ECLI:NL:RBNHO:2024:2066

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
C/15/339347 / HA ZA23-257
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over balansgarantie en aanpassing koopsom bij aandelenoverdracht

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, gaat het om een geschil tussen BNR-CAPITAL B.V. (hierna: BNR) en een andere besloten vennootschap (hierna: [gedaagde]) over de schending van een balansgarantie in het kader van een aandelenoverdracht. De partijen hebben op 23 april 2021 een koopovereenkomst gesloten waarbij BNR alle aandelen in Justyland B.V. van [gedaagde] heeft gekocht. In de overeenkomst is een balansgarantie opgenomen die de verkoper verplichtte om te garanderen dat het eigen vermogen van Justyland per 1 januari 2021 een bepaald bedrag niet zou overschrijden. BNR stelt dat deze garantie is geschonden, omdat het eigen vermogen lager is uitgevallen dan gegarandeerd, en vordert een schadevergoeding van € 658.659,-. Daarnaast vordert BNR de uitbetaling van een 'holdback' van € 125.000,- die door de notaris was achtergehouden.

De rechtbank heeft op 28 februari 2024 geoordeeld dat de balansgarantie niet is geschonden. De rechtbank concludeert dat BNR niet aannemelijk heeft gemaakt dat het eigen vermogen van Justyland negatiever is geworden dan het gegarandeerde bedrag. De rechtbank wijst de vorderingen van BNR af en oordeelt dat de 'holdback' van € 125.000,- niet aan BNR toekomt, maar aan [gedaagde]. De rechtbank heeft ook de vorderingen van [gedaagde] tot betaling van een naverrekening van € 69.147,- en de 'holdback' afgewezen, omdat [gedaagde] niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar claims. De proceskosten worden toegewezen aan [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/339347 / HA ZA 23-257
Vonnis van 28 februari 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BNR-CAPITAL B.V.,
die is gevestigd in Wieringerwerf,
de eisende partij in conventie,
de verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: BNR,
advocaat: mr. L.F. Waalkes, kantoorhoudende te Hoorn,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
die is gevestigd in Schagen,
de gedaagde partij in conventie,
de eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. F.P. Klaver, kantoorhoudende te Alkmaar.
De zaak in het kort
Partijen in deze zaak zijn koper en verkoper van aandelen. De vraag is onder andere of de verkoper de afgesproken balansgarantie heeft geschonden en of de koopsom moet worden aangepast omdat het eigen vermogen hoger of lager zou zijn uitgevallen dan was gegarandeerd. In dit vonnis oordeelt de rechtbank dat de balansgarantie niet is geschonden en dat de koopsom niet aangepast hoeft te worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 april 2023 met bijlagen 1 tot en met 7,
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie met bijlagen 1 tot en met 14,
- de conclusie van antwoord in reconventie,
- het tussenvonnis van 13 september 2023, waarin de rechtbank een mondelinge behandeling heeft bevolen.
1.2.
Deze mondelinge behandeling heeft op 11 december 2023 plaatsgevonden. De griffier heeft van deze zitting aantekeningen gemaakt. De advocaten van partijen hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zij hebben overgelegd. Ter zitting heeft BNR bijlagen 2, 5 en 7 overgelegd. [gedaagde] heeft bijlagen 15 tot en met 17 overgelegd. Daarna heeft de rechtbank bepaald dat in deze zaak een vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
BNR is een holdingmaatschappij. De heer [bestuurder] is (indirect) bestuurder en enig aandeelhouder van BNR.
2.2.
[gedaagde] wordt bestuurd door haar enig aandeelhouder, de heer [aandeelhouder] .
2.3.
Op 23 april 2021 hebben BNR en [gedaagde] een koopovereenkomst gesloten. BNR heeft op grond van deze koopovereenkomst alle aandelen in Justyland B.V. (hierna: Justyland) van [gedaagde] gekocht. Justyland hield op dat moment 50% van de aandelen in Kart en Game Center Schagen B.V. (hierna: KGCS). KGCS was op haar beurt 100% aandeelhouder en enig bestuurder van SkagaVenture B.V. (hierna: SkagaVenture). Het bedrijfspand waarin het kart- en gamecenter wordt geëxploiteerd is eigendom van Justyland en was in 2019 (als nieuwbouw) opgeleverd.
2.4.
In de koopovereenkomst is onder meer het volgende vermeld:
Artikel 1
Verkoop en levering van de Aandelen, grond en schulden
1.1.
Verkoper verkoopt hierbij de Aandelen aan Koper, die hierbij de Aandelen van Verkoper koopt. De Aandelen komen met ingang van 1 januari 2021 voor rekening en risico van Koper. Uitgangspunt bij de onderhandeling op 12 maart 2021 was een overdrachtsbalans per 31/12/2020 van de Vennootschap met een eigen vermogen van € -309.576. Iedere afwijking van dit eigen vermogen per 31/12/2020 zal door verwerkt worden in de definitieve Koopprijs.
(…)
Artikel 2
Koopprijs
2.1
De Koopprijs voor de Aandelen, Vorderingen en de Grond bedraagt € 2.750.000.
De Koopprijs is door Partijen als volgt gesplitst:
Grond € 250.000,-
Aandelen € 1,- (voor een eigen vermogen per 31/12/2020 van € - 309.576)
Vorderingen € 2.499.999,-.
2.2
Op het moment van levering van de Aandelen, is Overdrachtsbalans van de Vennootschap en onderliggende vennootschappen KGCS B.V. en SkagaVenture B.V. conform bijlage 3 waarbij conform de gemaakte afspraken tussen Partijen, de onderliggende vennootschappen/deelnemingen zijn gewaardeerd op € 1,- bijlage 3. Partijen hebben bij de onderhandeling op 12 maart 2021 als uitgangspunt de intrinsieke waarde van het eigen vermogen per 31/12/2020 van de Vennootschap op € - 309.576 gesteld. Iedere afwijking (zowel positief als negatief) van het definitieve eigen vermogen van de Vennootschap per 31/12/2020 zal tot aanpassing van de Koopprijs leiden. In de bijlage 3 is voorlopig de deelneming in KGCS B.V. op € 1,- gewaardeerd. Bij de bepaling van het definitieve eigen vermogen per 31/12/2020 zal KGCS B.V. gewaardeerd worden tegen 50% van de Netto-Vermogens Waarde.
(…)
Artikel 3
Handelingen op de Overdrachtsdatum
3.1
Op de Overdrachtsdatum zullen ten kantore van de Notaris de navolgende handelingen worden verricht of reeds zijn verricht (…)
b. Een bedrag van € 125.000,- zal door de Notaris worden achtergehouden (“holdback”) op de derdenrekening van de Notaris (…)
Artikel 5
Garanties
5.1
Verkoper staat er met betrekking tot de Aandelen van de Vennootschap jegens Koper voor in dat:
(…)
i. Verkoper garandeert dat de intrinsieke waarde van het (negatieve) Eigen Vermogen van
de Vennootschap per 1 januari 2021 € -309.576 is.
(…)
Artikel 7
Balans posities en geldlening bij de ING van de Vennootschap
7.1
De Vennootschap heeft per 31 december 2020 op de activa zijde van de balans staan: een pand met een boekwaarde van € 3.632.266 (…)”
2.5.
Op 1 juni 2021 heeft [gedaagde] de aandelen van Justyland aan BNR geleverd. Ook hebben partijen toen met betrekking tot de ‘holdback’ van € 125.000,- een (aanvullende) depotovereenkomst gesloten.
2.6.
Begin 2022 kregen partijen een geschil over het gegarandeerde eigen vermogen van Justyland, wat tot deze procedure heeft geleid.

3.Het geschil

De vorderingen van BNR
3.1.
BNR vordert - samengevat - dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat [gedaagde] tegenover BNR schadeplichtig is op grond van het schenden van de balansgarantie;
II. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 658.659,- te vermeerderen met rente;
III. [gedaagde] gebiedt medewerking te verlenen aan het geven van opdracht aan de notaris om de ‘holdback’ van € 125.000,- uit te betalen aan BNR en te bepalen dat bij weigering van deze medewerking dit vonnis in de plaats treedt van de medewerking;
IV. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 5.068,30 aan buitengerechtelijke kosten;
V. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
3.1.1.
Aan deze vorderingen legt BNR het volgende ten grondslag.
[gedaagde] heeft de balansgarantie van artikel 5 lid 1 sub i van de koopovereenkomst geschonden omdat het bedrijfspand van Justyland voor een te hoog bedrag in de boeken stond. Het werkelijke negatief eigen vermogen van Justyland per 31 december 2020 bedroeg daardoor € 968.235,- en niet, zoals [gedaagde] had gegarandeerd, € 309.576,- (negatief). Het verschil van € 658.659,- dient [gedaagde] op grond van artikel 1 lid 1 en artikel 2 lid 2 van de koopovereenkomst aan BNR te betalen. BNR beroept zich voor de uitbetaling van de ‘holdback’ van € 125.000,- op artikel 3 lid 1 sub b van de koopovereenkomst. Ter zitting heeft BNR toegelicht dat haar vorderingen zo moeten worden begrepen dat de ‘holdback’ van € 125.000,- na vrijgave in mindering wordt gebracht op het bedrag van € 658.659,-, waarmee in dat geval nog een hoofdsom resteert van € 533.659,-.
De tegenvorderingen van [gedaagde]
3.2.
[gedaagde] vordert - samengevat - dat de rechtbank BNR bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeelt tot betaling van € 69.147,- uit hoofde van naverrekening koopsom en € 125.000,- uit hoofde van het vrijgevallen depot, te vermeerderen met rente en tot betaling van een bedrag van € 2.706,- aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van BNR in de proceskosten.
3.2.1.
Aan deze vorderingen legt [gedaagde] het volgende ten grondslag.
Het negatief eigen vermogen van Justyland per 31 december 2020 bedroeg niet € 309.576,- maar € 240.429,- (negatief), wat vooral is veroorzaakt door de NOW-subsidie (tegemoetkoming tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid) die KGCS in december 2021 nog over 2020 toegekend heeft gekregen. Het verschil in eigen vermogen van € 69.147,- dient BNR aan [gedaagde] te betalen, omdat partijen hebben afgesproken dat ook een positieve afwijking van het gegarandeerde negatief eigen vermogen van € 309.576,- tot naverrekening leidt en dus tot nabetaling aan [gedaagde] . Daarnaast is BNR verplicht om het achtergehouden en inmiddels vrijgevallen deel van de koopsom (de ‘holdback’ van € 125.000,-) aan [gedaagde] te betalen, omdat BNR geen vordering heeft waarmee zij de ‘holdback’ kan verrekenen.
3.3.
Partijen vinden over en weer dat de vorderingen van de ander moeten worden afgewezen.
3.4.
De rechtbank zal ingaan op de stellingen van partijen als dat voor de beoordeling van hun vorderingen nodig is.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Partijen baseren hun vorderingen op één en dezelfde afspraak. Deze afspraak is in de koopovereenkomst opgenomen en komt erop neer dat, als het eigen vermogen van Justyland per 31 december 2020 toch hoger of lager uitvalt dan in artikel 5 lid 1 sub i van de koopovereenkomst was gegarandeerd (te weten € 309.576,- negatief), de koopsom wordt aangepast. Als het eigen vermogen achteraf gezien minder negatief is geweest, dan moet BNR het verschil tussen het gegarandeerde en het werkelijke eigen vermogen bijbetalen. Blijkt het eigen vermogen echter (nog) negatiever te zijn geweest, dan heeft BNR recht op een verlaging van de koopsom en dient [gedaagde] het verschil aan BNR te betalen.
Is het eigen vermogen hoger of lager uitgevallen dan was gegarandeerd?
4.2.
BNR stelt dat het eigen vermogen lager is uitgevallen (negatiever is geworden) omdat het bedrijfspand van Justyland voor een te hoog bedrag in de overdrachtsbalans bleek te zijn opgenomen. Het bedrijfspand is in de overdrachtsbalans (per 31 december 2020) opgenomen voor € 3.631.975,-. Volgens BNR hadden partijen afgesproken dat de boekwaarde van het bedrijfspand gelijk zou zijn aan de actuele (markt)waarde van het bedrijfspand. Het bedrijfspand is in augustus 2021 echter getaxeerd op een marktwaarde van € 2.850.000,- en bleek dus niet een marktwaarde te hebben van € 3.631.975,-. Dit betekent volgens BNR dat het eigen vermogen per 31 december 2020, na correctie van een Vpb-latentie van 15%, met € 658.659,- lager uitvalt dan was gegarandeerd.
4.3.
[gedaagde] bestrijdt dat partijen hebben afgesproken dat de opgenomen boekwaarde van het bedrijfspand hetzelfde zou zijn als de actuele marktwaarde van het bedrijfspand. Volgens [gedaagde] is het ook niet gebruikelijk om een onroerende zaak tegen de marktwaarde op de balans te zetten. Voor BNR was volgens [gedaagde] in ieder geval duidelijk dat in dit geval de boekwaarde van het bedrijfspand werd bepaald door de stichtingskosten minus één jaar afschrijving. [gedaagde] betwist dan ook dat zij de balansgarantie heeft geschonden en dat BNR aanspraak kan maken op een verlaging van de koopsom.
4.4.
Om te beoordelen wie er gelijk heeft, moet de rechtbank de balansgarantie uitleggen. Daarvoor moet de rechtbank niet alleen kijken naar de taalkundige betekenis van de tekst, maar ook naar wat partijen over en weer hebben verklaard en wat zij redelijkerwijs uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden. Het gaat daarbij om de gerechtvaardigde verwachtingen die partijen op grond van de omstandigheden van het geval over en weer mochten hebben [1] .
4.5.
De balansgarantie van artikel 5 lid 1 sub i van de koopovereenkomst luidt als volgt:
Artikel 5
Garanties
5.1
Verkoper staat er met betrekking tot de Aandelen van de Vennootschap jegens Koper voor in dat:
(…)
i. Verkoper garandeert dat de intrinsieke waarde van het (negatieve) Eigen Vermogen van
de Vennootschap per 1 januari 2021 € -309.576 is.”
4.6.
De rechtbank vindt dat uit de tekst van de balansgarantie niet duidelijk volgt welke waarderingsgrondslag partijen voor het bedrijfspand hebben afgesproken. Aan de ene kant is juist wat BNR heeft betoogd, namelijk dat de intrinsieke waarde in de regel verwijst naar de actuele waarde van de activa op de balans, maar aan de andere kant is het zo dat het ‘Eigen Vermogen’ ook wel wordt aanduid als de ‘intrinsieke waarde’. [gedaagde] heeft er in dit verband terecht op gewezen dat het ‘Eigen Vermogen’ bestaat uit het saldo van de activa en de passiva en dat de boekwaarde van vaste activa, waaronder onroerend goed, in de regel wordt bepaald door de aanschafprijs minus afschrijving (van het lopende boekjaar) en niet door de actuele marktwaarde.
4.7.
Hoewel het op grond van de tekst van de balansgarantie dus onduidelijk is welke waarderingsgrondslag partijen voor ogen hebben gehad, is de rechtbank van oordeel dat de uitleg van BNR (waardering tegen actuele marktwaarde) niet gevolgd dient te worden. De rechtbank legt hierna uit waarom.
4.8.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat partijen het in het begin van hun onderhandelingen hebben gehad over een waardering op basis van actuele waardes. Volgens [gedaagde] zijn partijen daar echter vrij gauw van afgestapt en hebben partijen gekozen voor een waardering op grond van de boekwaarde. Dat is ook de reden, aldus [gedaagde] , dat in de door partijen gebruikte (Excel-)overzichten aanvankelijk werd verwezen naar “de actuele waarde” en later niet meer. [gedaagde] wijst er in dit verband op dat in artikel 7.1 van de koopovereenkomst ook wordt gerefereerd aan “de boekwaarde” van het bedrijfspand.
4.9.
De rechtbank constateert dat BNR dit niet heeft weersproken. Integendeel, ter zitting heeft de heer [bestuurder] namens BNR verklaard dat partijen tijdens hun onderhandelingen hebben besloten om het vanwege de tijdsdruk niet meer te hebben over de waardes van de diverse vermogensbestanddelen maar over het eigen vermogen. Dat het bedrijfspand in het kader van de aandelenoverdracht desondanks nog zou worden getaxeerd, zoals BNR heeft betoogd, blijkt nergens uit. BNR heeft het bedrijfspand ook pas in augustus 2021, dus na de aandelenoverdracht, laten taxeren. Bovendien staat vast dat deze taxatie heeft plaatsgevonden in verband met de financiering van het bedrijfspand, en dus niet om in het kader van de aandelenoverdracht te kijken of de waarde die in de overdrachtsbalans voor het bedrijfspand was opgenomen wel de actuele marktwaarde was.
4.10.
Verder vindt de rechtbank voor de uitleg van de balansgarantie van belang dat BNR niet heeft weersproken dat het bedrag waarvoor het bedrijfspand in de overdrachtsbalans was opgenomen (ruim 3,6 miljoen euro) neerkwam op de bouwkosten van het bedrijfspand verminderd met één jaar afschrijving en dat BNR dit wist toen de koopovereenkomst werd gesloten. BNR mocht er daarom redelijkerwijs niet van uitgaan dat de boekwaarde van het bedrijfspand de actuele marktwaarde zou weergeven.
4.11.
Dit betekent dat het gegarandeerde negatief eigen vermogen niet nog negatiever is geworden en dat de balansgarantie dus niet door [gedaagde] is geschonden. De door BNR gevorderde verklaring voor recht en betaling van € 658.659,-, zal de rechtbank daarom afwijzen.
De ‘holdback’ van € 125.000,-
4.12.
Omdat BNR geen vordering op [gedaagde] heeft, valt de ‘holdback’ van € 125.000,- niet vrij ten gunste van BNR. Deze valt vrij ten gunste van [gedaagde] . Het gaat bij de ‘holdback’ immers om een deel van de door BNR achtergehouden koopprijs. De rechtbank zal de daarop gerichte geldvordering van € 125.000,- van [gedaagde] toewijzen.
4.13.
[gedaagde] heeft over het bedrag van € 125.000,- de wettelijke handelsrente gevorderd vanaf 1 juni 2023. Dat is de datum waarop de looptijd van de depotovereenkomst volgens [gedaagde] is geëindigd. BNR heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde wettelijke handelsrente. De rechtbank zal deze vordering toewijzen.
Heeft [gedaagde] recht op aanpassing van de koopsom?
4.14.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat het gegarandeerde negatief eigen vermogen van Justyland met € 69.147,- is verbeterd. Dit licht de rechtbank als volgt toe.
4.15.
Dat het eigen vermogen van Justyland met € 69.147,- zou zijn verbeterd, is volgens [gedaagde] vooral veroorzaakt door de NOW-subsidie die KGCS in december 2021 nog over 2020 toegekend heeft gekregen. Voor de (samenstelling van de) gestelde verbetering heeft [gedaagde] verwezen naar de door haar overgelegde verklaring van accountant [accoun] (hierna: [accoun] ) van Omnyac Accountants. BNR heeft aangevoerd dat voor haar echter nog steeds onduidelijk is hoe het door [gedaagde] gevorderde bedrag is samengesteld. Ook als veronderstellenderwijs aangenomen zou worden dat KGCS een NOW-subsidie heeft ontvangen van bijna € 70.000,-, leidt dat volgens BNR echter niet tot een minder negatief eigen vermogen van Justyland. De subsidie valt in het vermogen van KGCS. Volgens BNR is daardoor alleen het negatief eigen vermogen van KGCS van ruim € 250.000,- minder negatief geworden, wat niet van invloed is op het eigen vermogen van Justyland.
4.16.
Gelet op deze gemotiveerde betwisting van BNR had [gedaagde] duidelijker moeten maken (in de processtukken of ter zitting) waarom het eigen vermogen van Justyland € 69.147,- minder negatief is geworden. De enkele verwijzing ter zitting naar de verklaring van [accoun] is onvoldoende. Zoals door de rechtbank aan [gedaagde] ter zitting ook is voorgehouden, is het aan [gedaagde] om concreet aan te geven waarop zij zich wil beroepen als het gaat om overgelegde bijlagen. Dit heeft [gedaagde] , wat de verklaring van [accoun] betreft, niet gedaan. Bewijs van haar stelling dat het eigen vermogen van Justyland minder negatief is gebleken, heeft [gedaagde] ook niet aangeboden.
4.17.
Omdat dus geen sprake is van een minder negatief eigen vermogen van Justyland dan was gegarandeerd, heeft [gedaagde] geen recht op een verlaging van de koopsom. De rechtbank zal de daarop gerichte vordering van [gedaagde] daarom afwijzen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.18.
[gedaagde] vordert nog een bedrag van € 2.707,- aan buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag is echter hoger dan het tarief dat is bepaald in het toepasselijke Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, in dit geval € 2.025,-.
Proceskosten
4.19.
BNR is in conventie in het ongelijk gesteld. In reconventie krijgt BNR grotendeels ongelijk. BNR moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) in conventie en in reconventie betalen.
4.20.
De proceskosten van [gedaagde] in conventie en in reconventie worden begroot op:
- griffierecht € 5.737,-
- salaris advocaat in conventie € 7.004,- (2 punten × tarief VII)
- salaris advocaat in reconventie € 3.858,- (2 punten × tarief V)
- nakosten € 278,- (plus de verhoging zoals vermeld
in de beslissing)
totaal € 16.877,-.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
veroordeelt BNR om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 125.000,- uit hoofde van het vrijgevallen depot, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 1 juni 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt BNR om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 2.025,- aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.3.
veroordeelt BNR in de proceskosten van € 16.877,- te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,- plus de kosten van betekening als BNR niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Auwerda en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.
NBI/SA

Voetnoten

1.Hoge Raad 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Haviltex)