ECLI:NL:RBNHO:2024:2614

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
15-133491-23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van meerdere wapens en voorbereidingshandelingen voor de handel in harddrugs

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 februari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van meerdere wapens van categorie II en III, waaronder automatische vuurwapens, en van wapenhandel en voorbereidingshandelingen voor de handel in verschillende soorten harddrugs. De verdachte, geboren in 1986 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.G. van Wijk. Tijdens de openbare terechtzittingen op 16 januari en 27 februari 2024 zijn procesafspraken gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging, waarbij de verdachte verklaarde volledig achter deze afspraken te staan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte vrijwillig en met voldoende informatie heeft ingestemd met de procesafspraken.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van wapens en het voorbereiden van de handel in harddrugs. De feiten zijn gepleegd in de periode van 27 oktober 2019 tot en met 8 maart 2021, waarbij de verdachte samen met anderen handelingen heeft verricht die in strijd zijn met de Wet wapens en munitie en de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van feit 1, maar de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten bewezen verklaard.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, waaronder het ongecontroleerd bezit van wapens en de betrokkenheid bij de handel in harddrugs, en heeft geoordeeld dat dit een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de maatschappij met zich meebrengt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 57 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft de beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar de aard en ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de procesafspraken die zijn gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15-133491-23
Uitspraakdatum: 27 februari 2024
Tegenspraak
verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 januari en 27 februari 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitie, mr. S.P. Visser en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. M.G. van Wijk, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 28 mei 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk het keukenkastje en/of de muur in/aan het [adres] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 2
hij op of omstreeks 28 mei 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen geschikt voor het afvuren van projectielen met kaliber 7.65mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
feit 3
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 oktober 2019 tot en met 8 maart 2021 te Zaandam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of amfetamine en/of methamfetamine en/of MDMA (XTC), zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of methamfetamine en/of MDMA (XTC) (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, althans bevattende (telkens) een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
-zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
-voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en)
hebbende verdachte en/of verdachtes mededader(s) en/of anderen (telkens)
- één of meer PGP/crypto-telefoon(s) verkregen en/of voorhanden gehad, en/of
- ( telefonische) afspraken gemaakt en/of inlichtingen verkregen en/of (door)gegeven en/of onderhandelingen gevoerd met (ver)koper(s) en/of (een) ander(en) om cocaïne en/of amfetamine en/of methamfetamine en/of MDMA (XTC), althans (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I te vervoeren en/of in te voeren en/of uit te voeren en/of te kopen en/of te verkopen, en/of
- ( telefonische) afspraken gemaakt en/of inlichtingen verkregen en/of (door)gegeven betrekking hebbende op een of meer stashplaatsen/opslagplekken van verdovende middelen, en/of
- foto's van verdovende middelen ontvangen en/of verstuurd en/of uitgewisseld en/of voorhanden gehad, en/of
- een hoeveelheid (wederrechtelijk verkregen) geld voorhanden gehad;
feit 4
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 oktober 2019 tot en met 8 maart 2021 te Zaandam en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zonder erkenning één of meer wapens of munitie in de uitoefening van een bedrijf ter beschikking heeft gesteld en/of heeft verhandeld, en/of heeft onderhandeld over en/of (een) transactie(s) heeft geregeld voor de aankoop en/of verkoop en/of levering van één of meer wapens of munitie, en het/de feit(en) heeft begaan met betrekking tot een of meerdere vuurwapen(s) van categorie II en/of III, onder meer:
- een machinepistool (merk: Beretta en/of model: MT12 en/of kaliber: 9 x 19 millimeter), zijnde een vuurwapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, en/of
- een aanvalsgeweer (wapenplatform: AR15/M16 en/of kaliber: 5,56 x 45 millimeter), zijnde een vuurwapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, en/of
- een pistool (merk: Glock en/of model: 17), zijnde een vuurwapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie en/of
- een pistool (kaliber 9 x 19 millimeter), zijnde een vuurwapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie
en/of
onderdelen van dergelijke vuurwapens (te weten een demper, loop en/of een patroonhouder)
en/of
munitie van categorie II en/of III
feit 5
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 april 2020 tot en met 8 maart 2021 te Zaandam en/of (elders) in Nederland, een of meer wapens van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een machinepistool (merk: Beretta en/of model: MT12 en/of kabilber: 9 x 19 millimeter), en/of
- een aanvalsgeweeer (wapenplatform: AR15/M16 en/of kaliber: 5,56 x 45 millimeter), en/of
een of meer wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een pistool (merk: Glock en/of model: 17), en/of
- een pistool (kaliber 9 x 19 millimeter),
zijnde (telkens) een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en/of (telkens) een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.

2.Procesafspraken

Procesverloop
Op de pro forma zitting van 11 september 2023 heeft de officier van justitie de rechtbank laten weten dat zij in gesprek is met de verdediging om te onderzoeken of er procesafspraken kunnen worden gemaakt. Op de pro forma zitting van 27 november 2023 heeft de officier van justitie de rechtbank laten weten dat er tussen het openbaar ministerie en de verdediging een overeenkomst is gesloten met procesafspraken, waaronder begrepen een afdoeningsvoorstel. Vervolgens is de zaak aangehouden tot de regiezitting van 16 januari 2024. Op de regiezitting heeft de rechtbank de procesafspraken met daarin het afdoeningsvoorstel besproken. De verdachte heeft tijdens die zitting verklaard goed te begrijpen wat de procesafspraken inhouden, wat de gevolgen daarvan zijn en dat hij volledig achter die afspraken staat. De rechtbank heeft vervolgens op de regiezitting beslist dat, uitgaande van een globale bestudering van het dossier, het afdoeningsvoorstel een toereikende basis biedt voor de inhoudelijke behandeling van de strafzaak.
Inhoudelijke behandeling
Op de zitting van 27 februari 2024 zijn de procesafspraken en het afdoeningsvoorstel zoals deze zijn vervat in de overeenkomst, met de verdachte besproken. De verdachte heeft verklaard goed te begrijpen wat de gemaakte afspraken inhouden en wat de gevolgen daarvan zijn. Hij heeft kenbaar gemaakt volledig achter die afspraken te staan, deze overeenkomst vrijwillig te zijn aangegaan en daarbij van voldoende informatie te zijn voorzien. Vastgesteld is dat de verdachte bij de totstandkoming van de procesafspraken steeds bijstand van zijn raadsman heeft gehad.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de verdachte vrijwillig en op basis van voor hem voldoende en duidelijke informatie is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing om mee te werken aan wat in het afdoeningsvoorstel is overeengekomen. De rechtbank stelt daarnaast vast dat de verdachte zich bewust is van de rechtsgevolgen van de in de overeenkomst neergelegde procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. Daarmee is tevens voldaan aan de eisen die artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden stelt.

3.Beantwoording van de vragen van artikel 348 en 350 Sv

De rechtbank stelt voorop dat de rechtbank geen partij is bij de procesafspraken en niettegenstaande hetgeen tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie is overeengekomen, een eigen verantwoordelijkheid heeft. [1] Dit betekent dat zij zelfstandig antwoorden moet formuleren op de vragen van artikel 348 en 350 Sv.
Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, onder verwijzing naar de procesafspraken, gerekwireerd tot vrijspraak van feit 1 en tot bewezenverklaring van de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de zaak af te doen zoals in de procesafspraken is overeengekomen.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt de beslissing dat bewezen is dat de verdachte de onder 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
feit 2
hij op 28 mei 2023 te Zaandam, gemeente Zaanstad, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen geschikt voor het afvuren van projectielen met kaliber 7.65mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
feit 3
hij in de periode van 27 oktober 2019 tot en met 8 maart 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of amfetamine en/of methamfetamine en/of MDMA (XTC), voor te bereiden en/of te bevorderen,
- anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen, mede te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen en
-zich en/of anderen gelegenheid en middelen en inlichtingen tot het plegen van die feiten hebben getracht te verschaffen en
-voorwerpen en stoffen en gelden en andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten
hebbende verdachte en/of verdachtes mededader(s) en/of anderen
- PGP/crypto-telefoon(s) verkregen en voorhanden gehad, en
- ( telefonische) afspraken gemaakt en inlichtingen verkregen en (door)gegeven en onderhandelingen gevoerd met (ver)koper(s) en anderen om cocaïne en/of amfetamine en/of methamfetamine en/of MDMA (XTC), te vervoeren en te kopen en te verkopen, en
- telefonische afspraken gemaakt en inlichtingen verkregen en (door)gegeven betrekking hebbende op stashplaatsen/opslagplekken van verdovende middelen, en
- foto's van verdovende middelen ontvangen en verstuurd en uitgewisseld en voorhanden gehad;
feit 4
hij in de periode van 27 oktober 2019 tot en met 8 maart 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, zonder erkenning heeft onderhandeld over en transacties heeft geregeld voor de aankoop en verkoop en levering van wapens of munitie, en de feiten heeft begaan met betrekking tot vuurwapens van categorie II en III:
- een machinepistool (merk: Beretta en/of model: MT12 en/of kaliber: 9 x 19 millimeter), zijnde een vuurwapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, en
- een aanvalsgeweer (wapenplatform: AR15/M16 en/of kaliber: 5,56 x 45 millimeter), zijnde een vuurwapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, en
- een pistool (merk: Glock en/of model: 17), zijnde een vuurwapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie en
- een pistool (kaliber 9 x 19 millimeter), zijnde een vuurwapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie
en
onderdelen van dergelijke vuurwapens (te weten een demper, loop en/of een patroonhouder)
en
munitie van categorie II en/of III;
feit 5
hij in de periode van 10 april 2020 tot en met 8 maart 2021 in Nederland, wapens van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een machinepistool (merk: Beretta en/of model: MT12 en/of kaliber: 9 x 19 millimeter), en
- een aanvalsgeweer (wapenplatform: AR15/M16 en/of kaliber: 5,56 x 45 millimeter), en
wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een pistool (merk: Glock en/of model: 17), en
- een pistool (kaliber 9 x 19 millimeter),
zijnde telkens een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en/of telkens een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 3:
medeplegen om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, mede te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn, en om daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen en zich en/of een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen, stoffen, gelden en andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd;
feit 4:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
feit 5:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft conform de procesafspraken gevorderd een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 57 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2.
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is verzocht om de zaak af te doen zoals in de procesafspraken is overeengekomen.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van meerdere wapens van categorie II en categorie III, waaronder automatische vuurwapens, en heeft zich samen met anderen gedurende een periode van anderhalf jaar beziggehouden met de handel in (vuur)wapens, onderdelen van vuurwapens en munitie. Het ongecontroleerd bezit van deze wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en leidt tot grote onveiligheid in de maatschappij. De verdachte heeft meegewerkt aan het in stand houden van deze onveiligheid. Daarnaast heeft de verdachte zich samen met anderen gedurende een periode van anderhalf jaar schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de handel in verschillende soorten harddrugs. Harddrugs zijn voor de gezondheid van personen zeer schadelijke stoffen en daarom moet het gebruik ervan worden ontmoedigd. Daarbij komt dat de handel in harddrugs zich afspeelt in een crimineel circuit waarin het gebruik van (excessief) geweld geen uitzondering is. Het is niet voor niets dat handelingen gericht op het voorbereiden en bevorderen van de handel in harddrugs met aanzienlijke gevangenisstraffen worden bedreigd. Dit zijn ernstige feiten. De verdachte heeft zich van de negatieve effecten niets aangetrokken en heeft zich enkel laten leiden door financieel gewin.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand strafblad (Uittreksel Justitiële Documentatie), gedateerd 15 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van overtreding van de Opiumwet is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de toelichting die de verdachte op de zitting heeft gegeven en de stukken die door de verdediging zijn overgelegd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft aangegeven dat hij zijn verleden achter zich wil laten en zijn leven een positieve wending wil geven. Om dit te bereiken volgt hij verschillende trainingen en is hij op eigen initiatief gestart met een behandeling voor zijn PTSS tijdens zijn detentie. Die behandeling wil hij ook na zijn detentie voortzetten om een goede vader te kunnen zijn voor zijn zoon.
De op te leggen straf
Alles afwegende komt de rechtbank tot een strafoplegging die in overeenstemming is met de procesafspraken en zoals ter zitting door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal de verdachte dan ook veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 57 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Deze straf vindt de rechtbank passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 47, 57, 63 van het Wetboek van Strafrecht;
artikel 9, 26, 55 van de Wet wapens en munitie;
artikel 10a van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
57 (zevenenvijftig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.D. Kleijne, voorzitter,
mr. C.W.M. Giesen en mr. S. van Excel, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. Dommershuijzen,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 februari 2024.
mr. S. van Excel is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.HR 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252.