ECLI:NL:RBNHO:2024:2971

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
C/15/336322 / FA RK 23-453
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtelijke vaststelling van het vaderschap en verzoek om vervangende toestemming tot erkenning

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 29 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van een minderjarig kind, [de minderjarige]. De man, die zich als de verwekker van het kind beschouwt, had aanvankelijk een verzoek ingediend om vervangende toestemming tot erkenning van het kind, maar trok dit verzoek in. De bijzondere curator, die het kind vertegenwoordigt, heeft het verzoek overgenomen en verzocht om een gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van de man. De moeder van het kind heeft geen verweerschrift ingediend en is niet ter zitting verschenen, maar heeft wel aangegeven dat zij bereid is mee te werken aan een DNA-onderzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de verwekker is van het kind en dat het in het belang van het kind is dat het juridische vaderschap wordt vastgesteld. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de man na de formele vaststelling van zijn ouderschap zich aanmeldt bij het Wijkteam om te werken aan het herstel van het onderlinge vertrouwen en de band met het kind. De rechtbank heeft het verzoek van de bijzondere curator toegewezen en het ouderschap van de man vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
gerechtelijke vaststelling ouderschap
zaak-/rekestnr.: C/15/336322 / FA RK 23-453
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 29 maart 2024
in de zaak van:
[de man],
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de man,
advocaat: mr. D.E.M. Boukens, kantoorhoudende te Hoorn,
--tegen--
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.G.M. Vlaar, kantoorhoudende te Hoorn.
Het minderjarige kind [de minderjarige] wordt vertegenwoordigd door [de bijzondere curator] , bijzondere curator.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man, ingekomen op 1 februari 2023;
- de beschikking van 19 april 2023, waarbij [de bijzondere curator] te [plaats] is benoemd tot bijzondere curator;
- het verslag van de bijzondere curator van 5 mei 2023;
- het F9-formulier van de advocaat van de moeder van 22 mei 2023;
- het F5-formulier van de advocaat van de man van 25 mei 2023, houdende intrekking van het verzoek;
- het F9-formulier van de bijzondere curator van 27 juni 2023, houdende een aanvulling op het verslag van 5 mei 2023;
- het F9-formulier, met bijlage, van de advocaat van de man van 25 januari 2024;
- het F9-formulier van de advocaat van de moeder van 15 maart 2024.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 18 maart 2024 in aanwezigheid van de man, bijgestaan door zijn advocaat, en van de bijzondere curator. De moeder en haar advocaat hebben laten weten niet naar de zitting te komen.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
Uit de relatie tussen partijen is op [geboortedatum] te [plaats] geboren het thans nog minderjarige kind:
- [de minderjarige] .
De moeder is van rechtswege belast met het gezag.

3.Verzoek

3.1.
Het verzoek van de man strekt tot het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning van [de minderjarige] , als bedoeld in artikel 1:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
3.2.
De man stelt dat hij de verwekker is van [de minderjarige] en dat de moeder zonder redelijke grond weigert haar toestemming voor erkenning te verlenen.
De man heeft aangevoerd dat de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met [de minderjarige] niet schaadt en dat door de erkenning een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van [de minderjarige] niet in het gedrang komt.
3.3.
Verder heeft de man verzocht om hem samen met de moeder te belasten met het gezag over [de minderjarige] en om een regeling vast te stellen, die inhoudt dat hij twee avonden per week van 18.30 uur tot 20.30 uur omgang heeft met [de minderjarige] en iedere zaterdag van 9.00 uur tot 19.00 uur, alsmede de helft van de vakantie en feestdagen.

4.Het advies van de bijzondere curator en de reactie van de man

4.1.
De bijzondere curator heeft beide partijen gesproken. Volgens de moeder waren partijen slechts friends with benefits. Voor haar staat het biologische vaderschap van de man echter vast. De moeder stemt ermee in dat de man als vader op de geboorteakte van [de minderjarige] wordt vermeld, maar zij wil dat [de minderjarige] haar achternaam behoudt. De moeder heeft bezwaar tegen gezamenlijk gezag, omdat zij vreest dat de sterke geloofsovertuiging van de man een sterke inperking zal vormen op het leven van [de minderjarige] . De man wil alles of niets en een compromis is niet mogelijk gebleken, aldus de moeder.
De man heeft tijdens zijn gesprek met de bijzondere curator aangegeven dat zijn relatie met de moeder serieus was. Hij wil een volledige vaderrol in het leven van [de minderjarige] hebben. Dat wil zeggen: het juridisch vaderschap, waarbij [de minderjarige] zijn geslachtsnaam krijgt, omgang en gezag. De man heeft volgens de bijzondere curator wel enige twijfel over zijn biologische vaderschap.
Beide partijen hebben aangegeven te willen nadenken over begeleiding door het Wijkteam.
Naar aanleiding van de gesprekken met partijen adviseert de bijzondere curator vervangende toestemming tot erkenning te verlenen, op voorwaarde dat uit DNA-onderzoek blijkt dat de man de biologische vader van [de minderjarige] is. De bijzondere curator vindt het voor de identiteitsontwikkeling van [de minderjarige] belangrijk dat [de minderjarige] weet wie haar vader is.
4.2.
Nadat de bijzondere curator advies heeft uitgebracht, heeft de man zijn verzoek ingetrokken.
4.3.
Vervolgens heeft de bijzonder curator het verzoek namens [de minderjarige] overgenomen, in die zin dat zij adviseert een DNA-onderzoek te bevelen, waarna zij - bij een positieve uitslag - namens het kind verzoekt om gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de man, met verdeling van de kosten van het DNA-onderzoek bij helfte.
4.4.
De man heeft in zijn schriftelijke reactie op het verzoek van de bijzondere curator namens het kind aangegeven dat hij steeds het gevoel heeft gehad dat hij met de moeder moest strijden om toegelaten te worden in het leven van [de minderjarige] . Hij heeft zich uiteindelijk in het belang van [de minderjarige] als vader teruggetrokken, omdat hij die strijd psychisch niet meer aankon. Hij heeft zeer geleden onder de spanning van de situatie met ernstige lichamelijke gevolgen. De man heeft aangegeven dat zijn deur altijd open zal staan voor [de minderjarige] , maar dat hij zijn vaderrol alleen kan invullen als aan een aantal minimale standaarden wordt voldaan: het juridisch vaderschap, zijn achternaam, omgang en gezag. Dit leidt er volgens de man toe dat de enkele gerechtelijke vaststelling van zijn vaderschap niet in het belang van [de minderjarige] is.
Verder merkt de man op dat hij alleen tegen de bijzondere curator heeft gezegd: “als ik kijk hoe de moeder zich gedraagt, dan zou ik bijna gaan twijfelen aan mijn vaderschap, maar als ik de gelijkenis zie, dan weet ik dat ze mijn dochter is.” Volgens de man is DNA-onderzoek daarom niet nodig.

5.Beoordeling

5.1.
De man heeft zijn verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning ingetrokken. Daarom ligt nu voor het - voorwaardelijke - verzoek van de bijzondere curator namens het kind strekkende tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van de man als bedoeld in artikel 1: 207 BW.
5.2.
De bijzondere curator stelt namens [de minderjarige] dat de man haar verwekker is en dat zij er recht en belang bij heeft dat de rechtbank overgaat tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van de man.
5.3.
De moeder heeft de Nederlandse nationaliteit. De man heeft de Nederlandse nationaliteit en naar de rechtbank aanneemt tevens de Marokkaanse nationaliteit. Daarom draagt de onderhavige zaak een internationaal karakter.
5.4.
Aangezien partijen en [de minderjarige] hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, heeft de Nederlandse rechter op grond van artikel 3 aanhef en onder a. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rechtsmacht.
5.5.
Nu vaststaat dat de moeder en de man (mede) de Nederlandse nationaliteit bezitten, is op grond van artikel 10:97 BW het Nederlandse recht van toepassing op het verzoek.
5.6.
In artikel 1:207 lid 1 sub b BW is bepaald dat op verzoek van het kind het ouderschap van een persoon door de rechtbank kan worden vastgesteld op grond dat deze de verwekker is van het kind.
5.7.
De moeder heeft geen verweerschrift ingediend en is niet ter zitting verschenen. De advocaat van de moeder heeft op 15 maart 2024 laten weten dat de moeder zich voor wat betreft het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van de man refereert aan het oordeel van de rechtbank. De moeder is bereid om mee te werken aan een DNA-onderzoek, waarvan de man de kosten zou moeten voldoen.
5.8.
De bijzondere curator geeft ter zitting aan dat zij de moeder onlangs nog heeft gesproken. Volgens de bijzondere curator stemt de moeder ook niet in met een dubbele geslachtsnaam voor [de minderjarige] , wat sinds januari 2024 mogelijk is. De man heeft [de minderjarige] een kaartje gestuurd voor haar verjaardag. Hij wilde echter niet op bezoek komen. De moeder heeft zich op 8 mei 2023 aangemeld bij het Wijkteam. De man wilde niet meewerken. De aanmelding staat nog open en de moeder heeft aangegeven dat zij nog steeds openstaat voor hulpverlening. De bijzondere curator hoopt dat het juridisch vaderschap uiteindelijk zal leiden tot meer betrokkenheid van de man.
De bijzondere curator stelt voor partijen een termijn te bieden voor een vrijwillig DNA-onderzoek om 100% zekerheid over het verwekkerschap te krijgen.
5.9.
De man bevestigt ter zitting nogmaals dat hij er geen enkele twijfel over heeft dat hij de biologische vader van [de minderjarige] is. Hij vindt een DNA-onderzoek daarom onnodig. Echter, hij volhardt in zijn standpunt dat hij niet alleen op papier de vader van [de minderjarige] wil zijn. Hij wil alles of niets. Hij wil alleen juridisch vader van [de minderjarige] zijn als zij zijn geslachtsnaam draagt, hij medegezag heeft en als er een volwaardige omgangsregeling is. De man kan en wil op dat gebied geen enkele concessie doen, omdat hij er dan psychisch en lichamelijk aan onderdoor gaat. Hij acht het niet in het belang van [de minderjarige] als hij zich voor haar geen sterke vader kan tonen.
De man licht verder nog toe dat hij al tijdens de zwangerschap van de moeder zijn leven volledig op het kind had ingericht. Na de geboorte bleek de moeder hem echter in alles tegen te werken. Hij mocht niets met [de minderjarige] en de moeder controleerde alles. De man leed ernstig onder deze situatie en hij voelde dat de moeder hem in alles zou gaan tegenwerken. Dat kon hij niet aan. Het klopt dat de man [de minderjarige] Islamitisch wil opvoeden, maar hij wilde dat in samenspraak met de moeder doen. De moeder heeft hierover een verkeerde voorstelling van zaken gegeven en zij heeft hem gedemoniseerd, aldus de man.
De man wil inmiddels niets meer met de moeder te maken hebben, maar op initiatief van [de minderjarige] zal zijn deur altijd voor haar openstaan. Hij wil zich alleen nog aanmelden bij het Wijkteam als zij hem erbij helpen dat aan al zijn voorwaarden voor het volwaardige vaderschap wordt voldaan. Hij is trots op zijn beslissing dat hij niet slechts een bonus-papa wil zijn.
5.10.
Gelet op voormelde verklaring hierover van de moeder aan de bijzondere curator, de inhoud van de brief van de advocaat van de man van 25 januari 2024 en de verklaring van de man ter zitting neemt de rechtbank als voldoende vaststaand aan dat de man de verwekker is van [de minderjarige] .
5.11.
De bijzondere curator acht het voor een goede identiteitsontwikkeling in het belang van [de minderjarige] dat het juridische vaderschap van de man wordt vastgesteld. De rechtbank zal het verzoek daarom toewijzen, nu ook voor het overige niet is gebleken dat het verzoek onrechtmatig is.
5.12.
De rechtbank benadrukt, net als de bijzondere curator ter zitting heeft gedaan, dat het belangrijk is dat de man na de formele vaststelling van zijn ouderschap zich in het belang van [de minderjarige] alsnog zal aanmelden bij het Wijkteam van de gemeente [gemeente] om te werken aan het herstel van het onderlinge vertrouwen tussen partijen. Er kan dan stap voor stap gewerkt worden aan het opbouwen van een band tussen vader en [de minderjarige] . Mogelijk kan dit in de toekomst leiden tot een invulling van de vaderrol waaraan de man een grote behoefte heeft en waarbij [de minderjarige] ook een groot belang heeft. De vader moet zich realiseren dat het stellen van voorwaarden aan zijn vaderrol niet in het belang van [de minderjarige] is. De moeder moet zich realiseren dat [de minderjarige] ook recht heeft om te delen in de culturele en religieuze achtergrond van de man, van wie [de minderjarige] immers voor de helft afstamt. De rechtbank wijst er ten slotte op dat het sinds de wetwijziging per 1 januari 2024 mogelijk is dat een kind de geslachtsnaam van beide ouders draagt. Wellicht biedt dat op termijn een voor beide partijen acceptabele oplossing.

6.Beslissing:

De rechtbank:
6.1.
stelt vast het ouderschap van [de man] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , betreffende het kind:
- [de minderjarige]
,geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
6.2.
draagt de griffier – op grond van artikel 1:20 e lid 1 BW - op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking -en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] .
Deze beschikking is gegeven door mr. T.M. van Wassenaer-Westgeest, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. Struijk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.