Beoordeling door de voorzieningenrechter
4. De voorzieningenrechter beoordeelt de afwijzing van de aanvraag voor uitbreiding van de uren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat is het geschil tussen partijen?
6. Tussen partijen is het aantal uren individuele begeleiding en de looptijd van de toegekende voorziening in geschil.
7. Als uitgangspunt geldt dat verweerder op grond van de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de Wmo gehouden is om voor de beoordeling of een aanvrager van een maatwerkvoorziening daarvoor in aanmerking komt onderzoek te doen. In de uitspraak van de CRvB van 21 maart 2018is uiteengezet uit welke stappen dit onderzoek dient te bestaan (het stappenplan). Wanneer bij verweerder melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning moet verweerder allereerst vaststellen wat de hulpvraag is (stap 1). Vervolgens zal verweerder moeten vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving (stap 2). Eerst wanneer die problemen voldoende concreet in kaart zijn gebracht, kan worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de ondersteuningsvrager, onderscheidenlijk het zich kunnen handhaven in de samenleving (stap 3). Uit artikel 2.3.2, vierde lid, aanhef en onder b, c en f, van de Wmo in samenhang met het derde en vierde lid van artikel 2.3.5 vloeit voort dat het onderzoek er vervolgens op gericht moet zijn of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden (stap 4). Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn dient verweerder een maatwerkvoorziening te verlenen.
8. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder de hulpvraag voldoende onderzocht en is het onderzoek zorgvuldig uitgevoerd. Na het ontvangen van de melding op 20 maart 2023 heeft op 20 april 2023 een gesprek plaatsgevonden. Uit het onderzoeksverslag van 16 mei 2023 blijkt dat verweerder de hulpvraag heeft vastgesteld. Uit het verslag blijkt dat verweerder verwijst naar het onderzoeksverslag van 15 november 2022, opgesteld naar aanleiding van een eerdere aanvraag. Uit het onderzoeksverslag van 15 november 2022 is af te leiden dat verweerder de beperkingen heeft vastgesteld. In het onderzoeksverslag van 16 mei 2023 heeft verweerder in kaart gebracht wat de veranderde situatie is. Vermeld is dat eiseres een nieuwe begeleider heeft, dat de behandeling met de GGZ is beëindigd en dat het fysiek slecht met eiseres gaat en dat zij een toename van de artrose ervaart waarvoor zij fysiotherapie krijgt.
9. De stelling dat verweerder een nieuw onafhankelijk medisch onderzoek had moeten doen, volgt de voorzieningenrechter niet. In februari 2022 is een medisch onderzoek verricht. Hoewel door eiseres naar voren is gebracht dat haar medische situatie is gewijzigd, is dit niet met medisch objectieve gegevens onderbouwd. De verklaring van 5 oktober 2023 van de begeleider bij Leviaan is niet afkomstig van een medicus en volstaat daarom niet. Eiseres is al langere tijd bij verweerder bekend en verweerder is bekend met haar (medische) problematiek. Zoals door eiseres zelf naar voren is gebracht, was verweerder ook reeds bekend met de psychische klachten van eiseres en zijn deze klachten in het medisch advies van 9 februari 2022 vermeld. Zonder verklaring of informatie van de GGZ over de inzet van begeleiding is er geen reden om tussentijds medisch heronderzoek te doen. De onlangs gestelde diagnoses, zoals in de verklaring van 24 november 2023 van de psychiater en de brieven van de huisarts van 2 augustus 2023, leiden niet tot een ander oordeel. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat ten tijde van de datum aanvraag sprake was van verschil van inzicht over de medische beperkingen van eiseres. Ook zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de beperkingen van eiseres niet juist zijn vastgesteld. Evenmin valt in te zien dat de uitslag van een persoonlijkheidsonderzoek, en het beschreven behandeltraject zoals vermeld in de brief van 21 november 2023 van de GGZ, moet worden afgewacht.
10. In het geval van een aanvraag (in dit geval op grond van de Wmo) ligt het bij de aanvrager om de aanvraag nader te onderbouwen en daartoe eventueel medische gegevens te verstrekken. Het verzoek van verweerder om (nieuwe) medische informatie van eiseres is niet in strijd met haar grondrechten en/of recht op privacy. Het is aan eiseres zelf om te bepalen of zij de gegevens al dan niet verstrekt. De eigen keuze om dat niet te doen betekent niet dat het dan aan verweerder is om – zonder die aanvullende medische gegevens – een nieuw medisch onderzoek te laten verrichten.
11. Eiseres is het niet eens met het aantal toegekende uren voor individuele begeleiding van drie, in plaats van de gevraagde zes uren. In het onderzoeksverslag is door verweerder vermeld – onder verwijzing naar het verslag van 15 november 2022 – dat verweerder geen noodzaak ziet omdat de doelen tijdens de periode waarin wel extra uren waren toegekend onvoldoende zijn gehaald. Ook is gevraagd om een onderbouwing vanuit eiseres dat de ondersteuning van de GGZ stopt, maar dit is ten tijde van het onderzoek niet ontvangen. Volgens verweerder zijn daarnaast de uren niet verantwoord.
12. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is door eiseres niet onderbouwd dat de toegekende uren voor haar onvoldoende zijn. In het rapport van 16 mei 2023 is vermeld dat de begeleider van eiseres desgevraagd heeft laten weten dat bij voorkeur 6 uren per week begeleiding nodig zijn, waarbij 2 uur voor het zetten van grotere stappen in opruimen, 2 uur voor uitlaatklep, structuur en overzicht, ontspanningsoefeningen en samen opruimen in de woonkamer en 2 uur uitlaatklep, sparren over zaken die spelen, samen oppakken van opdrachten vanuit de therapie, zoals mindfullnessoefeningen en aansporen en motiveren om samen de online therapieopdrachten op te pakken omdat eiseres zichzelf hier niet voor kan motiveren en het overzicht kwijt is. Hoewel door eiseres ter zitting is toegelicht dat de mindfulness en ontspanningsoefeningen onderdeel zijn van het behalen van de doelstellingen opruimen en het bieden van structuur, kan daarmee naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden geconcludeerd dat dit op grond van de Wmo voor vergoeding in aanmerking komt. De verklaring van 5 oktober 2023 van de huidige begeleider dat eiseres met meer uren meer rust krijgt, volstaat daarvoor niet. Verweerder heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter – op basis van de beschikbare – informatie het aantal uren individuele begeleiding op drie uur kunnen vaststellen.
Duur toegekende voorziening
13. De voorzieningenrechter overweegt dat het college een maatwerkvoorziening moet treffen die afgestemd is op de eigen mogelijkheden en behoeftes van eiseres.Het toekennen van voorzieningen onder de Wmo 2015 is uitsluitend bedoeld om mogelijkheden te bieden als het niet in iemands eigen vermogen ligt het probleem op te lossen.
De Wmo 2015 schrijft geen minimumduur voor het toekennen van de hier aan de orde zijnde maatwerkvoorzieningen voor.
14. Verweerder heeft voor de duur van de indicatie verwezen naar de uitspraak van de CRvB van 13 februari 2019. Ook wordt verwezen naar het medisch advies van 6 februari 2022 waaruit volgt dat destijds de verwachting was dat het opruimen nog 6 tot 9 maanden zou duren. Ondersteuning bij het opruimen heeft een naar zijn aard tijdelijk en eindig karakter. Volgens verweerder is een besluit met beperkte duur dan ook passend. Daarbij is door verweerder meegewogen dat de situatie nog niet stabiel is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder hiermee voldoende heeft gemotiveerd waarom de maatwerkvoorziening is verstrekt voor een jaar.
15. Eiseres heeft aangevoerd dat zij het aanvraagproces als zeer belastend beschouwt. Dit argument leidt de voorzieningenrechter niet tot het oordeel dat het belang van eiseres zwaarder moet wegen dan dat van verweerder. Verweerder kan op grond van artikel 2.3.9 van de Wmo 2015 ook ten aanzien van lopende maatwerkvoorzieningen periodiek onderzoeken of er aanleiding is voor heroverweging van de maatwerkvoorziening. Daar komt bij dat eiseres niet met medische stukken heeft onderbouwd dat een jaarlijkse aanvraagprocedure te belastend voor haar zou zijn. Zonder af te doen aan de stress en belasting die eiseres zonder twijfel ervaart, oordeelt de voorzieningenrechter dat deze stress en belasting in redelijke verhouding staan tot het doel van een maatwerkvoorziening die is afgestemd op de feitelijke situatie en omstandigheden van eiseres.
16. Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat het door verweerder aangekondigde heronderzoek opnieuw de mogelijkheid biedt duidelijkheid te krijgen wat voor soort ondersteuning nodig is en of de gewenste ondersteuning anders is dan tijdens de aanvraag in maart 2023.
17. Eiseres heeft verzocht om immateriële schadevergoeding te hoogte van € 2.500,00 wegens psychisch leed veroorzaakt door verweerder. Verweerder ziet geen aanleiding om schade te vergoeden.
18. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen sprake van een onrechtmatig besluit, waardoor ook geen sprake kan zijn van toewijzing van schadevergoeding.