ECLI:NL:RBNHO:2024:2126

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
10833207 \ AO VERZ 23-76
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet van werknemer door kantonrechter

In deze zaak verzoekt een werknemer, [verzoeker], om vernietiging van een ontslag op staande voet door zijn werkgever, Schadeherstel De Waard B.V. De kantonrechter heeft op 20 februari 2024 uitspraak gedaan en het verzoek van [verzoeker] toegewezen. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag niet rechtsgeldig is, omdat er geen dringende reden aanwezig is. De werknemer was sinds 1 oktober 2019 in dienst en kreeg op 27 juni 2023 een officiële waarschuwing wegens het niet nakomen van afspraken en overtredingen van huisregels. Op 9 oktober 2023 werd hij mondeling op staande voet ontslagen, wat op 10 oktober 2023 schriftelijk werd bevestigd. De werkgever voerde aan dat het ontslag gerechtvaardigd was vanwege verschillende gedragingen van de werknemer, waaronder agressief gedrag en het opstoken van collega's. De kantonrechter oordeelt echter dat de werkgever onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de dringende reden en dat de werknemer niet adequaat is gewaarschuwd na de officiële waarschuwing. De kantonrechter concludeert dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is en dat de arbeidsovereenkomst voortduurt. De werkgever wordt veroordeeld tot betaling van loon en wedertewerkstelling van de werknemer, evenals de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10833207 \ AO VERZ 23-76
Uitspraakdatum: 20 februari 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. A. van Deuzen
tegen
de besloten vennootschap
Schadeherstel De Waard B.V.
gevestigd te Heerhugowaard
verwerende partij
verder te noemen: Schadeherstel De Waard
gemachtigde: mr. W. Hovingh
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt een werknemer om vernietiging van een ontslag op staande voet door een werkgever. De kantonrechter wijst het verzoek toe. Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag namelijk niet (rechts)geldig, omdat een dringende reden ontbreekt.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om – kort gezegd - een ontslag op staande voet nietig te verklaren, onder veroordeling van Schadeherstel De Waard tot betaling van loon en tot wedertewerkstelling van [verzoeker]. Schadeherstel De Waard heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 23 januari 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Vóór de zitting heeft [verzoeker] zijn verzoek aangevuld en aanvullende stukken ingediend. Ook Schadeherstel De Waard heeft vóór de zitting nog aanvullende stukken toegezonden.

2.Feiten

2.1.
[verzoeker], geboren op [geboortedatum], is op 1 oktober 2019 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) Schadeherstel De Waard in de functie van voorbewerker.
2.2.
Op 27 juni 2023 heeft Schadeherstel De Waard [verzoeker] schriftelijk een officiële waarschuwing gegeven met de volgende inhoud:

(…) Helaas hebben wij moeten constateren dat u na een aantal mondelinge waarschuwingen nog steeds afspraken niet nakomt en de huisregel nog steeds overtreedt.
Het gaat om de volgende punten:
1-Er zijn nog steeds klachten van de rest van je medecollega’s over manier van behandeling en omgaan. Er is geen sprake van respect en samenwerking. Ondanks meerdere mondelinge waarschuwingen, moeten we en medecollega’s helaas constateren dat er geen verandering gezien wordt. Gevolgen hiervan is dat er meerdere lang niet meer zich hier thuis voelt en dat ze waarschijnlijk dit bedrijf gaan verlaten als hier geen aanpassingen komen.
2-Zoals op de huisregel blad genoteerd zijn, mag medewerker tijdens de werk geen mobiele telefoon gebruiken( tenzij echt noodzakelijk is). Bovendien dient de werknemer voor de privé dingen, roken, bidden en andere dingen die niets te maken heeft met de werk uit te gaan klokken. We hebben helaas geconstateerd dat je zich niet aan genoemde afspraken houdt. Er wordt vaak kleine pauzes zonder uitklokken gehouden, er wordt vaak mobiele telefoon gebruikt en vaak op de werkplaats gegeten en gedronken.
Zoals gezegd ontvang je je eerste officiële waarschuwing. We hopen dat je zich aanpast en de huisregels nakomt. Mocht er geen aanpassingen en verandering zien, volgen er de 2e en 3e waarschuwing en uiteindelijk beëindiging van je arbeidsovereenkomst. (…)
2.3.
Op 9 oktober 2023 is [verzoeker] mondeling op staande voet ontslagen. Dit is bij brief van 10 oktober 2023 aan hem bevestigd. In deze brief staat onder meer:

(…) De redenen voor dit ontslag op staande voet zijn de volgende:
Het stoken van andere medewerkers om meer geld te vragen en bij een ander bedrijf te gaan werken; ongevraagd extra pauzes nemen en privé zaken regelen onder werktijd; werkweigeren t.b.v. opleiding nieuwe medewerkers; agressief gedrag tegenover andere medewerkers, waardoor een onveilige werksfeer is ontstaan; te laat op werk verschijnen, hiervoor heeft u meerdere waarschuwingen ontvangen; het ongevraagd verrichten van nevenactiviteiten; het benaderen van klanten van De Waard en veel meer redenen.
Voor enkele bovengenoemde redenen hebben wij u verschillende keren mondeling gewaarschuwd en nog sterker hebben we u op 27 juni 2023 het 1e officiële schriftelijke waarschuwing gegeven.
Ondanks alle waarschuwingen hebben we geen verandering gezien.
Gezien de redenen die wij hierboven hebben aangevoerd en uw reacties op onze mededelingen, is er op dit moment een situatie ontstaan die dusdanig ernstig is dat een verdere samenwerking met u per direct onmogelijk is gemaakt. Wij zijn daarom genoodzaakt om u op staande voet te ontslaan. (…)

3.Het (gewijzigde) verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt – na aanvulling van het verzoek – de kantonrechter om het ontslag op staande voet nietig te verklaren, met veroordeling van Schadeherstel De Waard tot betaling van loon en tot wedertewerkstelling van [verzoeker], op straffe van een dwangsom. Aan dit verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, omdat een dringende reden ontbreekt.
3.2.
Schadeherstel De Waard voert verweer en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen. Daartoe is – samengevat – aangevoerd dat het ontslag op staande voet wel rechtsgeldig is gegeven.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, hierna onder de beoordeling nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

Wie is de verweerder?
4.1.
Ten aanzien van de (aanvankelijke) onduidelijkheid over de vraag welke vennootschap de (laatste) werkgever van [verzoeker] was, en dus wie verweerder in deze procedure is, hebben partijen op de zitting verklaard dat Schadeherstel De Waard de (laatste) werkgever van [verzoeker] was. Partijen zijn het erover eens dat Schadeherstel De Waard daarom als verweerder in deze procedure moet worden aangemerkt.
Waar gaat deze zaak over?
4.2.
[verzoeker] heeft de kantonrechter verzocht om het ontslag op staande voet
nietigte verklaren. Op de zitting heeft de gemachtigde van [verzoeker] verklaard dat is bedoeld om
vernietigingvan het ontslag op staande voet te verzoeken. Daartegen heeft Schadeherstel De Waard geen bezwaar gemaakt. Uit de standpunten van partijen in de processtukken en het verhandelde op de zitting blijkt dat [verzoeker] heeft bedoeld om vernietiging van het ontslag te verzoeken en dat Schadeherstel De Waard ook heeft begrepen dat [verzoeker] dat heeft bedoeld. Daarom gaat de kantonrechter er vanuit dat het in deze zaak gaat om de vraag of het ontslag op staande voet moet worden vernietigd op grond van artikel 7:681 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Is het ontslag op staande voet rechtsgeldig?
4.3.
Ter beantwoording ligt de vraag voor of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Volgens artikel 7:677 lid 1 BW moet een ontslag op staande voet onverwijld worden gegeven, met gelijktijdige mededeling van de dringende reden voor dat ontslag. [verzoeker] heeft niet weersproken dat aan de onverwijldheidseisen is voldaan, zodat de kantonrechter aanneemt dat de onverwijldheid tussen partijen niet ter discussie staat. Het bestaan van een dringende reden staat wel ter discussie.
4.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter ontbreekt een dringende reden. Daartoe overweegt zij als volgt.
Dringende reden
4.5.
Als dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW worden op grond van artikel 7:678 lid 1 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals de leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet zou hebben.
4.6.
Partijen zijn het erover eens dat aan het ontslag op staande voet de redenen zoals genoemd in de brief van 10 oktober 2023 ten grondslag liggen. Deze redenen bestaan uit:
1.
Het stoken van andere medewerkers om meer geld te vragen en bij een ander bedrijf te gaan werken;
2.
ongevraagd extra pauzes nemen en privé zaken regelen onder werktijd;
3.
werkweigeren t.b.v. opleiding nieuwe medewerkers;
4.
agressief gedrag tegenover andere medewerkers, waardoor een onveilige werksfeer is ontstaan;
5.
te laat op werk verschijnen, hiervoor heeft u meerdere waarschuwingen ontvangen;
6.
het ongevraagd verrichten van nevenactiviteiten;
7.
het benaderen van klanten van De Waard;
8.
en veel meer redenen.
4.7.
[verzoeker] ontkent alle door Schadeherstel De Waard gemaakte verwijten. [verzoeker] ontkent ook dat hij na de officiële waarschuwing in juni 2023 nog is gewaarschuwd door Schadeherstel De Waard. Op de zitting heeft [verzoeker] verklaard dat [betrokkene 1], indirect bestuurder van Schadeherstel De Waard (hierna: [betrokkene 1]), hem nog wel een keer bij zich heeft geroepen om te praten, maar dat ging ergens anders over. Voor [verzoeker] is volstrekt onduidelijk op grond van welke feiten en/of omstandigheden hij op staande voet is ontslagen. Er was geen sprake van redenen die zo erg en dringend waren dat de arbeidsovereenkomst vanaf 9 oktober 2023 niet meer gecontinueerd zou kunnen worden. Aldus [verzoeker].
4.8.
Schadeherstel De Waard voert aan dat [verzoeker] na de officiële waarschuwing van 27 juni 2023 geen verbeteringen liet zien. Er is geen sprake van respect en samenwerking. Daarbij bleek [verzoeker] bij herhaling bezig met privézaken tijdens het werk, hetgeen in strijd is met de huisregels van Schadeherstel De Waard. In oktober 2023 heeft Schadeherstel De Waard geconstateerd dat [verzoeker] medewerkers opstookt om bij een ander bedrijf te gaan werken. Van belang daarbij is dat de zoon van [verzoeker] een eigen autobedrijf is begonnen. Met dat bedrijf was [verzoeker] in zijn privétijd ook bezig. Daarnaast vertoonde [verzoeker] agressief gedrag en benaderde hij klanten van Schadeherstel De Waard. [betrokkene 1] heeft deze berichten in het weekend voor het ontslag op staande voet geverifieerd bij andere werknemers van Schadeherstel De Waard. Daarmee kreeg hij de bevestiging dat [verzoeker] zich nog steeds niet kon gedragen en dat hij zich feitelijk met andere zaken bezighield dan waarvoor hij door Schadeherstel De Waard werd betaald. Zeker gelet op de eerder gegeven waarschuwingen, leveren deze gedragingen een dringende reden voor ontslag op staande voet op. Aldus Schadeherstel De Waard.
4.9.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Omdat [verzoeker] de door Schadeherstel De Waard aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegde verwijten ontkent, is het aan Schadeherstel De Waard om de aanwezigheid van een dringende reden te bewijzen. De kantonrechter is van oordeel dat zij dat onvoldoende heeft gedaan. Zij licht dat hieronder toe.
4.10.
Ter onderbouwing heeft Schadeherstel De Waard in deze procedure slechts overgelegd (i) een tijdrapport met daarop de in- en uitkloktijden van [verzoeker] van 4 tot en met 29 september 2023 (productie 4 bij het verweerschrift) en (ii) één verklaring van 24 november 2023, ondertekend door vijf werknemers (inclusief [betrokkene 1] en zijn echtgenote [betrokkene 2], mede-eigenaar) (productie 5 bij het verweerschrift).
4.11.
Ten aanzien van het tijdrapport heeft Schadeherstel De Waard in het geheel nagelaten te onderbouwen wat de kantonrechter daaruit zou moeten afleiden. De eisen van een behoorlijke rechtspleging brengen mee dat een partij die een beroep wil doen op feiten en omstandigheden die uit bepaalde producties blijken, dit op een zodanige wijze moet doen dat voor de kantonrechter duidelijk is welke stellingen haar ter beoordeling worden voorgelegd en dat voor de wederpartij duidelijk is waartegen zij zich dient te verweren. De kantonrechter heeft slechts te letten op de feiten waarop een partij ter ondersteuning van haar standpunt een beroep heeft gedaan, en de enkele omstandigheid dat uit door een partij overgelegde stukken een bepaald feit blijkt, impliceert niet dat zij zich ter ondersteuning van haar standpunt op dat feit beroept. [1] Bij gebrek aan toelichting houdt de kantonrechter daarom geen rekening met wat in productie 4 staat.
4.12.
In de overgelegde verklaring staat het volgende:

(…) We verklaren dat de heer [verzoeker] zich niet aan de volgende punten aanhield.
1-De heer [verzoeker] nam extra pauzes tbv regelen van eigen prive zaken, uitrusten en bidden. Hij deed het zonder uit te klokken. We hebben het geconstateerd en aan de werkgever gemeld.
2-De heer [verzoeker] had een ernstige agressieve gedrag. Bijna niemand kom samenwerken. Velen stopen al na enkele dagen. Hij is meerdere malen met scherpe gereedschap mensen ging bedrijgen.
3-Enkel van ons hebben vaak gezien dat de heer [verzoeker] dingen zonder toestemming mee heeft genomen. Het gaat om onder andere gereedschap, houd, verf resten en een van ons verklaart zelf dat de benzine die er kwijt was heeft hij in zijn auto gegooid.
4- We verklaren dat de heer [verzoeker] ging ons vaak opstoken om meer geld te vragen en dat we bij een ander bedrijf veel meer geld kunnen verdienen en een betere werkomstandigheden zijn.
5- Hij wisselde telefoonnummer met klanten en stelde de bedrijf van zijn zoon voor de werkzaamheden.
6-Er zijn nog veel meer punten die niet van toepassing is om alles te melden. (…)
4.13.
Nog daargelaten dat het in deze verklaring onder punt 3 genoemde verwijt niet aan het ontslag op staande voet ten grondslag is gelegd, heeft [betrokkene 1] op de zitting verklaard dat hij deze verklaring zelf heeft opgesteld en dat hij deze vervolgens heeft laten ondertekenen door drie van zijn medewerkers en zijn echtgenote (mede-eigenaar en ook werknemer). Naar het oordeel van de kantonrechter moet deze verklaring daarom met grote terughoudendheid worden bekeken. Op basis van de verklaring kan bovendien niet worden vastgesteld of deze berust op de eigen waarneming van de desbetreffende werknemers. Uit de verklaring blijkt bijvoorbeeld niet wie van de ondertekenaars welke gedragingen heeft geconstateerd en wanneer deze zouden hebben plaatsgevonden. De kantonrechter acht de verklaring dan ook onvoldoende concreet om tot de conclusie te kunnen komen dat deze aantijgingen juist zijn en gaat daarom voorbij aan deze verklaring.
4.14.
Hoewel dit door Schadeherstel De Waard is aangeboden, wordt verder in de stellingname van Schadeherstel De Waard onvoldoende aanleiding gezien om haar toe te laten tot bewijslevering. Verdere onderbouwing en een concreet bewijsaanbod ten aanzien van die stellingen ontbreekt namelijk. Het slechts in algemene bewoordingen gedane (getuigen)bewijsaanbod is onvoldoende om te worden toegelaten tot bewijslevering.
4.15.
Daarbij is de kantonrechter van oordeel dat als de aan [verzoeker] gemaakte verwijten die aan het ontslag ten grondslag zijn gelegd al vast zouden komen te staan, deze niet van zodanige aard zijn dat ze een ontslag op staande voet rechtvaardigen. Er is geen sprake van een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 lid 1 BW in samenhang met artikel 7:678 lid 1 BW waardoor van Schadeherstel De Waard niet verlangd kon worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Schadeherstel De Waard heeft, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld op de zitting, namelijk niet concreet kunnen maken wat er op 9 oktober 2023 zo dringend was dat de arbeidsovereenkomst onverwijld moest worden opgezegd. Dat dit de omstandigheid was dat Schadeherstel De Waard in het weekend voor het ontslag bevestigd kreeg dat [verzoeker] medewerkers opstookte om bij een ander bedrijf te gaan werken, volgt de kantonrechter niet. Nog daargelaten dat dit in het geheel niet is onderbouwd, is deze reden niet van dien aard dat dit een dringende reden voor ontslag vormt.
4.17.
Als de door Schadeherstel De Waard gemaakte verwijten juist zijn, valt bovendien niet in te zien waarom zij niet voor een andere maatregel heeft gekozen dan de als ultimum remedium geldende maatregel van ontslag op staande voet. Gelet op de aard van de verwijten had dat wel van Schadeherstel De Waard verwacht mogen worden. Vooral omdat in de waarschuwingsbrief van 27 juni 2023 aan [verzoeker] was aangezegd dat hij tenminste nog tweemaal zou worden gewaarschuwd. Schadeherstel De Waard had hem daarom eerst nog (aantoonbaar) moeten aanspreken op zijn handelen of nalaten. Dat Schadeherstel De Waard dat heeft gedaan is niet komen vast te staan. Zij heeft wel gesteld dat zij na de officiële waarschuwing van 27 juni 2023 nog meerdere (mondelinge) waarschuwingen aan [verzoeker] heeft gegeven, maar [verzoeker] heeft dat betwist en Schadeherstel De Waard heeft die stelling verder niet onderbouwd. Verder had Schadeherstel De Waard met de betreffende werknemers en [verzoeker] in gesprek kunnen gaan en/of [verzoeker] een gedragstraining laten volgen.
4.18.
Voor zover Schadeherstel De Waard op de zitting nog andere redenen heeft genoemd die aan het ontslag ten grondslag zouden hebben gelegen (bijvoorbeeld dat [verzoeker] van Schadeherstel De Waard (indirect) zou hebben gestolen, onder andere door niet uit te klokken voor pauzes), gaat de kantonrechter daaraan voorbij. Enkel de redenen die onverwijld aan [verzoeker] zijn meegedeeld op 9 oktober 2023 vormen de (vermeend) dringende reden die tot het ontslag hebben geleid. Deze onverwijlde mededelingseis strekt ertoe dat voor [verzoeker] onmiddellijk duidelijk moet zijn geworden welke gedragingen tot het onverwijld beëindigen van de arbeidsovereenkomst hebben geleid. De reden daarvan is dat [verzoeker] zich na deze mededeling moet hebben kunnen beraden of hij de opgegeven redenen als juist erkende en als dringend ervaarde. Dat in de ontslagbrief van 10 oktober 2023 ‘
en veel meer redenen’ staat doet daaraan niet af.
Conclusie
4.19.
De conclusie is dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, omdat een dringende reden ontbreekt. Dit leidt ertoe dat Schadeherstel De Waard de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Het verzoek van [verzoeker] om vernietiging van het ontslag zal dan ook worden toegewezen.
4.20.
Omdat het ontslag op staande voet wordt vernietigd, duurt de arbeidsovereenkomst voort en heeft [verzoeker] recht op loon en op wedertewerkstelling. Die verzoeken van [verzoeker] zullen daarom worden toegewezen. De verzochte dwangsom is door Schadeherstel De Waard niet betwist en zal worden toegewezen, in die zin dat deze zal worden gematigd en gemaximeerd als nader in het dictum omschreven.
4.21.
De gevorderde wettelijke verhoging en de wettelijke rente over het loon zullen (vanaf de datum van het opeisbaar worden van de betreffende loonbedragen) ook worden toegewezen, omdat Schadeherstel De Waard te laat heeft betaald. De kantonrechter ziet in onderhavig geval aanleiding om de wettelijke verhoging te beperken tot 10%. De verzochte wettelijke rente over de wettelijke verhoging zal worden toegewezen vanaf 14 dagen na betekening van deze beschikking.
4.22.
De proceskosten komen voor rekening van Schadeherstel De Waard, omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. Daarbij wordt Schadeherstel De Waard ook veroordeeld tot betaling van € 135,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [verzoeker] worden gemaakt.
Ten overvloede
4.23.
De kantonrechter merkt nog het volgende op. Namens Schadeherstel De Waard is op de zitting verklaard dat [verzoeker] absoluut niet meer welkom is op de werkvloer. Zij heeft aangekondigd in hoger beroep te zullen gaan als zij in deze procedure in het ongelijk wordt gesteld. Schadeherstel De Waard heeft in deze procedure geen voorwaardelijk ontbindingsverzoek ingediend en/of bezwaar gemaakt tegen de door [verzoeker] verzochte uitvoerbaar bij voorraadverklaring van deze beschikking. De consequentie daarvan is, gelet op de uitkomst van deze zaak, dat Schadeherstel De Waard [verzoeker] zal moeten toelaten tot de werkvloer, op straffe van verbeurte van een dwangsom.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
vernietigt het ontslag op staande voet;
5.2.
veroordeelt Schadeherstel De Waard tot betaling aan [verzoeker] van zijn loon vanaf 10 oktober 2023 tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt, te vermeerderen met (i) de wettelijke rente vanaf de datum van het opeisbaar worden van de betreffende loonbedragen tot aan de dag van de gehele betaling, (ii) de wettelijke verhoging van 10% en (iii) met de wettelijke rente over de wettelijke verhoging vanaf 14 dagen na betekening van deze beschikking;
5.3.
veroordeelt Schadeherstel De Waard om [verzoeker], binnen een week na betekening van deze beschikking, weer toe te laten tot de bedongen arbeid, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 150,00 per dag dat Schadeherstel De Waard in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 15.000,00 is bereikt;
5.4.
veroordeelt Schadeherstel De Waard tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op € 900,00, te weten:
griffierecht € 86,00
salaris gemachtigde € 814,00;
5.5.
veroordeelt Schadeherstel De Waard tot betaling van € 135,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [verzoeker] worden gemaakt;
5.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter en op 20 februari 2024 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter