ECLI:NL:RBNHO:2024:2792
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontkenning vaderschap en ontvankelijkheid verzoek moeder
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontkenning van het vaderschap van de man ten aanzien van het minderjarige kind, [de minderjarige]. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A. Krim, heeft verzocht om gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap, stellende dat de man niet de biologische vader is. De man is niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen. De bijzondere curator heeft het verzoek van de moeder overgenomen, maar heeft ook aangegeven dat de moeder te laat is met haar verzoek, waardoor zij niet ontvankelijk zou zijn.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de man op [huwelijksdatum] in Uganda zijn gehuwd en dat dit huwelijk op 12 september 2018 is ontbonden. Uit dit huwelijk zijn drie kinderen geboren, waaronder [de minderjarige], die op [geboortedatum] te Haarlem is geboren. De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de wettelijke bepalingen in het Burgerlijk Wetboek, met name artikel 1:199 en artikel 1:200, en geconcludeerd dat de moeder niet ontvankelijk is in haar verzoek, omdat zij dit niet binnen de gestelde termijn heeft ingediend.
Echter, de bijzondere curator heeft op basis van DNA-onderzoek vastgesteld dat de man niet de biologische vader is van [de minderjarige]. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van de bijzondere curator om het vaderschap van de man te ontkennen, gelet op het belang van het kind, moet worden toegewezen. De rechtbank heeft de moeder niet ontvankelijk verklaard in haar verzoek, maar het verzoek van de bijzondere curator is gegrond verklaard, waardoor de ontkenning van het vaderschap is toegewezen.