Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser 1],
beiden wonende te [plaats]
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
- € 1.146,66, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf zeven dagen na de annulering, althans vanaf de datum van de ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 172,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de nakosten.
4.De beoordeling
moestworden betaald. Niet voldoende is dat de vervoerder meende dat hij aan D-Reizen te mogen betalen, bijvoorbeeld omdat hij dacht dat D-Reizen vertegenwoordigingsbevoegd was. Voor zijn veronderstelling dat hij aan D-reizen moest betalen, moet de vervoerder bovendien redelijke gronden hebben gehad. Aan deze vereisten is niet voldaan. De vervoerder heeft niet toegelicht dat en waarom hij meende aan D-Reizen te moeten betalen, anders dan dat terugbetaling altijd plaatsvindt via “the original form of payment” en hij uit inschakeling van D-Reizen door de passagiers, meende dat D-Reizen vertegenwoordigingsbevoegd was. Dat is niet voldoende voor een geslaagd beroep op artikel 6:34 BW, nog daargelaten dat de vervoerder gelet op de Verordening niet kon menen dat hij aan D-Reizen
moestbetalen.