ECLI:NL:RBNHO:2024:2267

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
10620180 \ AO VERZ 23-86
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens betrokkenheid bij mishandeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en Topgeschenken Nederland B.V. Het geschil betreft de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet dat aan [verzoeker] is gegeven. De werkgever, Topgeschenken, heeft gesteld dat [verzoeker] op 20 mei 2023 haar partner [betrokkene 1] heeft geholpen bij de mishandeling van [betrokkene 2], de CEO van het bedrijf. De kantonrechter heeft in een eerdere tussenbeschikking van 26 september 2023 Topgeschenken in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van deze stelling. Na het horen van getuigen en het inbrengen van bewijsstukken, concludeert de kantonrechter dat Topgeschenken in haar bewijslevering is geslaagd. De kantonrechter oordeelt dat er sprake is van een dringende reden voor het ontslag op staande voet, omdat [verzoeker] zich actief heeft bemoeid met de mishandeling van [betrokkene 2]. Het verzoek van [verzoeker] om te verklaren dat het ontslag onterecht was, wordt afgewezen. Tevens worden de verzoeken van [verzoeker] om een billijke vergoeding en transitievergoeding afgewezen, omdat haar handelen als ernstig verwijtbaar wordt aangemerkt. De proceskosten worden aan [verzoeker] opgelegd, en de kantonrechter verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10620180 \ AO VERZ 23-86 (HB)
Uitspraakdatum: 19 februari 2024
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. M. Kager
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Topgeschenken Nederland B.V.,
gevestigd te Hoofddorp
verwerende partij
verder te noemen: Topgeschenken
gemachtigde: mr. L. Stolk-Hogeterp
De zaak in het kort
Bij tussenbeschikking van 26 september 2023 is Topgeschenken in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat [verzoeker] op 20 mei 2023 haar partner [betrokkene 1] heeft geholpen bij het mishandelen van [betrokkene 2] (de CEO van Topgeschenken). De kantonrechter is van oordeel dat Topgeschenken in de bewijslevering is geslaagd. Hierom is sprake van een dringende reden voor ontslag op staande voet.
Het verzoek van [verzoeker] wordt afgewezen, met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.
De tegenverzoeken van Topgeschenken om te verklaren voor recht dat dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven en dat Topgeschenken een rechtsgeldig beroep op verrekening (met de gefixeerde schadevergoeding) heeft gedaan worden toegewezen, met compensatie van de proceskosten. Op de overige tegenverzoeken is bij de tussenbeschikking al beslist.

1.Het procesverloop

1.1.
Naar aanleiding van de tussenbeschikking van de kantonrechter van 26 september 2023 hebben Topgeschenken en [verzoeker] zich bij akten van 24 oktober 2023 uitgelaten over de manier waarop zij bewijs respectievelijk tegenbewijs willen leveren. [verzoeker] heeft daarbij ook bewijsstukken overgelegd.
1.2.
Op 23 november 2023 heeft een enquête (getuigenverhoor) aan de zijde van Topgeschenken plaatsgevonden en een contra-enquête aan de zijde van [verzoeker].
1.3.
Daarna hebben partijen ieder een akte na (contra-)enquête genomen.

2.De verdere beoordeling van het geschil

het verzoek
de bewijsopdracht en de bewijsmiddelen
2.1.
Bij tussenbeschikking van 26 september 2023 is Topgeschenken toegelaten tot bewijslevering van haar stelling dat [verzoeker] op 20 mei 2023 haar partner [betrokkene 1] heeft geholpen bij het mishandelen van [betrokkene 2].
2.2.
Ter voldoening aan die bewijsopdracht heeft Topgeschenken (in aanvulling op de in deze procedure al door haar overgelegde stukken) drie getuigen doen horen, te weten [betrokkene 2] (CEO van Topgeschenken, hierna: [betrokkene 2]), [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3]) en [betrokkene 4] (hierna: [betrokkene 4]).
2.3.
[verzoeker] heeft in de contra-enquête zichzelf en haar partner [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) als getuigen doen horen. Ook heeft zij als bewijsstukken foto’s van verwondingen van [betrokkene 1] (productie 17) en informatie van diens huisarts over die verwondingen (productie 18) overgelegd.
2.4.
Topgeschenken is van mening dat zij in de bewijslevering is geslaagd. Volgens [verzoeker] is dat niet het geval. Op de standpunten van partijen zal – voor zover vereist – hierna worden ingegaan.
Wettelijk kader voor de bewijswaardering
2.5.
Op grond van (artikel 284 lid 1 in verbinding met) artikel 152 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de waardering van het bewijs aan het oordeel van de rechter overgelaten, tenzij de wet anders bepaalt (zoals in het hierna te noemen artikel 164 lid 2 Rv). Een bepaald feit geldt als bewezen, wanneer sprake is van een ‘redelijke mate van zekerheid’ c.q. ‘voldoende aannemelijkheid’ (HR 16 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:182). Deze maatstaf geldt niet voor het leveren van tegenbewijs. Daarbij gaat het om het ontzenuwen van (door een) ander (geleverd) bewijs en moet (enkel) voldoende twijfel worden gezaaid.
2.6.
Verder geldt ten aanzien van een partijgetuige (artikel 284 lid 1 in verbinding met artikel 164 lid 2 Rv) dat haar verklaring over door haar te bewijzen feiten geen bewijs in haar voordeel kan opleveren, tenzij de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. In de voorliggende zaak wordt [betrokkene 2] als partij-getuige aangemerkt, omdat hij CEO van Topgeschenken is en Topgeschenken de bewijslast draagt.
Het oordeel van de kantonrechter over de bewijslevering
2.7.
De kantonrechter is van oordeel dat Topgeschenken in de bewijslevering van haar stelling, dat [verzoeker] op 20 mei 2023 haar partner [betrokkene 1] heeft geholpen bij de mishandeling van [betrokkene 2], is geslaagd. Daartoe overweegt zij het volgende.
2.8.
De drie getuigen van Topgeschenken hebben verklaard dat, na het verlaten van Orries
(kantonrechter: in de late avond van 19 mei 2023/het begin van de nacht van 20 mei 2023), (eerst) sprake is geweest van een handgemeen althans geduw en getrek tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. Kort daarna heeft - naar [betrokkene 2] en [betrokkene 3] hebben verklaard - een tweede handgemeen tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] plaatsgevonden waarin ook [verzoeker] zich heeft gemengd. [verzoeker] en [betrokkene 1] hebben daarentegen verklaard dat het eerste incident slechts bestond uit een woordenwisseling en dat daarna als tweede incident (of daarin overgaand) een vechtpartij tussen (uitsluitend) [betrokkene 1] en [betrokkene 2] heeft plaatsgevonden.
2.9.
De kantonrechter laat in het midden of het eerste incident een woordenwisseling of een handgemeen betrof. Voor zover toen al sprake zou zijn geweest van een handgemeen, is namelijk uit geen van de getuigenverklaringen gebleken dat [verzoeker] haar partner [betrokkene 1] bij dat handgemeen heeft geholpen.
2.10.
[betrokkene 4] (die voor 19 mei 2023 geen van partijen kende) is alleen bij het
eerste incidentaanwezig is geweest. Met betrekking tot dat incident heeft hij verklaard - voor zover van hier van belang - dat ‘de heer en dame’
(kantonrechter: waarmee hij bedoelt [betrokkene 1] en [verzoeker])boos en emotioneel in de zin van agressief waren.
2.11.
De overige getuigen zijn bij beide incidenten aanwezig geweest. Met betrekking tot het eerste incident hebben zij voor wat betreft de rol van [verzoeker] niets verklaard wat voor de verdere beoordeling van belang is. Met betrekking tot het
tweede incidenthebben deze getuigen - samengevat en voor zover hier van belang – het volgende verklaard:
2.12.
[betrokkene 2]heeft verklaard dat [verzoeker] zich ook met het handgemeen tussen [betrokkene 1] en hem bemoeide, dat zij hem heeft geslagen, aan hem heeft lopen trekken, op hem is gesprongen en hem heeft geduwd. Naar [betrokkene 2] heeft verklaard was het twee tegen een en was het niet zo dat [verzoeker] erbij stond en er naar keek. Het was tegen hem gericht. Ook heeft [betrokkene 2] verklaard dat [verzoeker] hysterisch was, schold en vloekte. [betrokkene 2] heeft verklaard dat hij op enig moment op de grond lag en dat [betrokkene 1] op hem zat, waarna hij denkt dat het [betrokkene 3] is geweest die [betrokkene 1] van [betrokkene 2] heeft afgehaald.
2.13.
[betrokkene 3](neef van [betrokkene 2]) heeft verklaard dat (toen hij in gesprek was gegaan met Marokkaanse jongens die de vechtpartij aan het filmen waren) [verzoeker] naar [betrokkene 1] en [betrokkene 2] rende, dat zij [betrokkene 2] sloeg (meerdere keren), dat zij aan [betrokkene 2] trok, dat zij schreeuwde en dat het op een woedeaanval leek. Naar [betrokkene 3] heeft verklaard was het twee tegen een, heeft hij niet gezien dat [verzoeker] ook aan [betrokkene 1] trok, zag het er zo uit dat [verzoeker] [betrokkene 1] hielp en haalde zij [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in ieder geval niet uit elkaar. Ook heeft [betrokkene 3] verklaard dat [verzoeker] heeft gescholden en dat [betrokkene 2] op enig moment op de grond lag, [betrokkene 1] op hem zat, waarna hij, [betrokkene 3], toen hij dat zag, [betrokkene 1] van [betrokkene 2] heeft afgehaald. Tenslotte heeft [betrokkene 3] (op een vraag van mr. Kager) verklaard dat hij door [betrokkene 2] wordt ingehuurd als ZZP-er, maar dat hij ook andere opdrachtgevers heeft, en dat hij [verzoeker] kent van Topgeschenken.
2.14.
[verzoeker]heeft (in de contra-enquête) verklaard dat sprake was van een vechtpartij tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 2], dat zij heeft geprobeerd hen uit elkaar te halen, dat zij emotioneel was en dat zij [betrokkene 2] niet heeft geslagen. Op de vraag van de kantonrechter hoe [verzoeker] de nagelafdrukken op het lichaam van [betrokkene 2] verklaart, heeft [verzoeker] geantwoord dat [betrokkene 1] ook nagelafdrukken en krassen op zijn lichaam had, dat zij niet zo groot is en heeft geprobeerd [betrokkene 2] en [betrokkene 1] uit elkaar te halen. [verzoeker] heeft bevestigd dat zij [betrokkene 3] kent van Topgeschenken, waar hij vaak was.
2.15.
[betrokkene 1]heeft (in de contra-enquête) verklaard dat [verzoeker] niet heeft geslagen, maar alleen heeft geprobeerd [betrokkene 1] en [betrokkene 2] uit elkaar te halen. [verzoeker] trok [betrokkene 1] van [betrokkene 2] weg en dan kwam [betrokkene 2] weer op [betrokkene 1] af en andersom, aldus [betrokkene 1]. Ook heeft [betrokkene 1] verklaard dat [verzoeker] emotioneel was, maar dat zij boos op hem was en niet op [betrokkene 2], dat [verzoeker] (een of twee keer) [betrokkene 1] van [betrokkene 2] wegtrok en zei dat het moest stoppen, dat zij hen beiden heeft weggeduwd (met gespreide armen tussen hen in) en dat zij tegen beiden heeft gescholden.
2.16.
Alle getuigen hebben verklaard dat zij voorafgaand aan de vechtpartij alcohol hadden gedronken ([betrokkene 4] tussen 10 en 15 bier, [betrokkene 2] vijf/zes glazen drank, [betrokkene 3] 5 à 6 bier, [verzoeker] 4 à 5 wijn en [betrokkene 1] ongeveer 8/9 bier). Dit betekent naar het oordeel van de kantonrechter echter niet dat aan hun verklaringen geen waarde kan worden gehecht. Zij zal daarom al deze verklaringen in haar beoordeling betrekken.
2.17.
De kantonrechter overweegt dat uit de hierboven weergegeven getuigenverklaringen valt af te leiden dat [verzoeker] zowel tijdens het eerste als het tweede incident emotioneel (in de zin van boos) was. Ook staat als al eerder door [verzoeker] erkend vast (zie de tussenbeschikking van 26 september 2023 onder 7.6.) dat zij [betrokkene 2] heeft uitgescholden (voor ‘oude zak’). Ook uit de getuigenverklaringen van [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 1] blijkt dat zij [betrokkene 2] heeft uitgescholden. Aan de verklaring van [betrokkene 1] dat [verzoeker] slechts boos op hem was en niet op [betrokkene 2] hecht de kantonrechter weinig waarde.
2.18.
Uit de getuigenverklaringen kan ook worden afgeleid dat [verzoeker] [betrokkene 2] heeft geduwd en dat zij aan [betrokkene 2] heeft getrokken. Zowel [betrokkene 2] als [betrokkene 3] hebben immers verklaard dat [verzoeker] (scheldend) aan [betrokkene 2] heeft getrokken en [betrokkene 2] en [betrokkene 1] hebben verklaard dat [verzoeker] [betrokkene 2] heeft geduwd. Of [verzoeker] - zoals [betrokkene 2] en [betrokkene 3] beiden hebben verklaard - [betrokkene 2] ook heeft geslagen laat de kantonrechter in het midden, omdat eerder in de e-mail van zijn gemachtigde van 1 juni 2023 (productie 9 bij verzoekschrift) en ter zitting van 29 augustus 2023 door [betrokkene 2] is gezegd dat sprake was van duwen en trekken en niet van slaan.
2.19.
[verzoeker] houdt vol dat zij – in die emotionele staat – slechts heeft geprobeerd [betrokkene 2] en [betrokkene 1] uit elkaar te halen. Ook haar partner [betrokkene 1] heeft dat verklaard. De kantonrechter is echter van oordeel dat, gelet op de verklaring van [betrokkene 2] die wordt ondersteund door de verklaring van [betrokkene 3], in combinatie met de als productie 3 a en b overgelegde foto’s van de verwondingen van [betrokkene 2], voldoende aannemelijk is geworden dat [verzoeker] [betrokkene 1] ook heeft geholpen bij het mishandelen van [betrokkene 2]. Voldoende aannemelijk is immers geworden dat [verzoeker] boos was op [betrokkene 2], [betrokkene 2] heeft uitgescholden en [betrokkene 2] heeft geduwd en aan hem heeft getrokken, terwijl niet voldoende aannemelijk is geworden dat [verzoeker]
slechtsheeft geprobeerd [betrokkene 2] en [betrokkene 1] uit elkaar te halen. [betrokkene 2] en [betrokkene 3] verklaren immers dat het twee ([betrokkene 1] en [verzoeker]) tegen één ([betrokkene 2]) was en [betrokkene 3] heeft niet gezien dat [verzoeker] ook aan [betrokkene 1] trok en heeft verklaard dat [verzoeker] in ieder geval niet probeerde [betrokkene 2] en [betrokkene 1] uit elkaar te halen. [betrokkene 2] en [betrokkene 3] hebben beiden verklaard dat, toen [betrokkene 1] op [betrokkene 2] zat die op de grond lag, het [betrokkene 3] is geweest die [betrokkene 1] van [betrokkene 2] heeft afgetrokken en dus niet [verzoeker]
2.20.
Concluderend acht de kantonrechter het voldoende aannemelijk dat het letsel (diepe krassen) van [betrokkene 2] mede is ontstaan, doordat [verzoeker] heeft meegeholpen aan de mishandeling van [betrokkene 2]. Daarbij is van belang dat [verzoeker] eerder ter zitting van 29 augustus 2023 heeft erkend dat die krassen van haar kunstnagels afkomstig kunnen zijn. [verzoeker] heeft met de door haar en [betrokkene 1] afgelegde verklaringen en de als producties 17 en 18 overgelegde bewijsstukken het door Topgeschenken geleverde bewijs onvoldoende ontzenuwd. Uit de door [verzoeker] aangevoerde omstandigheid dat [betrokkene 1] ook ‘nagelafdrukken en krassen’ op zijn lichaam had (volgens de kantonrechter – na bestudering van die producties 17 en 18 – een striem rechts in de hals), volgt niet dat het letsel bij [betrokkene 2] is ontstaan door het uit elkaar halen van de mannen. En uit de omstandigheid dat [verzoeker] zelf geen verwondingen had, kan evenmin worden afgeleid dat zij niet heeft geholpen bij de mishandeling van [betrokkene 2].
2.21.
Daarbij merkt de kantonrechter nog op zij geen reden heeft om aan te nemen dat (zoals [verzoeker] heeft aangevoerd) [betrokkene 3] geen onafhankelijke getuige is. De omstandigheden dat [betrokkene 3] een neef van [betrokkene 2] is en dat hij als zzp’er door Topgeschenken (als een van meerdere opdrachtgevers) wordt ingehuurd zijn onvoldoende om te veronderstellen dat [betrokkene 3] [betrokkene 2] ‘naar de mond zou praten’. Daarentegen kent de kantonrechter aan de verklaring van [betrokkene 1] minder bewijswaarde toe, omdat hij de samenwonende partner van [verzoeker] is.
Ontslag op staande voet rechtsgeldig
2.22.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is voldoende aannemelijk geworden dat [verzoeker] op 20 mei 2023 haar partner [betrokkene 1] heeft geholpen bij de mishandeling van [betrokkene 2]. Hierom is sprake van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Bovendien is – naar in de tussenbeschikking van 26 september 2023 al is geoordeeld - het ontslag op staande voet onverwijld gegeven en is de ontslagreden onverwijld aan [verzoeker] meegedeeld. Dit leidt tot de conclusie dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is.
Afwijzing verklaring voor recht, billijke vergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging
2.23.
Dit betekent dat het verzoek van [verzoeker] om voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst in strijd met artikel 7:671 lid 1 BW is opgezegd zal worden afgewezen. Hetzelfde geldt voor de verzoeken van [verzoeker] tot toekenning van een billijke vergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging.
Afwijzing transitievergoeding
2.24.
Ook het verzoek van [verzoeker] om Topgeschenken te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding wordt afgewezen. Het handelen van [verzoeker] dat de dringende reden voor het ontslag op staande voet heeft opgeleverd, moet naar het oordeel van de kantonrechter namelijk ook als ernstig verwijtbaar handelen worden aangemerkt. Omdat het eindigen van de arbeidsovereenkomst dus het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker], is de transitievergoeding niet verschuldigd (zie artikel 7:673 lid 7 onderdeel c BW).
Afwijzing verzoek m.b.t. loon en vakantiegeld
2.25.
Wat betreft het verzochte loon en vakantiegeld over de periode tot en met 20 mei 2023 overweegt de kantonrechter, dat als onvoldoende door [verzoeker] weersproken vaststaat dat alle verzochte posten (zoals vermeld onder 3.1. V tot en met VII van de tussenbeschikking) in de eindafrekening zijn verwerkt en zijn uitbetaald, met dien verstande dat Topgeschenken de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:677 lid 2 jo lid 3 BW van € 2.664,85 met die posten heeft verrekend. Omdat is komen vast te staan dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven, heeft Topgeschenken recht op die gefixeerde schadevergoeding en heeft de verrekening met die vergoeding rechtsgeldig plaatsgevonden. Dit betekent dat ook de verzoeken zoals vermeld onder 3.1. V tot en met VII van de tussenbeschikking moeten worden afgewezen, evenals de verzochte wettelijke verhoging, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten (zoals vermeld onder 3.1. VIII en IX van de tussenbeschikking).
Proceskostenveroordeling
2.26.
De proceskosten komen voor rekening van [verzoeker], omdat sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker]. Daarbij zal het salaris van de gemachtigde van Topgeschenken worden vastgesteld op € 814,00.
het tegenverzoek
Toewijzing resterende tegenverzoeken
2.27.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt, dat het tegenverzoek van Topgeschenken om voor recht te verklaren dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven, toewijsbaar is.
2.28.
Hetzelfde geldt voor de verzochte verklaring voor recht dat Topgeschenken een rechtsgeldig beroep op verrekening (met de gefixeerde schadevergoeding) heeft gedaan.
2.29.
Op de overige tegenverzoeken van Topgeschenken heeft de kantonrechter bij de tussenbeschikking van 26 september 2023 al beslist.
Compensatie van proceskosten
2.30.
De kantonrechter zal bepalen dat partijen ieder hun eigen proceskosten betalen, omdat zij ieder deels in het (on)gelijk zijn gesteld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
3.1.
wijst het verzoek af;
3.2.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Topgeschenken tot en met vandaag vaststelt op € 814,00 voor salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
het tegenverzoek
(in aanvulling op wat bij de tussenbeschikking van 26 september 2023 al is beslist):
3.4.
verklaart voor recht dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven;
3.5.
verklaart voor recht dat Topgeschenken een rechtsgeldig beroep op verrekening (met de gefixeerde schadevergoeding) heeft gedaan;
3.6.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.
Deze beschikking is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en op 19 februari 2024 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter