In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, Installatiebureau Rutgers B.V. De kern van de zaak betreft de vraag of de werkgever de arbeidsovereenkomst met de werknemer rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd op grond van dwaling. De werknemer was sinds 1 mei 2022 in dienst bij Rutgers en had zich op 8 november 2022 ziek gemeld. Rutgers heeft op 25 april 2023 de arbeidsovereenkomst vernietigd, stellende dat de werknemer niet had gemeld dat hij in een diagnostisch traject zat en dat hij een chronische aandoening had die zijn functioneren zou belemmeren.
De kantonrechter oordeelde dat Rutgers niet voldoende had aangetoond dat de werknemer bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst over relevante informatie over zijn gezondheid beschikte die hij aan de werkgever had moeten meedelen. De rechter concludeerde dat de arbeidsovereenkomst nog steeds bestaat en dat de werknemer recht heeft op loondoorbetaling. De vorderingen van de werknemer, waaronder de loondoorbetaling, werden toegewezen. De kantonrechter benadrukte dat de mogelijkheid van buitengerechtelijke vernietiging op grond van dwaling in het arbeidsrecht niet is uitgesloten, maar dat de werkgever de bewijslast draagt voor de feiten die de dwaling onderbouwen.
De uitspraak bevestigt dat de werknemer recht heeft op loon tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt en dat de werkgever verplicht is om de wettelijke re-integratieverplichtingen na te komen. De kantonrechter heeft de tegenvorderingen van de werkgever afgewezen, omdat er geen sprake was van een rechtsgeldige vernietiging van de arbeidsovereenkomst.