ECLI:NL:RBNHO:2024:1958

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
C/15/348784 / FA RK 24-532
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over klacht ex artikel 10:7 lid 1 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en verzoek tot schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Geestelijke Gezondheidszorg Noord-Holland-Noord (GGZ NHN) en een betrokkene die een klacht had ingediend bij de klachtencommissie. De klacht van de betrokkene betrof de inperking van zijn vrijheden in de periode van 2 tot en met 7 november 2023, en de beperking van zijn vrijheden in augustus 2023 vanwege een te laat ingediende urinecontrole. De klachtencommissie had de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend, maar GGZ NHN ging in beroep tegen deze beslissingen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de klacht van de betrokkene niet kon worden opgevat als een klacht die onder artikel 9:9 lid 2 van de Wvggz valt, omdat de beperkingen in zijn bewegingsvrijheid niet betrekking hadden op het verblijf binnen of rondom de accommodatie, maar op het verblijf buiten de accommodatie. De rechtbank oordeelde dat de betrokkene zich onverminderd vrij kon bewegen binnen de accommodatie, ondanks de verlaging van zijn verlofstatus. Hierdoor was de klacht niet ontvankelijk.

De rechtbank heeft het verzoek van GGZ NHN gegrond verklaard, de beslissingen van de klachtencommissie vernietigd en haar eigen beslissing in de plaats gesteld. De rechtbank merkte op dat de betrokkene voor de verkeerde rechtsingang had gekozen en dat het meer voor de hand had gelegen om zijn klacht eerst met zijn behandelaar te bespreken. De uitspraak van de rechtbank is openbaar uitgesproken en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
Beslissing over klacht ex artikel 10:7 lid 1 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)
zaak-/rekestnr.: C/15/348784 / FA RK 24-532
beschikking van de rechtbank van 20 februari 2024,
op het ingediende verzoekschrift van
Geestelijke gezondheidszorg Noord-Holland-Noord,
hierna te noemen: GGZ NHN of verzoeker,
gevestigd te [plaats] ,
ter verkrijging van een beslissing over een klacht die door
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] ,
verblijvende te [PI] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
op 9 november 2023 is ingediend bij de GGZ klachtencommissie voor Noord-Holland-Noord (hierna: de klachtencommissie).

1.De feiten

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het pro forma verzoekschrift van GGZ NHN ex artikel 10:7 lid 1 Wvggz, bij de griffie van deze rechtbank ontvangen op 25 januari 2024, met bijlagen;
- het (aanvullende) verzoekschrift van GGZ NHN met bijlagen, bij de griffie van deze rechtbank ontvangen op 15 februari 2024.
1.2.
Rechtbank Den Haag heeft betrokkene op 7 januari 2022 veroordeeld wegens – kortgezegd – brandstichting in zijn woning op 7 november 2020. Deze rechtbank heeft betrokkene veroordeeld tot een gevangenisstraf en een maatregel ter beschikkingstelling met voorwaarden (hierna: tbs met voorwaarden). Het Gerechtshof Den Haag heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en heeft betrokkene (wederom) veroordeeld wegens – kortgezegd – opzettelijke brandstichting tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden (met aftrek van het voorarrest) en een tbs met voorwaarden. Voor zover relevant houden deze voorwaarden het volgende in:
“Stelt als voorwaarden dat de verdachte: […]
6. zich zal laten opnemen in een forensische kliniek, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing; […]
ii. hij dient zich te houden aan de daar geldende huisregels, afspraken en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. […]
7. geen drugs en alcohol zal gebruiken en mee zal werken aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn ademonderzoek (blaastest) en urineonderzoek. […]”
1.3.
Betrokkene verbleef in de periode van 10 november 2022 tot 8 februari 2024 op de kliniek FPA [FPA] (hierna te noemen: de FPA). Deze kliniek staat geregistreerd als accommodatie in het kader van de Wvggz.
De klachtenprocedure
1.4.
Betrokkene heeft op 7 november 2023 twee klachten bij de klachtencommissie ingediend. Deze klachten zijn op 9 november 2023 door de klachtencommissie ontvangen.
1.5.
De klacht van betrokkene bestaat uit twee inhoudelijke onderdelen. Allereerst klaagt betrokkene over de inperking van zijn vrijheden in de periode van 2 tot en met 7 november 2023, nadat hij op 1 november 2023 naar zijn werk is gegaan zonder dat zijn bijzonder verlofplan was afgetekend. Het tweede klachtonderdeel ziet op de beperking van zijn vrijheden in augustus 2023 vanwege een te laat ingediende urinecontrole.
1.6.
GGZ NHN heeft zich in de procedure bij de klachtencommissie op het standpunt gesteld dat betrokkene niet kan worden ontvangen in zijn klacht. Subsidiair heeft GGZ NHN het standpunt ingenomen dat de vrijheden van betrokkene op goede gronden zijn ingeperkt. Op basis van de opgelegde tbs-voorwaarden dient betrokkene zich ook te houden aan de huisregels, afspraken en aanwijzingen die de zorginstelling voor de behandeling geeft.
1.7.
De klachtencommissie heeft op 24 november 2023 een beslissing genomen op de klacht van betrokkene. Deze beslissing is op 5 december 2023 verzonden. De klachtencommissie heeft zich onbevoegd verklaard te oordelen over de klacht voor zover de klacht betrekking heeft op de beperkingen in het recht op bewegingsvrijheid buiten de accommodatie. De klachtencommissie heeft de klacht gegrond verklaard voor zover de klacht ziet op de beperkingen in het recht op bewegingsvrijheid in en rond de accommodatie. De klacht van betrokkene is daarbij door de klachtencommissie opgevat als een beperking van zijn bewegingsvrijheid die conform de vereisten van artikel 8:9 Wvggz op schrift gesteld had moeten worden. Betrokkene heeft echter geen afschrift van deze beslissing ontvangen. Hij is ook niet in kennis gesteld van de klachtwaardigheid van zijn klacht. Ook lijkt het erop dat de zorgmedewerker deze beslissing zelfstandig heeft genomen, terwijl alleen de zorgverantwoordelijke dergelijke beslissingen mag nemen. Bovendien is niet duidelijk geworden of de maatregel noodzakelijk werd geacht ter voorkoming van verslechtering van de gezondheidstoestand van betrokkene of ter voorkoming van het verstoren van de orde en veiligheid in de accommodatie of ter voorkoming van strafbare feiten.
Het verzoek tot schadevergoeding
1.8.
Betrokkene heeft een verzoek tot schadevergoeding ingediend vanwege de schade die hij heeft geleden als gevolg van het handelen van de accommodatie. Dit bedrag is door betrokkene begroot op € 1.100,-.
1.9.
GGZ NHN heeft zich in de procedure bij de klachtencommissie op het subsidiaire standpunt gesteld dat de geleden schade niet volgt uit het normovertredende handelen. De normovertreding betreft het niet verstrekken van de zogeheten 8:9-brief.
1.10.
De klachtencommissie heeft op 15 december 2023 een beslissing genomen op het verzoek tot schadevergoeding van betrokkene. Deze beslissing is op 22 december 2023 verzonden. De klachtencommissie heeft betrokkene schadevergoeding toegekend ter hoogte van € 100,-.
De procedure bij de rechtbank
1.11.
GGZ NHN heeft op 25 januari 2024 beroep bij de rechtbank aangetekend tegen de beslissingen van de klachtencommissie van 24 november en 15 december 2023.
1.12.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 19 februari 2024, in het gebouw van de rechtbank.
1.13.
Ter zitting heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat mr. R.P.A. Kint, kantoorhoudende te Zoetermeer;
- namens GGZ NHN, [adviseur juridische zaken] (adviseur juridische zaken), [GZ-psycholoog] (GZ-psycholoog), [psychiater] (psychiater) en [GZ-psycholoog] (GZ-psycholoog).

2.Standpunten van partijen

2.1.
GGZ NHN stelt zich op het standpunt dat de beslissing van de klachtencommissie dient te worden vernietigd en niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Daartoe heeft GGZ NHN het volgende aangevoerd.
2.1.1.
De betrokkene is op de FPA opgenomen met een strafrechtelijke titel, namelijk de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden. De voorwaarden die het Gerechtshof Den Haag – voor zover hier relevant – heeft opgelegd aan betrokkene zijn:
“Stelt als voorwaarden dat de verdachte: […]
6. zich zal laten opnemen in een forensische kliniek, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing; […]
ii. hij dient zich te houden aan de daar geldende huisregels, afspraken en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. […]
7. geen drugs en alcohol zal gebruiken en mee zal werken aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn ademonderzoek (blaastest) en urineonderzoek. […]”
2.1.2.
Binnen de forensische zorg vallen alle patiënten onder de Wet forensische zorg (Wfz). In het geval van GGZ NHN valt een forensische patiënt via de Wfz onder hoofdstuk 9 van de Wvggz. Daarvoor is geen Wvggz-maatregel nodig. Hoofdstuk 9 verdeelt deze patiënten vervolgens in twee groepen:
1. TBS met dwangverpleging (artikel 9:1 lid 1 Wvggz) en
2. Overige forensische patiënten (artikel 9:1 lid 2 sub a Wvggz).
Betrokkene valt in de tweede groep patiënten en verblijft aldus vrijwillig binnen GGZ NHN. Dit vrijwillige verblijf brengt automatisch ook een vrijwillige beperking van de bewegingsvrijheid buiten de FPA met zich mee. De FPA waar betrokkene verblijft is immers een gesloten kliniek, wat betekent dat betrokkene niet zelfstandig naar buiten kan gaan. Als betrokkene niet langer wenst te worden opgenomen en/of niet langer beperkt wenst te worden in zijn bewegingsvrijheid buiten de FPA, dan kan hij dit kenbaar maken aan het behandelteam. Dit levert namelijk een onuitvoerbare behandelovereenkomst (waar onder andere het behandelplan, huisregels en voorwaarden toe gerekend worden) op. Als in gesprek met het behandelteam niet tot een uitvoerbare behandelovereenkomst kan worden gekomen, dan zal de patiënt met ontslag moeten gaan. Dit wordt dan doorgegeven aan de Penitentiaire Inrichting (PI) of het Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) van herkomst of de reclassering die vervolgens een besluit nemen over het vervolg. Daarbij kan gedacht worden aan terugplaatsing naar de PI of het FPC. Aan iedere patiënt – en dus ook aan betrokkene – wordt dit kenbaar gemaakt. Binnen de FPA kan de patiënt zich wel vrij bewegen.
2.1.3.
Op het moment dat men een patiënt wil beperken in diens bewegingsvrijheid binnen de FPA dient een beslissing op grond van artikel 9:9 lid 2 van de Wvggz te worden genomen.
2.1.4.
Ten aanzien van de behandeling biedt het strafvonnis – en dan met name de daarin opgenomen voorwaarden – de bandbreedte van de mogelijkheden die GGZ NHN heeft om de behandeling vorm te geven, en om binnen die behandeling aanwijzingen en regels te stellen. Dit is neergelegd in het behandelplan van betrokkene, waarmee betrokkene ook heeft ingestemd. Op het moment dat betrokkene zich hier niet aan houdt, heeft dit gevolgen voor de behandeling waaronder de verloffase waarin betrokkene zich bevindt. Ook dit is opgenomen in het behandelplan en beleid/werkwijze van de FPA.
2.1.5.
Verlof omvat elke vorm van beweging buiten de afgesloten setting van de FPA. Het hoofddoel van verlof is om patiënten de mogelijkheid te bieden om buiten de klinische omgeving te functioneren en om het aangeleerde gedrag te toetsen in real-life situaties. Hierdoor wordt actief gewerkt aan hun succesvolle re-integratie in de maatschappij, met als uiteindelijk doel het voorkomen van recidive. Het proces van verloftoetsing is gericht op het zorgvuldig beoordelen van de geschiktheid van de patiënt voor verlof, waarbij verschillende factoren worden meegewogen. Verlof wordt opgebouwd in verschillende fases, waarbij elke fase zorgvuldig wordt geëvalueerd voordat verlof wordt toegekend of uitgebreid. Dit evaluatieproces omvat onder andere een grondige analyse van het voorgaande verlof, het vaststellen van doelstelling met behulp van risicotaxatie en de voortgang van de faseopbouw met georganiseerde tegenspraak. Een verlofaanvraag binnen een bepaalde fase vereist afspraken – veelal opgenomen in het behandelingsplan – over de regels in en van die verloffase. Voordat een patiënt daadwerkelijk “naar buiten gaat” dient er altijd een evaluatie bij de deur plaats te vinden en bij terugkeer wordt het verlof geëvalueerd. Bij de evaluatie aan de deur wordt gecontroleerd of alle informatie correct is ingevuld en of er wijzigingen zijn opgetreden die van invloed kunnen zijn op de veiligheid en het welzijn van de patiënt. Daarnaast wordt ook de actuele situatie van de patiënt gecontroleerd, inclusief zijn emotionele toestand en eventuele recente gebeurtenissen die van invloed kunnen zijn op zijn gedrag. Vanwege het feit dat de FPA een gesloten kliniek is, kunnen patiënten alleen met tussenkomst van een medewerker naar buiten. Deze tussenkomst is afhankelijk van de verloffase waarin iemand zich bevindt. Zo hebben patiënten die zich in fase 8 bevinden en op unit 4 verblijven, een tag waarmee zij de buitendeur in hun verblijfsruimte kunnen openen. De tussenkomst van deze fase-8-patiënten ligt vooral in de evaluatie bij de deur en niet in het daadwerkelijk opendoen van de buitendeur of begeleiding tijdens het verlof. De toekenning van verlof en uitbreiding naar een nieuwe (ruimere) verloffase kan pas ingaan nadat er goedkeuring is verkregen van het multidisciplinaire overleg en de eindverantwoordelijke. Wie de eindverantwoordelijke is, is afhankelijk van de strafrechtelijke titel van de patiënt, zoals de FPC bij TBS-titels. Wanneer een patiënt zich niet houdt aan de voorwaarden rond verlof, zoals evaluatie bij de deur of melden en evaluatie bij terugkeer, wordt betrokkene teruggeplaatst in verloffase. Deze beslissing is aan de FPA. Terugplaatsing (tijdelijk) naar fase 1B wordt gezien als “pauzeknop” om de risico’s op nul te zetten en te beoordelen of verlof in de huidige situatie geoorloofd is, met het oog op de maatschappij en recidiverisico. Het niet opvolgen van de voorwaarden uit het strafvonnis of de regels en aanwijzingen van GGZ NHN (zoals onder andere opgenomen in het behandelplan) heeft als consequentie dat de verloffase wordt teruggebracht naar fase 1B.
2.1.6.
Tot 16 augustus 2023 bevond betrokkene zich in verloffase 8 maar is op die dag teruggeplaatst naar fase 1B. Deze beslissing is genomen omdat betrokkene zich niet hield aan de regels omtrent urinecontrole zoals vastgesteld in het arrest van het hof en opgenomen in het behandelplan. Deze fase heeft geduurd tot 29 augustus 2023 waarna betrokkene opnieuw in verloffase 8 kwam. Op 1 november 2023 is betrokkene wederom teruggeplaatst naar verloffase 1B, met uitzondering van zijn werk. De reden van terugplaatsing was dat betrokkene zich niet hield aan de voorwaarden die samenhingen met verlof, namelijk evaluatie bij de deur. Hij had verzuimd in gesprek te gaan met de verantwoordelijke medewerker en zijn verlofboekje te laten aftekenen voordat hij de FPA verliet.
2.1.7.
Volgens GGZ NHN is de betrokkene op grond van zijn tbs met voorwaarden op vrijwillige basis opgenomen geweest op de FPA in [plaats] . De rechtspositie van vrijwillig opgenomen patiënten valt in eerste instantie onder de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo) en klachten onder Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Als betrokkene het niet eens is met zijn behandeling, waaronder een wijziging in verloffase, dient hij dit te bespreken met zijn behandelaar. Als dat niet tot een oplossing leidt, dient betrokkene een klacht in te dienen bij de klachtfunctionaris van GGZ NHN op grond van de Wkkgz. Eventuele verdere stappen kunnen dan nog worden genomen via de Raad van Bestuur van GGZ NHN en de Geschillencommissie Zorg. Door zijn klacht in te dienen bij de klachtencommissie heeft betrokkene naar de mening van GGZ NHN een verkeerde rechtsingang gekozen en had betrokkene dan ook niet ontvankelijk te worden verklaard in zijn klacht.
2.1.8.
Voorts heeft GGZ NHN erop gewezen dat artikel 9:9 Wvggz ziet op de mogelijkheid om beperkingen aan te brengen in het recht op bewegingsvrijheid
inen
rondde accommodatie. Het terugzetten van de verloffase van betrokkene naar fase 1B heeft geen invloed gehad op de bewegingsvrijheid binnen de FPA, zodat er voor GGZ NHN geen verplichting was te besluiten op grond van artikel 9:9 Wvggz. Betrokkene was immers nog altijd vrij om zich te bewegen binnen de FPA, slechts zijn vrijheden
buitende FPA waren (tijdelijk) ontzegd.
2.2.
Namens betrokkene is gepersisteerd bij de beslissingen die de klachtencommissie genomen heeft.

3.Beoordeling

3.1.
De klachtencommissie heeft bepaald dat de klacht van betrokkene gedeeltelijk onder artikel 9:9 lid 2 van de Wvggz kan worden geschaard. De klachtencommissie heeft op basis daarvan bepaald dat de klacht van betrokkene gedeeltelijk gegrond is voor zover de klacht ziet op de beperkingen in het recht op bewegingsvrijheid in en rond de accommodatie. De klachtencommissie heeft beslist dat betrokkene schadevergoeding toekomt ter hoogte van € 100,-. De rechtbank komt echter tot een ander oordeel.
3.2.
De rechtbank vat de klacht van betrokkene op als bezwaar tegen het tijdelijk verlagen van zijn verlofstatus van fase 8 naar fase 1B. Op basis daarvan was het betrokkene in de desbetreffende periodes in 2023 niet toegestaan de accommodatie te verlaten (anders dan voor werk in de periode na 1 november 2023). Betrokkene verklaart hierover in zijn oorspronkelijke klacht van 8 november 2023 dat (twee keer) “een week binnenblijven” “niets te maken heeft met zijn behandeldoel”, namelijk “resocialisatie” in de maatschappij.
De rechtbank constateert daarmee – anders dan de klachtencommissie – dat als gevolg van het tijdelijk verlagen van de verloffase de beperkingen in de bewegingsvrijheid van betrokkene in augustus en november 2023 niet zozeer betrekking hadden op het verblijf binnen of rondom de accommodatie, maar juist op het verblijf
buitende accommodatie. De klacht van betrokkene kan daarom niet worden opgevat als een klacht tegen een beslissing als bedoeld in artikel 9:9 lid 2 Wvggz, omdat dat artikel slechts betrekking heeft op beperkingen in het recht op bewegingsvrijheid
in en rondde accommodatie. Betrokkene mocht zich in dit geval – ondanks de verlaging van zijn verlofstatus – immers onverminderd vrij bewegen binnen de accommodatie.
3.3.
Hoewel de rechtbank met de klachtencommissie constateert dat betrokkene door zijn tbs met voorwaarden en zijn toenmalige verblijf in een Wvggz-accommodatie op basis van artikel 9:1 lid 2 sub a Wvggz het recht heeft om gebruik te maken van de klachtenprocedure in het kader van de Wvggz, kan op grond van ditzelfde artikel een dergelijke procedure alleen betrekking hebben op de klachtgronden genoemd in artikelen 8:14, 8:15, 9:2 en 9:9 Wvggz. In overweging 3.2 heeft de rechtbank al geconstateerd dat de klacht van betrokkene geen betrekking kan hebben op artikel 9:9 lid 2 Wvggz. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de klacht van betrokkene betrekking heeft op de overige van overeenkomstige toepassing verklaarde klachtgronden in artikel 9:1 lid 2 Wvggz.
3.4.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank daarom tot het oordeel dat het verzoek van GGZ NHN gegrond dient te worden verklaard. Dit leidt ertoe dat de rechtbank de beslissingen van de klachtencommissie van 24 november en 15 december 2023 zal vernietigen en haar beslissing daarvan in de plaats zal stellen. Nu de rechtbank het verzoek van GGZ NHN gegrond heeft verklaard en de beslissingen van de klachtencommissie heeft vernietigd, komt de rechtbank niet meer toe aan de beoordeling van het door de klachtencommissie gedeeltelijk toegewezen verzoek tot schadevergoeding.
3.5.
De rechtbank merkt overigens nog op dat in de Wvggz niet is bepaald dat de klachtencommissie afzonderlijk kan beslissen over de toekenning van schadevergoeding op grond van art. 10:11 lid 1 Wvggz. Voor de rechter is dit wel bepaald (art. 10:11 lid 2 Wvggz). Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat de wetgever heeft bedoeld de klachtencommissie de mogelijkheid te geven afzonderlijk over de klacht en de toekenning van schadevergoeding te beslissen. De klachtencommissie dient daarom binnen de beslistermijn bedoeld in art. 10:5 lid 2 en lid 3 Wvggz een schriftelijke en gemotiveerde beslissing te nemen over zowel de klacht als, indien dit aan de orde is, de toekenning van schadevergoeding. [1]
3.6.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat betrokkene voor de verkeerde rechtsingang lijkt te hebben gekozen. Het had meer voor de hand gelegen dat betrokkene, zoals door GGZ NHN naar voren is gebracht, zijn klacht had besproken met zijn behandelaar. Indien dat niet tot een gewenst resultaat had geleid, had betrokkene vervolgens zijn klacht moeten indienen bij de klachtfunctionaris van GGZ NHN, waarna zijn klacht binnen het kader van de Wkkgz behandeld had kunnen worden.

4.Beslissing

De rechtbank:
verklaart het verzoek van Geestelijke Gezondheidszorg Noord-Holland-Noord van 25 januari 2024 gegrond;
vernietigt de beslissingen van de GGZ klachtencommissie voor Noord-Holland-Noord van 24 november 2023 en 15 december 2023;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde besluiten van de GGZ klachtencommissie voor Noord-Holland-Noord.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.C. Oosterbroek, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C. Sinnige als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Voetnoten

1.Zie ECLI:NL:HR:2022:1042, rechtsoverweging 3.2.3.