Op 29 februari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een verzoek tot onderbewindstelling en mentorschap. De verzoeker, een zoon van de betrokkene, had verzocht om de instelling van een bewind en professioneel mentorschap voor zijn moeder, die lijdt aan beginnende dementie. De verzoeker uitte zorgen over de financiële en medische zorg die zijn broer, de verweerder, voor de betrokkene zou bieden. Hij vreesde dat de verweerder de bankrekening van de betrokkene zou misbruiken en dat hij de toegang tot de betrokkene zou ontzeggen als zij in een verzorgingstehuis zou worden opgenomen. De verweerder, die ook de gevolmachtigde van de betrokkene is op basis van een levenstestament, maakte bezwaar tegen de verzoeken en stelde dat hij altijd open was over de financiën en dat er geen onregelmatigheden waren.
De kantonrechter heeft de stukken en verklaringen in overweging genomen en geconcludeerd dat het verzoek moet worden afgewezen. De betrokkene had zelf in haar bescherming voorzien door een levenstestament op te stellen waarin zij haar zoon als gevolmachtigde had aangewezen. De kantonrechter oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om af te wijken van de wensen van de betrokkene zoals vastgelegd in het levenstestament. De verstoorde familiale verhoudingen waren op zich onvoldoende reden om een onafhankelijke bewindvoerder of mentor aan te stellen. De kantonrechter concludeerde dat de verweerder de belangen van de betrokkene naar behoren behartigde en dat er geen bewijs was van onwil of tegenwerking van zijn kant.
De beslissing van de kantonrechter was om de verzoeken tot onderbewindstelling en mentorschap af te wijzen, waarbij de bestaande situatie met de verweerder als gevolmachtigde werd gehandhaafd. De beschikking werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter in aanwezigheid van de griffier.