ECLI:NL:RBNHO:2024:2161

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
10790480 AO VERZ 23-143
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontbindingsverzoek van de Staat der Nederlanden wegens ziekte van werknemer

In deze zaak heeft de Staat der Nederlanden een ontbindingsverzoek ingediend tegen een werknemer, aangeduid als [verweerder], op basis van ernstige verwijtbaarheid. De Staat stelt dat [verweerder] opzettelijk zijn verlof onjuist heeft geregistreerd en niet heeft gewerkt tijdens werktijd, ondanks eerdere disciplinaire maatregelen. [Verweerder] betwist de opzet en wijst op zijn arbeidsongeschiktheid als gevolg van twee herseninfarcten in 2020, wat zijn gedrag zou verklaren. Hij verzoekt om afwijzing van het ontbindingsverzoek en vraagt om vergoeding van advocaatkosten.

De kantonrechter heeft het verzoek van de Staat afgewezen, omdat het ontbindingsverzoek verband houdt met een opzegverbod. [Verweerder] is sinds 21 augustus 2023 arbeidsongeschikt door ziekte, en de kantonrechter oordeelt dat er geen uitzonderingen zijn die ontbinding rechtvaardigen. De rechter concludeert dat de medische informatie onvoldoende duidelijkheid biedt over de relatie tussen de verweten gedragingen en de hersenschade van [verweerder]. De kantonrechter wijst ook het verzoek van [verweerder] om vergoeding van werkelijke advocaatkosten af, omdat er geen sprake is van misbruik van procesrecht. De proceskosten worden toegewezen aan [verweerder], omdat de Staat ongelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./repnr.: 10790480 AO VERZ 23-143
Uitspraakdatum: 16 januari 2024
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de kantonrechter in de zaak van:
de Staat der Nederlanden
zetelend te Den Haag
verzoekster
verder te noemen: de Staat
gemachtigde: mr. drs. Z. Wagenaar-Meijer
tegen
[verweerder]
wonende [plaats]
verweerder
verder te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. N. Wolters

1.De gronden van de beslissing

Waar gaat deze zaak over?
1.1.
Het gaat in deze zaak kort gezegd om het volgende. De Staat verzoekt ontbinding op de e-grond, g-grond en i-grond. Omdat [verweerder] volgens de Staat ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, heeft [verweerder] geen recht op een transitievergoeding. Volgens de Staat heeft [verweerder] doelbewust zijn verlof onjuist geregistreerd en/of tijdens werktijd niet gewerkt. Ondanks twee eerdere disciplinaire maatregelen in januari 2023 en juli 2023 en de aan hem laatst geboden kans heeft hij opnieuw zijn verlof onjuist geregistreerd. [verweerder] heeft geen deugdelijke verklaring gegeven voor zijn gedrag/handelen.
1.2.
[verweerder] verzoekt primair om het ontbindingsverzoek af te wijzen. [verweerder] betwist niet dat hij zijn verlof onjuist heeft geregistreerd maar betwist wel dat dit opzettelijk is gebeurd. Zijn handelen/gedrag houdt verband met zijn arbeidsongeschiktheid/medische achtergrond. Zijn stelling is dat zijn gedragingen niet verwijtbaar zijn. In 2020 heeft [verweerder] 2 beroertes/herseninfarcten gehad en daaraan heeft hij hersenletsel overgehouden. Na zijn beroerte is hij ook nog gescheiden en moest hij verhuizen. Begin 2022 is zijn vader plotseling overleden en moest zijn moeder naar een verpleeghuis. Subsidiair verzoekt [verweerder] om de transitievergoeding, een billijke vergoeding en pensioenschade aan hem toe te kennen. Zowel primair als subsidiair verzoekt [verweerder] om de werkelijke advocaatkosten.
Hoe luidt de beslissing van de kantonrechter?
1.3.
De kantonrechter zal zowel het verzoek van de Staat om ontbinding van de arbeidsovereenkomst als het verzoek van [verweerder] om de werkelijke advocaatkosten afwijzen. Deze beslissing wordt hieronder toegelicht.
Het verzoek houdt verband met het opzegverbod
1.4.
Een arbeidsovereenkomst kan niet worden ontbonden als het verzoek verband houdt met een opzegverbod, tenzij het verzoek geen verband houdt met omstandigheden waarop het opzegverbod betrekking heeft, of er sprake is van omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst in het belang van de werknemer behoort te eindigen.
1.5.
De kantonrechter stelt vast dat sprake is van een opzegverbod, omdat [verweerder] sinds 21 augustus 2023 ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte. De kantonrechter stelt vast dat geen van de twee hiervoor genoemde uitzonderingen zich voordoet. Het opzegverbod staat gezien artikel 7:671b lid 6 BW in de weg aan ontbinding, omdat het verzoek verband houdt met de ziekte van [verweerder].
1.6.
[verweerder] is ruim 28 jaar in dienst bij de Staat. Het functioneren staat in deze zaak niet ter discussie. In 2020 heeft [verweerder] twee herseninfarcten gehad. Daaraan heeft [verweerder], gelet op de overgelegde medische informatie (in ieder geval producties 1, 2, 3 en 4 bij het verweerschrift en de aanvullende producties 13 en 15), hersenletsel over gehouden. Uit deze informatie blijkt niet expliciet dat er geen verband bestaat tussen de verweten gedragingen en de hersenschade. Evenmin blijkt expliciet uit deze informatie dat er wél een verband bestaat. De beoordeling of de verweten gedragingen [verweerder] al dan niet kunnen worden verweten is een forensische beoordeling die niet door de bedrijfsarts is beantwoord en ook niet beantwoord kan worden. Daarom doet het argument van de Staat dat zij mocht afgaan op het oordeel van de bedrijfsarts dat [verweerder] geschikt was om zijn arbeid te verrichten in dit opzicht niet ter zake.
1.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter is uit de medische informatie voldoende duidelijk geworden dat [verweerder] kampt met ernstige beperkingen en dat niet uitgesloten kan worden dat die een rol hebben gespeeld bij de aan hem verweten gedragingen die nu ten grondslag liggen aan het ontbindingsverzoek. De opstelling en de opvatting van de Staat, die samengevat inhouden dat de gedragingen van [verweerder] geen verband houden met het hersenletsel en dat [verweerder] bewust niet integer heeft gehandeld en/of gefraudeerd, hebben naar het oordeel van de kantonrechter bijgedragen aan de arbeidsongeschiktheid van [verweerder].
1.8.
Het voorgaande betekent dat de ontbinding verband houdt met de arbeidsongeschiktheid. Omdat niet gesteld of gebleken is dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst in het belang van [verweerder] is, zal het verzoek worden afgewezen.
1.9.
De kantonrechter zal zich niet expliciet uitlaten over het verzoek van [verweerder] om [verweerder] over te plaatsen naar Rotterdam of Utrecht, maar zij gaat er wel vanuit dat de Staat als goed werkgever met [verweerder] (en eventueel zijn gemachtigde) hierover in gesprek zal gaan.
Werkelijke advocaatkosten
1.10.
Er bestaat geen aanleiding om het verzoek van [verweerder] tot vergoeding van de werkelijke proceskosten toe te wijzen. Een volledige vergoedingsplicht voor proceskosten is denkbaar, maar alleen in buitengewone omstandigheden, bij misbruik van procesrecht en onrechtmatige daad. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM.
1.11.
Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de belangen van [verweerder] achterwege had behoren te blijven. Er is in de voorliggende zaak geen sprake van een situatie waarin de Staat haar verzoek baseert op feiten en omstandigheden waarvan zij de evidente onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden.
1.12.
De proceskosten komen voor rekening van de Staat, omdat zij ongelijk krijgt.

2.De beslissing

De kantonrechter:
2.1.
wijst het verzoek af;
2.2.
veroordeelt de Staat tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [verweerder] worden vastgesteld op een bedrag van € 793,00 aan salaris van de gemachtigde van [verweerder];
2.3.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter