Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
rolgemachtigde: AGIN Pranger Gerechtsdeurwaarders
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. P.J. Aschebrock van Stichting Achmea Rechtsbijstand, een vordering ingesteld tegen Crown Van Gelder International B.V. (CVGI), vertegenwoordigd door mr. B. Westerhout. De vordering betreft een schadevergoeding die voortvloeit uit een beëindigde arbeidsovereenkomst. CVGI heeft in een incidentele conclusie aangevoerd dat de kantonrechter zich onbevoegd moet verklaren, omdat de vordering een bedrag van meer dan € 25.000,- betreft en geen aardvordering zou zijn. Eiseres heeft deze stelling gemotiveerd betwist.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat op grond van artikel 93 aanhef en onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de kantonrechter bevoegd is om kennis te nemen van zaken die betrekking hebben op arbeidsovereenkomsten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van eiseres verband houdt met de beëindigde arbeidsovereenkomst en dat deze niet los kan worden gezien van het bestaan van die overeenkomst. Hierdoor is de kantonrechter van mening dat hij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
De vordering in het incident is afgewezen, en CVGI is veroordeeld in de proceskosten. De hoofdzaak is verwezen naar de rolzitting voor beraad, waarbij partijen op de hoogte zullen worden gesteld van de beraadbeslissing. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M.M. Kruithof op 28 februari 2024 in aanwezigheid van de griffier.