Valk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter