ECLI:NL:RBNHO:2024:1997

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
23/5914 en 23/6831
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitbreiding uren individuele begeleiding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres behandeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor uitbreiding van de uren individuele begeleiding op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), welke door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dijk en Waard was afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag terecht is, omdat verweerder de hulpvraag van eiseres voldoende heeft onderzocht en de beslissing om de uren op drie te houden, goed onderbouwd is. Eiseres had verzocht om zes uren begeleiding per week, maar de voorzieningenrechter concludeert dat de argumenten van eiseres niet voldoende zijn om deze uitbreiding te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter wijst ook het verzoek om immateriële schadevergoeding af, omdat er geen sprake is van een onrechtmatig besluit. De uitspraak is gedaan op 6 februari 2024 en het beroep is ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 23/5914 en 23/6831
uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 februari 2024 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. V.Y. Jokhan),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dijk en Waard, verweerder
(gemachtigde: M.A. Visser en H.A. Kwakman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor uitbreiding uren individuele begeleiding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 23 mei 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 november 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 23 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres (bijgestaan door haar begeleidster), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.
1.4.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van eiseres daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk en dat is ter zitting ook met partijen besproken.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Eiseres heeft op 20 maart 2023 verlenging en uitbreiding van individuele begeleiding op grond van de Wmo aangevraagd. Er is individuele begeleiding voor 3 uur per week toegewezen tot 2 juni 2024. De uitbreiding van de uren met 3 uur (in totaal zes uren) is afgewezen.
2.2.
In bezwaar voert eiseres aan het niet eens te zijn met de periode van verlenging voor één jaar in plaats van de verzochte drie jaar, en het aantal toegekende uren, drie in plaats van zes uren. Volgens eiseres past het afgeven van een beschikking met beperkte duur niet binnen de systematiek van de Wmo, waarbinnen maatwerk mogelijk is. Eiseres heeft ter onderbouwing een verklaring van de begeleider van Leviaan overgelegd waarin de begeleider een toelichting geeft en adviseert zes uren begeleiding per week zodat eiseres meer rust krijgt. Eiseres wijst op het evaluatieverslag van 27 april 2023 waaruit blijkt dat de problemen van eiseres ten aanzien van de twee doelen nog steeds niet zijn behaald. Verder is volgens eiseres ten onrechte in het onderzoeksverslag van 16 mei 2023 vermeld dat de begeleiding van de wekelijkse uren niet zijn verantwoord. Uit het evaluatieverslag van 27 april 2023 blijkt juist het tegendeel. Het is eiseres niet duidelijk welke informatie en inzichten vanuit de gemeente nog meer nodig zijn. Eiseres voert verder aan dat verweerder verzoekt om informatie vanuit de GGZ, terwijl het hier gaat om vertrouwelijke medische informatie. Eiseres stelt dat die informatie wel aan een medisch adviseur kan worden verstrekt. Het laatste medisch advies dateert van 9 februari 2022, zodat ook gelet hierop eiseres een nieuw medisch advies wenst.
2.3.
Op 17 oktober 2023 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Vervolgens heeft de commissie voor bezwaarschriften (commissie) geadviseerd het primaire besluit in stand te laten. De commissie adviseert dat het besluit niet voor onbepaalde tijd of drie jaren zou moeten gelden. Daaraan legt de commissie ten grondslag dat uit het medisch advies van 9 februari 2022 volgt dat het opruimen destijds nog zes tot negen maanden zou duren. Ondersteuning bij het opruimen heeft daarmee een naar zijn aard tijdelijk en eindig karakter. Een besluit met beperkte duur is dan ook niet passend.
Verder vindt de commissie niet dat een nieuw medisch advies aan het bestreden besluit ten grondslag moet liggen. Het laatste medisch advies is ruim één jaar oud en in dit geval recent genoeg. Volgens de commissie is niet gebleken van gewijzigde medische feiten of omstandigheden en zijn geen medisch objectiveerbare stukken daarvoor overgelegd. Vermeld is dat is gesteld dat een andere begeleidster bij Leviaan van invloed is op de medische situatie van eiseres, maar dat is niet nader onderbouwd. De onderzoeksplicht van verweerder reikt volgens de commissie niet zover dat zonder door eiseres overgelegde medische gegevens een nieuw medisch advies zou moeten worden opgevraagd.
Vervolgens heeft verweerder het advies van de commissie overgenomen en dat ten grondslag gelegd aan het bestreden besluit.
Standpunten eiseres
3. Eiseres vraagt om toekenning van de extra uren begeleiding voor een periode van drie jaar. Daartoe voert eiseres aan dat zij gelet op haar persoonlijke omstandigheden baat heeft bij de uitbreiding. Doordat telkens maar voor één jaar wordt verlengd, wordt eiseres steeds opnieuw belast met het aanvragen van de verlenging. Er is sprake van een langdurige en chronische zorgvraag. Over het medisch advies stelt eiseres dat het laatste advies gedateerd is gezien haar huidige omstandigheden en dat het bovendien slechts een inschatting geeft. Eiseres wijst erop dat zij in de bezwaarprocedure en tijdens de hoorzitting vermeld heeft hoe haar medische situatie is veranderd, en dat dit ook is bevestigd door haar begeleider van Leviaan. Eiseres is het niet eens met wat de commissie stelt ten aanzien van het overleggen van objectiveerbare medische stukken. Juist hierom verzoekt eiseres haar situatie te laten beoordelen door een arts en niet door een consulent of vertegenwoordiger van verweerder. Eiseres beroept zich op het stappenplan uit de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) op grond waarvan een specifiek deskundig oordeel en advies niet ontbreken. Door eiseres zijn in beroep verklaringen van de GGZ van 21 november 2023, van de psychiater J.L. Bliek van 24 november 2023 en brieven van de huisarts van 2 augustus 2023 overgelegd. Uit deze verklaringen blijkt dat bij eiseres een posttraumatische stressstoornis (PTSS), Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) en Autisme spectrum stoornis (ASS) is vastgesteld. Het opvragen van deze medische informatie zonder inschakeling van een onafhankelijk arts is in strijd met eiseres grondrechten en privacy. Daarnaast was deze informatie al bekend bij verweerder, onder verwijzing naar de rapportage van Argonaut. Juist vanwege haar gewijzigde gezondheid en diagnose heeft zij een melding en aanvraag gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. De voorzieningenrechter beoordeelt de afwijzing van de aanvraag voor uitbreiding van de uren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat is het geschil tussen partijen?
6. Tussen partijen is het aantal uren individuele begeleiding en de looptijd van de toegekende voorziening in geschil.
Stappenplan
7. Als uitgangspunt geldt dat verweerder op grond van de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de Wmo gehouden is om voor de beoordeling of een aanvrager van een maatwerkvoorziening daarvoor in aanmerking komt onderzoek te doen. In de uitspraak van de CRvB van 21 maart 2018 [1] is uiteengezet uit welke stappen dit onderzoek dient te bestaan (het stappenplan). Wanneer bij verweerder melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning moet verweerder allereerst vaststellen wat de hulpvraag is (stap 1). Vervolgens zal verweerder moeten vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving (stap 2). Eerst wanneer die problemen voldoende concreet in kaart zijn gebracht, kan worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de ondersteuningsvrager, onderscheidenlijk het zich kunnen handhaven in de samenleving (stap 3). Uit artikel 2.3.2, vierde lid, aanhef en onder b, c en f, van de Wmo in samenhang met het derde en vierde lid van artikel 2.3.5 vloeit voort dat het onderzoek er vervolgens op gericht moet zijn of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden (stap 4). Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn dient verweerder een maatwerkvoorziening te verlenen.
Zorgvuldig onderzoek
8. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder de hulpvraag voldoende onderzocht en is het onderzoek zorgvuldig uitgevoerd. Na het ontvangen van de melding op 20 maart 2023 heeft op 20 april 2023 een gesprek plaatsgevonden. Uit het onderzoeksverslag van 16 mei 2023 blijkt dat verweerder de hulpvraag heeft vastgesteld. Uit het verslag blijkt dat verweerder verwijst naar het onderzoeksverslag van 15 november 2022, opgesteld naar aanleiding van een eerdere aanvraag. Uit het onderzoeksverslag van 15 november 2022 is af te leiden dat verweerder de beperkingen heeft vastgesteld. In het onderzoeksverslag van 16 mei 2023 heeft verweerder in kaart gebracht wat de veranderde situatie is. Vermeld is dat eiseres een nieuwe begeleider heeft, dat de behandeling met de GGZ is beëindigd en dat het fysiek slecht met eiseres gaat en dat zij een toename van de artrose ervaart waarvoor zij fysiotherapie krijgt.
9. De stelling dat verweerder een nieuw onafhankelijk medisch onderzoek had moeten doen, volgt de voorzieningenrechter niet. In februari 2022 is een medisch onderzoek verricht. Hoewel door eiseres naar voren is gebracht dat haar medische situatie is gewijzigd, is dit niet met medisch objectieve gegevens onderbouwd. De verklaring van 5 oktober 2023 van de begeleider bij Leviaan is niet afkomstig van een medicus en volstaat daarom niet. Eiseres is al langere tijd bij verweerder bekend en verweerder is bekend met haar (medische) problematiek. Zoals door eiseres zelf naar voren is gebracht, was verweerder ook reeds bekend met de psychische klachten van eiseres en zijn deze klachten in het medisch advies van 9 februari 2022 vermeld. Zonder verklaring of informatie van de GGZ over de inzet van begeleiding is er geen reden om tussentijds medisch heronderzoek te doen. De onlangs gestelde diagnoses, zoals in de verklaring van 24 november 2023 van de psychiater en de brieven van de huisarts van 2 augustus 2023, leiden niet tot een ander oordeel. Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat ten tijde van de datum aanvraag sprake was van verschil van inzicht over de medische beperkingen van eiseres. Ook zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de beperkingen van eiseres niet juist zijn vastgesteld. Evenmin valt in te zien dat de uitslag van een persoonlijkheidsonderzoek, en het beschreven behandeltraject zoals vermeld in de brief van 21 november 2023 van de GGZ, moet worden afgewacht.
10. In het geval van een aanvraag (in dit geval op grond van de Wmo) ligt het bij de aanvrager om de aanvraag nader te onderbouwen en daartoe eventueel medische gegevens te verstrekken. Het verzoek van verweerder om (nieuwe) medische informatie van eiseres is niet in strijd met haar grondrechten en/of recht op privacy. Het is aan eiseres zelf om te bepalen of zij de gegevens al dan niet verstrekt. De eigen keuze om dat niet te doen betekent niet dat het dan aan verweerder is om – zonder die aanvullende medische gegevens – een nieuw medisch onderzoek te laten verrichten.
Aantal uren
11. Eiseres is het niet eens met het aantal toegekende uren voor individuele begeleiding van drie, in plaats van de gevraagde zes uren. In het onderzoeksverslag is door verweerder vermeld – onder verwijzing naar het verslag van 15 november 2022 – dat verweerder geen noodzaak ziet omdat de doelen tijdens de periode waarin wel extra uren waren toegekend onvoldoende zijn gehaald. Ook is gevraagd om een onderbouwing vanuit eiseres dat de ondersteuning van de GGZ stopt, maar dit is ten tijde van het onderzoek niet ontvangen. Volgens verweerder zijn daarnaast de uren niet verantwoord.
12. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is door eiseres niet onderbouwd dat de toegekende uren voor haar onvoldoende zijn. In het rapport van 16 mei 2023 is vermeld dat de begeleider van eiseres desgevraagd heeft laten weten dat bij voorkeur 6 uren per week begeleiding nodig zijn, waarbij 2 uur voor het zetten van grotere stappen in opruimen, 2 uur voor uitlaatklep, structuur en overzicht, ontspanningsoefeningen en samen opruimen in de woonkamer en 2 uur uitlaatklep, sparren over zaken die spelen, samen oppakken van opdrachten vanuit de therapie, zoals mindfullnessoefeningen en aansporen en motiveren om samen de online therapieopdrachten op te pakken omdat eiseres zichzelf hier niet voor kan motiveren en het overzicht kwijt is. Hoewel door eiseres ter zitting is toegelicht dat de mindfulness en ontspanningsoefeningen onderdeel zijn van het behalen van de doelstellingen opruimen en het bieden van structuur, kan daarmee naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet worden geconcludeerd dat dit op grond van de Wmo voor vergoeding in aanmerking komt. De verklaring van 5 oktober 2023 van de huidige begeleider dat eiseres met meer uren meer rust krijgt, volstaat daarvoor niet. Verweerder heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter – op basis van de beschikbare – informatie het aantal uren individuele begeleiding op drie uur kunnen vaststellen.
Duur toegekende voorziening
13. De voorzieningenrechter overweegt dat het college een maatwerkvoorziening moet treffen die afgestemd is op de eigen mogelijkheden en behoeftes van eiseres. [2] Het toekennen van voorzieningen onder de Wmo 2015 is uitsluitend bedoeld om mogelijkheden te bieden als het niet in iemands eigen vermogen ligt het probleem op te lossen.
De Wmo 2015 schrijft geen minimumduur voor het toekennen van de hier aan de orde zijnde maatwerkvoorzieningen voor.
14. Verweerder heeft voor de duur van de indicatie verwezen naar de uitspraak van de CRvB van 13 februari 2019 [3] . Ook wordt verwezen naar het medisch advies van 6 februari 2022 waaruit volgt dat destijds de verwachting was dat het opruimen nog 6 tot 9 maanden zou duren. Ondersteuning bij het opruimen heeft een naar zijn aard tijdelijk en eindig karakter. Volgens verweerder is een besluit met beperkte duur dan ook passend. Daarbij is door verweerder meegewogen dat de situatie nog niet stabiel is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder hiermee voldoende heeft gemotiveerd waarom de maatwerkvoorziening is verstrekt voor een jaar.
15. Eiseres heeft aangevoerd dat zij het aanvraagproces als zeer belastend beschouwt. Dit argument leidt de voorzieningenrechter niet tot het oordeel dat het belang van eiseres zwaarder moet wegen dan dat van verweerder. Verweerder kan op grond van artikel 2.3.9 van de Wmo 2015 ook ten aanzien van lopende maatwerkvoorzieningen periodiek onderzoeken of er aanleiding is voor heroverweging van de maatwerkvoorziening. Daar komt bij dat eiseres niet met medische stukken heeft onderbouwd dat een jaarlijkse aanvraagprocedure te belastend voor haar zou zijn. Zonder af te doen aan de stress en belasting die eiseres zonder twijfel ervaart, oordeelt de voorzieningenrechter dat deze stress en belasting in redelijke verhouding staan tot het doel van een maatwerkvoorziening die is afgestemd op de feitelijke situatie en omstandigheden van eiseres.
16. Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat het door verweerder aangekondigde heronderzoek opnieuw de mogelijkheid biedt duidelijkheid te krijgen wat voor soort ondersteuning nodig is en of de gewenste ondersteuning anders is dan tijdens de aanvraag in maart 2023.
Schadevergoeding
17. Eiseres heeft verzocht om immateriële schadevergoeding te hoogte van € 2.500,00 wegens psychisch leed veroorzaakt door verweerder. Verweerder ziet geen aanleiding om schade te vergoeden.
18. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen sprake van een onrechtmatig besluit, waardoor ook geen sprake kan zijn van toewijzing van schadevergoeding.

Conclusie en gevolgen

19. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.R. ten Berge, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

2.Artikel 2.3.5, vijfde lid, sub a, van de Wmo 2015. Zie ook de uitspraak van de CRvB van 21 februari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:607.