ECLI:NL:RBNHO:2024:1909

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
339080
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in een civiele zaak over een overeenkomst van aanneming met geschil over betaling en herstelkosten

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is een tussenvonnis uitgesproken op 28 februari 2024. De zaak betreft een geschil tussen [eiser], vertegenwoordigd door mr. M.N. Mense, en [gedaagde], vertegenwoordigd door mr. S.N. Madjidi, over een overeenkomst van aanneming op regiebasis voor de verbouwing van de woning van [gedaagde]. [Eiser] vordert betaling van openstaande facturen, terwijl [gedaagde] zijn betalingen heeft opgeschort, onder andere omdat hij geen nadere urenverantwoording heeft ontvangen en de juistheid van de facturen betwist. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] zijn betalingen niet mocht opschorten, waardoor [eiser] zijn werkzaamheden wel mocht opschorten zonder in verzuim te raken. De rechtbank laat [eiser] toe om bewijs te leveren van de door hem gefactureerde werkzaamheden en de redelijkheid van de in rekening gebrachte prijzen. Tevens is de rechtbank voornemens een deskundige te benoemen om de zaak verder te onderzoeken. De partijen worden verzocht om zich uit te laten over de benoeming van de deskundige en om aanvullende stukken te overleggen.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/339080 / HA ZA 23-243
Vonnis van 28 februari 2024
in de zaak van
[eiser] h.o.d.n. [bedrijf],
te [plaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. M.N. Mense te HAARLEM,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. S.N. Madjidi te DRACHTEN.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, tevens houdende een incidentele vordering ex art. 223 Rv, van 24 april 2023 met inventarislijst producties
- de akte overlegging producties van de kant van [eiser] van 3 mei 2023 met 17 producties
- de akte referte in het incident van 17 mei 2023
- het vonnis in incident van 14 juni 2023
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van 26 juli 2023
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende wijziging van eis van 6 september 2023
- het tussenvonnis van 8 november 2023
- de spreekaantekeningen van [eiser] en [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 18 januari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn een overeenkomst van aanneming op regiebasis aangegaan in verband met de verbouwing van de woning van [gedaagde] . [eiser] vordert betaling van openstaande facturen. [gedaagde] zegt dat hij zijn betalingen heeft opgeschort, omdat [eiser] geen nadere urenverantwoording en onderliggende facturen heeft verstrekt. Ook betwist hij de juistheid van de facturen. [gedaagde] heeft ook een tegenvordering ingesteld. Hij vordert vergoeding van herstelkosten voor onjuist uitgevoerd werk. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] zijn betalingen niet mocht opschorten. Omdat betaling toch is uitgebleven, mocht [eiser] zijn werkzaamheden wel opschorten en is hij niet in verzuim geraakt. [gedaagde] kan hem daarom niet aanspreken tot vergoeding van herstelkosten. De rechtbank kan bij de huidige stand van zaken echter geen oordeel vormen over de vordering van [eiser] . [eiser] zal overeenkomstig zijn bewijsaanbod, worden toegelaten te bewijzen dat door hem gefactureerde werkzaamheden zijn verricht, dat het materiaal/materieel is geleverd en dat de door hem in rekening gebrachte prijs redelijk is. In dat kader heeft de rechtbank het voornemen een deskundige te benoemen. Hierover zullen partijen zich bij akte mogen uitlaten. Ook zal de rechtbank [eiser] bevelen nog enkele stukken te overleggen.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] is (mede-)eigenaar van een woning aan de [adres 1] te [plaats 2] (hierna: de woning).
3.2.
In verband met de voorgenomen verbouwing van de woning, heeft [gedaagde] opdracht gegeven aan [betrokkene] , de vader van [eiser] , om offertes aan te vragen bij aannemers. Daarbij heeft [gedaagde] erop gewezen dat zijn budget € 200.000,00 was. [betrokkene] heeft een technische omschrijving (hierna: de werkomschrijving) opgesteld waarmee hij diverse bouwbedrijven heeft benaderd. Er heeft slechts één bouwbedrijf een offerte uitgebracht en wel voor € 351.727,68 inclusief btw.
3.3.
[gedaagde] kende [eiser] , omdat deze sloopwerkzaamheden in de woning had uitgevoerd. Bij het uitblijven van hem passende offertes is [gedaagde] voor de door hem gewenste verbouwing omstreeks december 2021 / januari 2022 een overeenkomst van aanneming op regiebasis (hierna: de overeenkomst) met [eiser] aangegaan. Zij zijn daarbij een uurtarief van € 42,50 overeengekomen. Daarnaast hebben zij afgesproken dat [eiser] 10% opslag mag rekenen over de materialen en over de (kosten van) onderaannemers die hij inschakelt. In aanvulling hierop zijn partijen overeengekomen dat een uurtarief van € 29,50 zou gelden als er zonder factuur (contant) werd afgerekend. Deze afspraken zijn niet schriftelijk vastgelegd.
3.4.
Voor de werkzaamheden die de loodgieter en de elektricien in onderaanneming zouden uitvoeren heeft [gedaagde] offertes met vaste prijzen aanvaard. De elektricien heeft de opdracht aangenomen voor € 16.495,00 exclusief btw en de loodgieter voor € 27.256,46 inclusief (21%) btw. In de geaccepteerde offerte van de elektricien zijn de uit te voeren werkzaamheden gespecificeerd en staan de volgende betalingscondities:
30% bij opdracht
30% bij start werkzaamheden
30% bij einde werkzaamheden
10% bij oplevering
Ook in de geaccepteerde offerte van de loodgieter worden de uit te voeren werkzaamheden gespecificeerd. Daarnaast staat in de offerte van de loodgieter:
Niet in de offerte meegenomen
  • Radiatoren, hiervoor is een stelpost van 420 euro per radiator inclusief montage
  • (…)
  • (...)
  • Sanitair (toiletten kranen inbouwkranen douche drain’s etc)
  • Afmonteren badkamers wc’s dit kunnen we afmonteren voor ene richtprijs van 1750 ex btw
3.5.
[eiser] is aan de slag gegaan en heeft facturen voor zijn werkzaamheden gezonden. Totdat [gedaagde] de woning eind september 2022 betrok heeft [gedaagde] facturen voldaan en in totaal € 278.205,59 betaald. [gedaagde] heeft daarnaast zonder factuur € 34.027,00 contant aan [eiser] betaald.
3.6.
[gedaagde] is op 27 september 2022 de woning gaan bewonen. De werkzaamheden waren toen nog niet afgerond.
3.7.
In de periode van 30 augustus tot en met september 2022 heeft [eiser] aan [gedaagde] de volgende (onbetaald gelaten) facturen gezonden:
Factuurnummer Datum Vervaldatum Bedrag Omschrijving
(incl btw)
22300025 30-8-2022 29-9-2022 € 10.911,91 dakkappellen,
isoleren dak en
zijwangen
22300027 30-8-2022 6-9-2022 € 49,445,14 urenverzameling
t/m w32
22300029 24-9-2022 1-10-2022 € 2.236,08 metselwerk
uitbouw en herstel
22300030 24-9-2022 1-10-2022 € 6.586,45 elektra 3e deel
22300031 24-9-2022 1-10-2022 € 5.996,16 loodgieter 3e deel &
eindfactuur
22300032 24-9-2022 1-10-2022 € 2.303,16 afmontage
loodgieterswerk-
zaamheden
22300033 24-9-2022 1-10-2022 € 445,89 tijdelijke
dakbedekking
uitbouw
Totaal € 77.924,79
3.8.
[eiser] heeft zijn werkzaamheden eind september / begin oktober 2022 gestaakt.
3.9.
Bij brief met onderwerp ‘ingebrekestelling’ van 14 oktober 2022 heeft [gedaagde] [eiser] een termijn van veertien dagen gesteld om zijn verplichtingen na te komen onder opgave van een lijst van werkzaamheden die afgerond moeten worden. Daarbij heeft [gedaagde] ook gevraagd om creditnota’s vanwege onjuiste tarieven en niet afgeronde werkzaamheden van de loodgieter en de elektricien en om een urenverantwoording van de gehele verbouwing ter verantwoording van de facturen.
3.10.
[eiser] heeft op 3 november 2022 per e-mail aan [gedaagde] geschreven:
(…) Inmiddels heb ik de facturen van alle onderaannemers uit respect voor de geleverde werkzaamheden moeten voorschieten. Daarnaast heb ik zelf ook een groot bedrag aan nog niet ontvangen BTW afgedragen aan de belastingdienst. (…) Er staat voor mij een te groot bedrag aan onbetaalde facturen open, waardoor ik de werkzaamheden heb moeten opschorten, dat is mijn goed recht.
We hebben met elkaar afspraken gemaakt die ik graag wil afronden maar daarbij hoort ook dat facturen door de opdrachtgever worden betaald. We zitten nu in een fase dat werkzaamheden voor bijna 100% zijn afgerond.
In het begeleidend schrijven (een sommatie tot betaling) probeer ik een en ander nog toe te lichten (…).
3.11.
In de begeleidende brief reageert [eiser] op de ingebrekestelling van [gedaagde] . Hij geeft aan dat de werkzaamheden, voor zover die nog openstaan en zijn overeengekomen, zullen worden uitgevoerd zodra de openstaande nota’s zijn voldaan. Daarnaast geeft hij onder meer een toelichting op de facturen voor de werkzaamheden van de loodgieter en de elektricien. In zijn brief heeft hij (verder) geschreven:
Urenverantwoording
De nog openstaande nota met nummer 22300027, zijnde de in rekening gebrachte uren, zal ik specificeren. De eerder in rekening gebrachte uren kan ik eveneens specificeren maar zijn altijd netjes voldaan tegen het afgesproken uurtarief, zodat daar achteraf geen discussie over bestaat c.q. mogelijk is.
(…)
Nakoming verplichtingen over en weer
Zoals hiervoor uiteengezet bedraagt het bedrag van de openstaande facturen thans
€ 77.924,79. Dit bedrag betreft nog niet eens de eindafrekening van alle reeds uitgevoerde en nog uit te voeren werkzaamheden. Die eindafrekening moet nog volgen.
Je kunt er op vertrouwen dat de resterende werkzaamheden netjes zullen worden afgerond, inclusief de werkzaamheden van de onderaannemers, mits de openstaande facturen zijn voldaan. Het openstaande bedrag van de ingehouden facturen (op dit moment € 77.924,79) staat in geen enkele verhouding met de (eventuele) werkzaamheden die nog moeten worden uitgevoerd. Om die reden hebben wij de werkzaamheden opgeschort, maar dat is eerder aangegeven. (…)
Sommatie / verzoek om betaling openstaande facturen
Ik verzoek je alsnog binnen zeven dagen na heden tot betaling van mijn openstaande facturen zorg te dragen. Na ontvangst van die betalingen pakken we de draad weer op en lopen we de “oplever” punten door, waarna ik vervolgens zal over gaan tot het opmaken van de eindafrekening.
Graag maak ik deze week een afspraak om een en ander persoonlijk te bespreken, ik zal mijn urenverantwoording en de nieuwe facturen meenemen om deze toe te lichten.
(…)
3.12.
Op 3 november 2022 heeft [gedaagde] per e-mail gereageerd:
Beste [eiser] ,
Ik heb je bericht ontvangen.
Ik moet eea even laten bezinken en kom er bij je op terug.
Met vriendelijke groet, [gedaagde]
3.13.
Op 16 november 2022 heeft [eiser] de volgende facturen met vervaldatum 23 november 2022 aan [gedaagde] gestuurd:
Factuurnummer Bedrag Omschrijving
22400035 € 992,81 puinbak
22400036 € 27.907,71 materialen inkoop t/m week 40
22400037 € 19.078,68 uren week 33 t/m 40
22400038 € 4.311,27 materiaal uit voorraad
22400039 € 20.303,10 timmerwerk en tussenwanden isoleren excl.
kozijnen plaatsen
22400040 € 3.068,57 isoleren dorpelsen vensterbanken
22400041 € 1.257,80 kitwerkzaamheden door extern bedrijf
22400042 € 958,32 voorschot loodgieter montage radiatoren
22400043 € 165,71 wc fontein bg afmontage loodgieter
22400044 € 374,01 wc raam 1e verd vermaken
22400045 € 4.658,50 huur steiger t/m juni 2022
22400046 € 2.195,48 elektra eindfactuur
22400047 € 2.329,25 elektra meerwerk
Totaal € 87.601,21
3.14.
[eiser] heeft aldus tot en met november 2022 € 443.731,59 inclusief btw gefactureerd, waarvan een bedrag van € 165.526,00 per eind november 2022 onbetaald is gebleven.
3.15.
Op 23 november 2022 heeft [eiser] per aangetekende ‘veertien dagenbrief’ [gedaagde] aangemaand om een bedrag van € 77.924,79 aan openstaande facturen te voldoen.
3.16.
Met een brief van 6 december 2022 heeft de toenmalige advocaat van [gedaagde] gereageerd en verwezen naar de ingebrekestelling van 14 oktober 2022. Daarbij heeft hij meegedeeld dat de focus eerst dient te liggen op correcte en volledige afronding van de werkzaamheden. Hij heeft ook geschreven:
Desalniettemin wijs ik u erop dat cliënt van u verwacht dat u uw gefactureerde uren en materialen verantwoord, conform de inhoud van de ingebrekestelling d.d. 14 oktober jl.
(..)
Opschorting
Hoewel uw financiële vordering op cliënt inhoudelijk is betwist, schort cliënt met een beroep op artikel 6:52 van het Burgerlijk Wetboek enige betaling aan uw onderneming op. Cliënt vermoed dat de niet (volledig) uitgevoerde werkzaamheden en de gebrekkig uitgevoerde werkzaamheden een waarde heeft die uw vordering op cliënt ver overstijgen.
U zult op korte termijn een uitnodiging ontvangen om aanwezig te zijn bij de expertise in de woning van cliënt. (…)
3.17.
In opdracht van de rechtsbijstandsverzekeraar van [gedaagde] heeft Top Expertise (hierna: Top Expertise) op 11 januari 2023 de woning onderzocht. [eiser] was daarbij aanwezig.
3.18.
In haar rapport van 10 februari 2023 (hierna: het rapport) merkt Top Expertise onder meer op dat zichtbaar is en uit navraag blijkt dat er tijdens de uitvoering van de regiewerkzaamheden diverse wijzigingen zijn doorgevoerd ten opzichte van de technische omschrijving, die kostenverhogend hebben gewerkt. Verder geeft zij aan dat zij in haar beoordeling van te verrichten (herstel)werkzaamheden een onderscheid maakt tussen het herstel van al uitgevoerde werkzaamheden, dat voor rekening komt voor [eiser] , en werkzaamheden die nog moeten worden uitgevoerd. Die laatste komen voor rekening van [gedaagde] omdat het werk op regiebasis is aangenomen, aldus Top Expertise. Zij heeft de kosten van herstel van de punten die voor rekening van [eiser] komen, geraamd op € 7.730,00 exclusief btw.
3.19.
Top Expertise heeft verder in het rapport over de nog af te maken werkzaamheden van de elektricien en de loodgieter opgemerkt:
a.
Elektricien werk op basis van geaccepteerde
offerte afmaken
Voor zover zichtbaar betreft dit onder meer:
  • Deurbel;
  • Aansluitpunt buitenlicht voordeur met timer;
  • Aansluitpunt oplader auto;
  • Aansluitpunten buitenlichtpunten zijgevels;
  • Rookmelders;
  • In de garage: 21 wandcontactdozen en twee stuks plafond-verlichting met twee schakelaars met dimmer
Loodgieter werk op basis van geaccepteerde
offerte afmaken
Voor zover zichtbaar heeft de loodgieter de werkzaamheden volgens offerte uitgevoerd.
(…).
3.20.
Daarnaast heeft Top Expertise in het rapport de volgende vragen beantwoord:

1.Wat is uw algemene indruk van de woning?

De algemene indruk is goed.
2.
U heeft als bijlage 1 de werkomschrijving ontvangen. Is het naar uw inschatting überhaupt mogelijk de werkzaamheden in de werkomschrijving uit te voeren voor een bedrag van maximaal € 200.000,-, rekening houdend met marktconforme prijsstellingen? Zo nee, wat zou uw grove schatting zijn van de kosten?
Op basis van de technische werkomschrijving, de tekeningen, de prijsstelling van januari 2022 achten wij het niet mogelijk om de werkzaamheden voor maximaal € 200.000,-- te realiseren.
Onder verwijzing naarbijlage 2hebben wij de uitvoering van de werkzaamheden geraamd op een bedrag van € 317.000,-- inclusief btw.
(…)
NB: Hetzij nogmaals opgemerkt dat deze raming is gebaseerd op de uitgebrachte technische omschrijving en dat er in het werk veel veranderingen en aanpassingen (extra) wensen zijn doorgevoerd. Het betreft dus geen raming van de werkelijk uitgevoerde werkzaamheden.
(…)
(…)
5.
Na het uitvoeren van de laatste werkzaamheden door de aannemer, heeft de bewoner grootschalige lekkages gehad van de dakkapellen. Bewoner heeft daarop als noodoplossing het dak laten herstellen. Was het noodzakelijk om het dak te laten herstellen, zoals bewoner heeft laten doen?
Zoals onder ‘bevindingen’ vermeld heeft bewoner niet enkel noodvoorzieningen laten treffen, maar inmiddels het gehele pannendak laten vervangen en dat was niet noodzakelijk.
Een noodvoorziening was voldoende geweest om de lekkages te stoppen, waarna de aannemer de zinken daken en afwerkingen kon uitvoeren.
Hetzij hierbij opgemerkt dat wij erg verrast waren om een nieuw pannendak aan te treffen. Enerzijds omdat het aanzienlijk goedkoper en beter was geweest om het dak van buitenaf te isoleren en anderzijds dat de bewoner had aangegeven geen geld meer te hebben omdat het budget op was.

6.Is de lekkage verwijtbaar aan de aannemer, voor zover u kunt beoordelen?

De lekkages, rondom de dakkapellen, zijn een rechtstreeks gevolg van niet correct uitgevoerd en half afgemaakte werkzaamheden door de aannemer.
7.
Bewoner heeft gevolgschade door de lekkage. Kunt u een inschatting maken van de kosten van herstel met betrekking tot deze gevolgschade?
(…) De herstelkosten hebben wij geraamd op € 1.500,-- exclusief btw.
8.
Heeft u tijdens de expertise nog overige relevante constateringen gedaan, welke van belang kunnen zijn in deze kwestie?
Op ons verzoek hebben wij van de aannemer de urenstaten en een totaaloverzicht per “onderdeel” mogen ontvangen.
Volgens de urenstaten zijn er, na het sloopwerk totaal 2.875,5 uren gewerkt en volgens de werkstaten per onderdeel totaal 3.492,5 uren. Er is derhalve een verschil van 617 gewerkte uren.
Volgens de facturatie heeft de aannemer, na het sloopwerk, totaal 2.840,5 in rekening gebracht en blijft de aannemer daarmee binnen het totaal aantal uren uit de weekstaten.
Het verschil in uren is ook verklaarbaar, omdat die cash zijn voldaan.
Kortom: de aannemer heeft geen uren dubbel gefactureerd.
3.21.
Op 17 februari 2023 heeft de advocaat van [eiser] per brief aan [gedaagde] geschreven, dat [gedaagde] zich niet op opschorting kan beroepen, omdat de gestelde gebreken op 11 januari 2023 zijn onderzocht en daarbij niet van omstandigheden is gebleken die volledige opschorting van betaling zouden kunnen rechtvaardigen. Hij heeft daarbij aangegeven:
Bovendien is nu – ruim een maand later – nog steeds geen rapport opgemaakt van dit onderzoek, althans ontvangen door [eiser] , (…)
(…)
[eiser] verzoekt u binnen veertien dagen na ontvangst van dit bericht over te gaan tot betaling van € 165.526,00. Blijft betaling uit dan maakt [eiser] aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [eiser] begroot deze kosten op € 2.430,00. U dient dan tevens rekening te houden met rechtsmaatregelen.
(…)
3.22.
Op 3 maart 2023 heeft de toenmalige advocaat van [gedaagde] per brief gereageerd onder gelijktijdig toesturen van het rapport. Hij heeft nogmaals verwezen naar de ingebrekestelling van 14 oktober 2022 en sommeert [eiser] om de gebreken te herstellen. In de brief wordt de juistheid van het merendeel van de openstaande facturen bestreden. De advocaat heeft daarbij geschreven:
Cliënt heeft ondertussen 22 van de door uw cliënt toegezonden facturen betaald. Cliënt had het volste vertrouwen in de uitvoering van de werkzaamheden en in een redelijke en eerlijke facturering. Gezien cliënt na betaling van deze facturen nog een twintigtal facturen van uw cliënt ontving, is cliënt ervan overtuigd geraakt dat hij bovenmatig veel heeft betaald en dat de openstaande facturen inhoudelijk volstrekt onjuist zijn. Dat cliënt bovenmatig veel heeft betaald wordt tevens bevestigd door de expert die in bijlage 2 van de rapportage een raming heeft gemaakt van € 286.828 incl. btw, excl. schilderwerk en excl. meer- en minderwerk op basis van de werkbeschrijving van de vader van uw cliënt. De heer [betrokkene] . (…)
De advocaat van [gedaagde] heeft in de brief gesommeerd om de gebreken te herstellen, maar heeft ook een alternatieve oplossing voorgesteld, die er samengevat op neerkomt dat alle openstaande facturen worden gecrediteerd en [gedaagde] nog een bedrag van € 47.000,00 inclusief btw aan [eiser] betaalt. Dit heeft hij als volgt toegelicht:
Cliënt heeft namelijk de openstaande facturen beoordeeld en komt daarmee tot de conclusie dat hij uw cliënt bij benadering een bedrag van € 60.000,- incl. btw verschuldigd zou zijn. Gezien de openstaande gebreken en gevolgschade bij benadering een bedrag van € 13.000,- incl. btw betreffen, acht cliënt een betaling van een bedrag van € 47.000,-- incl. btw ter finale kwijting een passende alternatieve oplossing.
3.23.
De advocaat van [eiser] heeft op 22 maart 2023 per brief gereageerd en gemeld dat de gebreken grotendeels niet voor rekening van [eiser] komen, van ondergeschikte aard zijn en het ingehouden bedrag niet rechtvaardigen. [eiser] handhaaft zijn beroep op opschorting.
3.24.
Ter uitvoering van het vonnis in incident van deze rechtbank van 8 november 2023, heeft [gedaagde] aan [eiser] € 40.000,00 en de daarover verschuldigde wettelijke rente betaald.

4.Het geschil

in conventie
4.1.
[eiser] vordert – na eiswijziging – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van:
I. € 127.956,00, te vermeerderen met de rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 5 maart 2023, waarbij de buitengerechtelijke incassokosten als reeds voldaan worden aangemerkt;
II. € 2.430,00, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de rente vanaf 24 april 2023;
III. de proceskosten, in het incident en de hoofdzaak, de nakosten daaronder begrepen, onder de bepaling dat de rente over deze bedragen verschuldigd is wanneer zij niet binnen veertien dagen na dagtekening, subsidiair twee dagen na betekening, van het te wijzen vonnis zijn voldaan.
4.2.
[eiser] legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. [eiser] en [gedaagde] zijn een overeenkomst van aanneming aangegaan. De werkzaamheden zijn (grotendeels) in regie aangenomen. Partijen zijn daarbij overeengekomen dat de vergoeding zou worden vastgesteld naar de door [eiser] bestede tijd en aangeschafte materialen en door hem ingeschakelde onderaannemers waarbij hij over de kosten 10% opslag in rekening mocht brengen. Van de aldus vastgestelde vergoeding heeft [gedaagde] € 165.526,- (na betaling van € 40.000 na het incidentele vonnis: 127.956,-) niet voldaan. [gedaagde] moet dit bedrag alsnog betalen.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure. Samengevat voert [gedaagde] het volgende aan. Uitgangspunt bij een regieovereenkomst is dat een aannemer die aanspraak maakt op betaling van zijn facturen, die facturen zodanig moet onderbouwen dat de opdrachtgever de juistheid van de facturen kan controleren. Dit heeft [eiser] niet gedaan. Op [gedaagde] rust daardoor al geen verplichting de facturen te voldoen. Ook betwist [gedaagde] de juistheid van de facturen. Daarbij zegt hij onder meer dat de urenstaten van [eiser] soms tot 12,5 gewerkte uren per dag vermelden, waar dat in de praktijk niet voorkomt en dat niet te controleren is of de materialen die zijn aangeschaft in zijn woning zijn verwerkt.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
4.5.
[gedaagde] vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[eiser] te veroordelen om aan [gedaagde] te voldoen een bedrag van € 9.230,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2023, dan wel vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag van algehele betaling;
[eiser] te veroordelen in de proceskosten, nakosten daaronder begrepen, met de bepaling dat daarover wettelijke rente is verschuldigd vanaf het verstrijken van 14 dagen na het te wijzen vonnis tot aan de dag van algehele betaling.
4.6.
Aan zijn vordering legt [gedaagde] – samengevat – het volgende ten grondslag. Uit het rapport van Top Expertise blijkt dat [eiser] zijn werkzaamheden niet heeft uitgevoerd overeenkomstig de daarvoor geldende eisen van goed en deugdelijk werk. Top Expertise heeft een aantal gebreken geconstateerd die voor rekening van [eiser] komen en heeft de kosten om deze te herstellen geraamd op € 9.230,-. [eiser] moet deze kosten betalen.
4.7.
[eiser] voert verweer. Hij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure, nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met rente. Hij zegt dat de meeste door Top Expertise genoemde gebreken voor rekening van [gedaagde] komen. Daarnaast betwist hij diverse door [gedaagde] gestelde gebreken. Verder beroept [eiser] zich op opschorting. Hij voert daarbij het volgende aan. Het in het incident toegewezen en door [gedaagde] betaalde bedrag van € 40.000,- is viermaal hoger dan de door [gedaagde] begrote herstelkosten. Alleen dit maakt al dat [eiser] zich terecht op opschorting heeft beroepen. Nadat [gedaagde] € 40.000 heeft betaald, heeft zij [eiser] niet aangemaand tot herstel, zodat [eiser] niet in verzuim is geraakt. Ook daarop stuit de vordering tot schadevergoeding af, aldus nog steeds [eiser] .
4.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in conventie
Wijziging eis en buitengerechtelijke incassokosten
5.1.
Voordat de rechtbank de zaak (verder) inhoudelijk behandelt, staat zij eerst stil bij de eiswijziging van [eiser] . Na het vonnis in incident van 14 juni 2023 heeft [gedaagde] (overeenkomstig dat vonnis) aan [eiser] € 40.000,- vermeerderd met wettelijke rente betaald. Daarop heeft [eiser] zijn eis gewijzigd. Voor deze wijziging heeft [eiser] - onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2015 [1] - de betaling eerst in mindering gebracht op de door hem gevorderde buitengerechtelijke kosten. Het restant heeft hij in mindering gebracht op de hoofdsom. De rechtbank volgt [eiser] daarin niet.
Uit het door [eiser] aangehaalde arrest volgt weliswaar dat een betaling eerst in mindering wordt gebracht op de (buitengerechtelijke en andere) kosten, maar de rechtbank heeft in dit geval nog niet beslist over het geheel. Daarom staat nog niet vast of en zo ja voor welk deel de hoofdsom kan worden toegewezen. Daarmee staat ook de daarvan af te leiden hoogte van de gevorderde buitengerechtelijke kosten niet vast. Het is dan ook niet mogelijk om de betaling daarmee te verrekenen. Dit betekent dat het betaalde bedrag van € 40.000,- vooralsnog volledig in mindering komt op de gevorderde hoofdsom, zodat nu nog maximaal een in hoofdsom te vorderen bedrag van € 125.526,- resteert. Voor meer zal de vordering van [eiser] niet kunnen worden toegewezen. Omdat de gevorderde buitengerechtelijke kosten daarmee niet als reeds voldaan kunnen worden aangemerkt, zal de rechtbank (ook) over die vordering beslissen, en wel zodra de hoogte van de eventueel toe te wijzen hoofdsom vaststaat. De rechtbank zal er daarbij rekening mee houden dat bij het instellen van de dagvaarding de gevorderde hoofdsom € 40.000,- hoger was.
Opschortingsbevoegdheid
5.2.
[gedaagde] verweert zich tegen de vordering van [eiser] met een, door [eiser] betwist, beroep op opschorting. [gedaagde] zegt dat hij de betalingen mag opschorten, omdat [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. [eiser] schoot volgens [gedaagde] te kort, omdat i) hij de facturen op geen enkele wijze had gespecificeerd en onderbouwd, ii) bleek dat [eiser] niet van plan was het werk op korte termijn af te ronden en op te leveren en iii) [eiser] het werk niet deugdelijk had uitgevoerd. De rechtbank volgt [gedaagde] hierin niet.
5.3.
Voor de beantwoording van de vraag of [gedaagde] met recht een beroep op opschorting doet en om die reden niet tot betaling kan worden aangesproken geldt als uitgangspunt dat op 1 oktober 2022 voor een bedrag van € 77.924,79 aan facturen openstond. De twee oudste facturen, voor in totaal een bedrag van € 60.357,05, waren van 30 augustus 2022 (r.o. 3.7).
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat er begin oktober 2022 geen sprake was van een tekortkoming van [eiser] in de nakoming van de overeenkomst, die opschorting door [gedaagde] van betaling van dat bedrag rechtvaardigde. Partijen zijn een overeenkomst op regiebasis aangegaan. Van een verplichting het werk binnen een bepaalde tijd op te leveren is daarbij in beginsel geen sprake. Niet is gebleken dat partijen fatale oplevertermijnen hebben afgesproken. Een gebrek aan voortgang is (als daar al sprake van was) daarom geen tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst.
5.5.
Wel blijkt uit het rapport dat er gebreken waren in de door [eiser] uitgevoerde werken. Een aantal van de in het rapport geconstateerde gebreken wordt door [eiser] niet bestreden. Verder heeft [eiser] , gelet op de inhoud van het rapport, onvoldoende onderbouwd dat het kitwerk goed zou zijn. Top Expertise raamt de herstelkosten op € 7.730,00 exclusief btw (r.o. 3.18) en de herstelkosten van schade als gevolg van lekkage bij de dakkapellen op € 1.500,00 exclusief btw. Ook als [eiser] gehouden zou zijn deze gebreken of schade te herstellen, rechtvaardigde dit – gelet op de relatief beperkte som van de in het rapport geraamde bedragen – niet de opschorting van de volledige betaling van de facturen vanaf 30 augustus 2022.
5.6.
Ook het punt dat [gedaagde] als eerste aanvoert – een gebrek aan specificatie en onderbouwing van de facturen – maakt niet dat hij eind september 2022, dan wel begin oktober 2022 zijn betalingen mocht opschorten. Vaststaat dat partijen geen afspraken hebben gemaakt over de urenregistratie van het onder regie uitgevoerde werk. Bij de uitvoering van het werk heeft [eiser] geen urenstaten toegestuurd of overhandigd om af te tekenen en [gedaagde] heeft daar ook niet om gevraagd. Vanaf de start van de werkzaamheden heeft [eiser] zijn werk gefactureerd met een omschrijving van de verrichte werkzaamheden en het aantal doorberekende uren op de facturen. [gedaagde] heeft deze tot september 2022 steeds betaald. Dit was dus de gebruikelijke wijze waarop de werkzaamheden in rekening werden gebracht en betaald. Wanneer echter de opdrachtgever daarom vraagt, mag van een aannemer die op basis van regie werkt, worden verwacht dat hij zijn facturen (nader) specificeert en aldus naar zijn opdrachtgever inzichtelijk maakt welke werkzaamheden hij heeft verricht en in rekening brengt. Niet is gebleken dat [gedaagde] eerder dan op 14 oktober 2022 om een nadere specificering heeft gevraagd. Hij heeft zodoende pas ruim na ontvangst van de facturen van 30 augustus 2022 bezwaar gemaakt en voor het eerst om een urenverantwoording gevraagd. Gelet op de hoogte van de onbetaald gebleven facturen, mocht [eiser] voor dit verzoek het werk al opschorten. [2] Daarom komt aan [gedaagde] geen beroep op opschorting toe. Doordat [eiser] de nakoming van zijn verplichtingen bevoegdelijk heeft opgeschort is [gedaagde] in verzuim geraakt. [3] Het verweer van [gedaagde] dat hij de betaling van de facturen mocht opschorten slaagt dus niet.
5.7.
Met de vaststelling dat [gedaagde] de vorderingen tot betaling van openstaande facturen niet kan afweren met een beroep op opschorting, zal de rechtbank hierna ingaan op de andere betwistingen en verweren van [gedaagde] .
Budget
5.8.
Voor zover [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij de facturen niet hoeft te betalen omdat hij de vader van [eiser] , die heeft geholpen om offertes voor een vaste aanneemsom te krijgen (r.o. 3.2), er uitdrukkelijk op heeft gewezen dat hij een budget van € 200.000,00 had, slaagt dit verweer niet. Omdat [gedaagde] erkent dat overeengekomen is dat [eiser] op regiebasis zou werken, is onduidelijk waarom dit voor onderhavig geschil relevant is. Zelfs als wordt aangenomen dat [eiser] bekend was met het budget van [gedaagde] , is dat immers onvoldoende voor het aannemen van een algemene waarschuwingsplicht aan de zijde van de aannemer voor overschrijdingen. [4] Van bijzondere omstandigheden waarom dit anders zou zijn, is niet gebleken.
Zijn de facturen juist en redelijk?
5.9.
Als meer overkoepelend verweer, betwist [gedaagde] het gefactureerde aantal uren. Hij zegt daarbij dat de door [eiser] overgelegde urenstaten niet overeenkomen met de daadwerkelijk gewerkte uren. Ook betwist hij de doorberekende kosten van materiaal en onderaannemers, omdat de onderliggende facturen niet zijn overgelegd. Meer in het algemeen vindt hij het bedrag dat [eiser] voor het werk in rekening gebracht niet redelijk. Hij stelt zich op het standpunt dat hij het werk dat [eiser] heeft verricht volledig heeft betaald en nu niets meer aan [eiser] verschuldigd is. Omdat [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd tegen de in incident gevorderde deelbetaling van € 40.000,00, en gelet op zijn voorstel in de brief van 3 maart 2023 om de zaak af te doen met een betaling van € 47.000,00 (r.o. 3.22), begrijpt de rechtbank dat [gedaagde] dit verweer voert tegen het restant van de gevorderde hoofdsom, te weten € 125.526,00.
5.10.
Uitgangspunt bij een overeenkomst van aanneming in regie is dat de aannemer de bewijslast en het -risico draagt dat de door hem gefactureerde werkzaamheden zijn verricht, dat het materiaal is geleverd en dat de door hem in rekening gebrachte prijs redelijk is. [5] Dit kan blijken uit afgetekende urenstaten en werkbonnen, facturen van leveranciers van materiaal en materieel of onderaannemers. In dit geval heeft [eiser] de offertes van de elektricien en loodgieter, de materiaallijst en urenstaten overgelegd. Zonder nadere toelichting kan de rechtbank de (niet door [gedaagde] getekende) urenstaten echter niet aansluiten op de facturen. Ook heeft [eiser] geen onderliggende facturen van materiaal/ materieel overgelegd. Nu hij dit niet heeft gedaan, kunnen aan de betwisting door de opdrachtgever minder hoge eisen worden gesteld [6] . [gedaagde] heeft vanwege het ontbreken van deze stukken niet kunnen begroten wat de redelijke prijs wel had moeten zijn.
5.11.
[eiser] heeft echter voldoende gesteld om tot bewijs te worden toegelaten. Naast de urenstaten en materiaalstaat, acht de rechtbank daarvoor ook van belang dat [eiser] op zitting onbetwist heeft gesteld dat op verzoek van [gedaagde] op sommige facturen uren van andere – niet op de factuur vermelde werkzaamheden zijn opgenomen –, zodat [gedaagde] meer subsidie kon krijgen. Volgens [eiser] zou alles voor subsidie met een factuur en de rest cash betaald worden. Omdat dat laatste niet gebeurde, heeft hij de facturen op 16 november 2022 gestuurd, aldus [eiser] . Ook dit heeft [gedaagde] niet, althans onvoldoende betwist. Bij de mondelinge behandeling heeft [eiser] gezegd dat hij in een op te stellen overzicht kan laten zien hoe de facturen aansluiten op de gewerkte uren en gemaakte kosten. Daartoe zal de rechtbank hem de gelegenheid geven. Uit het rapport komt naar voren dat Top Expertise bij haar beoordeling beschikte over een totaaloverzicht per ‘onderdeel’ (vermeld op pg 27 van het rapport, eerste zin onder vraag 8). Dit overzicht kan mogelijk ook meer duidelijkheid bieden.
5.12.
Ter zake van de redelijkheid van de in rekening gebrachte bedragen (het redelijk loon van artikel 7:405 lid 2 BW), overweegt de rechtbank als volgt. [eiser] stelt zich op het standpunt dat de in rekening gebrachte bedragen redelijk zijn, waar [gedaagde] dit betwist. Het rapport brengt daarover geen duidelijkheid. Het geeft immers slechts globaal aan waar het werk uit bestond en bevat geen raming van de werkelijk uitgevoerde werkzaamheden. Wel heeft de rapporteur opgemerkt dat zichtbaar is en uit navraag blijkt dat er tijdens de uitvoering van de regiewerkzaamheden diverse wijzigingen zijn doorgevoerd ten opzichte van de technische omschrijving, die kostenverhogend hebben gewerkt en dat er ten opzichte van de werkomschrijving in het werk veel veranderingen en aanpassingen (extra) wensen zijn doorgevoerd (r.o. 3.18 en 3.20 onder 2). Dat gezegd hebbende heeft Top Expertise de uitvoering van de werkzaamheden - als deze uitgevoerd zouden zijn volgens de technische omschrijving - geraamd op € 317.000,00. Gelet op de uitdrukkelijke overwegingen van Top Expertise over kostenverhogende wijzigingen en extra wensen, is echter niet uit te sluiten dat een redelijke prijs voor het werk hoger is dan het bedrag dat [gedaagde] tot op heden in totaal aan facturen en contant heeft betaald (€ 278.205,59 (r.o. 3.5) + € 40.000,00 (r.o. 3.24) + € 34.027,00 (r.o. 3.5) = € 352.232,59).
5.13.
De rechtbank gaat daarbij niet mee in de stelling van [eiser] dat de deskundige in het rapport de urenbesteding als redelijk heeft aangemerkt. De deskundige heeft alleen verklaard dat de gefactureerde uren binnen het totaal aantal uren blijft dat uit de uren-/weekstaten blijkt en dat [eiser] – uitgaande van die staten – geen uren dubbel heeft gefactureerd (r.o. 3.20 onder 8). Daaruit volgt dus niet dat de urenbesteding en de daarvan afgeleide prijs redelijk is.
5.14.
Gelet op de overwegingen hiervoor, zal [eiser] overeenkomstig zijn bewijsaanbod (dagvaarding pg 13 sub E.2 en conclusie van antwoord in reconventie randnummer 11), worden toegelaten te bewijzen, door aanwijzing van een deskundige, dat door hem gefactureerde werkzaamheden zijn verricht, dat het materiaal/materieel is geleverd en dat de door hem in rekening gebrachte prijs redelijk is. De kosten van de loodgieter en elektricien worden uitgezonderd, omdat de rechtbank op deze kosten hierna nog afzonderlijk zal ingaan.
5.15.
Daarnaast zal de rechtbank [eiser] bevelen het totaaloverzicht per ‘onderdeel’ (vermeld op bladzijde 27 van het rapport, eerste zin onder vraag 8) en de onderliggende facturen van materiaal/materieel en onderaannemers (anders dan loodgieter en elektricien) te overleggen. Ook wordt [eiser] in de gelegenheid gesteld om – als door hem bij de mondelinge behandeling aangeboden – te laten zien hoe de facturen aansluiten op de gewerkte uren en gemaakte kosten. Voor wat betreft materialen uit voorraad (factuurnummer 22400038) zal [eiser] stukken moeten overleggen waaruit blijkt op welke materialen de factuur ziet en dat hij daarvan de kostprijs en een opslag van 10% aan [gedaagde] heeft gefactureerd.
Inhoudelijke verweren tegen facturen
5.16.
Naast de hiervoor behandelde meer algemene verweren, heeft [gedaagde] ten aanzien van bepaalde facturen inhoudelijk verweer gevoerd. Deze verweren zullen hierna per factuur worden beoordeeld.
Factuur 22300031 / loodgieter
5.17.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de loodgieter het werk niet heeft afgemaakt. Omdat [gedaagde] dit niet heeft onderbouwd en Top Expertise in het rapport heeft bevestigd dat de loodgieter de werkzaamheden volgens offerte heeft uitgevoerd (r.o. 3.19 onder b), heeft [gedaagde] deze factuur onvoldoende gemotiveerd betwist. Op de zitting is echter vast komen te staan dat er geen mechanische ventilatie in het toilet op de begane grond is aangebracht, terwijl dit wel onderdeel is van de offerte. Het rapport bevestigt dit ook. [eiser] heeft aangegeven dat dit geen gebrek is, maar hoogstens minderwerk voor een bedrag van € 317,00. Gelet op deze erkenning zal van het bij factuur 22400031 in rekening gebrachte bedrag van € 5.996,16 inclusief btw, een bedrag van € 5.679,16 worden toegewezen.
Factuur 22300032 / loodgieter
5.18.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij bij gebreke van een nadere urenspecificatie en onderliggende facturen, de factuur niet op juistheid kan controleren. Omdat vast staat dat [gedaagde] de offerte van de loodgieter heeft aanvaard (r.o. 3.4), gaat het hier echter niet om aanneming in regie, maar om meerwerk van de loodgieter. In de aanvaarde offerte van de loodgieter staat dat afmontage niet in de offerte is meegenomen, maar is hiervoor wel een richtprijs afgegeven van € 1.750,00 ex btw (zie r.o. 3.4). [eiser] heeft € 1.903,44 ex btw in rekening gebracht. Inclusief een opslag van 10% blijft dit bedrag binnen die richtprijs. Omdat [gedaagde] niet heeft betwist dat de werkzaamheden zijn verricht en hij via de offerte vooraf op de kosten(verhoging) is gewezen, kan [eiser] dit meerwerk vorderen. Het bij factuur 22300032 in rekening gebrachte bedrag van € 2.303,16 inclusief btw zal daarom worden toegewezen.
Factuur 22400042 / loodgieter
5.19.
Tegen deze factuur heeft [gedaagde] eveneens aangevoerd dat hij bij gebreke van de onderliggende factuur en urenspecificatie, de factuur niet op juistheid kan controleren. Ook hier geldt echter dat het niet om aanneming in regie gaat, maar om meerwerk van de loodgieter. In de offerte is vermeld dat de radiatoren inclusief montage niet in de offerte zijn meegenomen. Hiervoor is een richtprijs van € 420,00 per radiator afgegeven (zie r.o. 3.4). Uit de factuur blijkt dat daarmee een voorschot in rekening wordt gebracht voor montage van de radiatoren. [eiser] heeft gesteld dat na betaling van deze factuur, deze zaken (de rechtbank neemt aan dat hij daarmee de in de factuur genoemde radiatoren bedoelt) geleverd zullen worden. In het rapport staat over de radiatoren vermeld:
a.
Plaatsen radiatoren
Inmiddels zijn de radiatoren, in opdracht van bewoner, door derden geleverd en gemonteerd.
Aannemer merkt hierbij op dat bewoner een aanbetaling heeft gedaan voor de aankoop van de radiatoren en deze in opslag staan om te worden gemonteerd.
Op de vraag waarom aannemer in casu zijn installateur de radiatoren niet heeft opgehangen en aangesloten, antwoordt aannemer nogmaals dat hij in afwachting was van betalingen van openstaande facturen en dan het werk zou hervatten en afmaken.
5.20.
Omdat niet is gebleken dat de factuur op iets anders ziet dan een voorschot voor het monteren van radiatoren, welk meerwerk niet is uitgevoerd, zal de vordering van het bedrag van € 958,32 inclusief btw van deze factuur worden afgewezen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat ook niet is gebleken op grond waarvan de loodgieter een voorschot op dit meerwerk toekwam en [eiser] dit aan [gedaagde] mocht doorberekenen.
Factuur 22400043 / loodgieter
5.21.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiser] niet heeft onderbouwd hoeveel uur hij aan de montage van de fontein heeft besteed. Ook bij deze factuur gaat het echter niet om aanneming in regie, maar om meerwerk van de loodgieter. De rechtbank verwijst hierbij naar wat zij hiervoor in r.o. 5.18 heeft overwogen over afmontage door de loodgieter. [gedaagde] heeft niet betwist dat dit montagewerk is uitgevoerd. Na betaling van de in r.o. 5.18 bedoelde factuur, resteert nog € 21,56 ex btw van de afgegeven richtprijs (inclusief 10% opslag). Factuur 22400043 blijft daarmee binnen de 10% grens waarmee een richtprijs op grond van artikel 7:752 lid 2 BW mag worden overschreden. Dit bedrag is daarom toewijsbaar.
Factuur 22300030 / elektricien
5.22.
De rechtbank kan niet anders concluderen dan dat bij [gedaagde] een misverstand bestaat over deze factuur. Hij betwist dat hij voor elektra meerwerk heeft opgedragen. [eiser] heeft in deze factuur echter geen meerwerk doorberekend. Het gefactureerde bedrag komt namelijk overeen met 30% van de offerte inclusief 10% opslag die [eiser] mag doorberekenen. Dat het om de derde deelbetaling van het geoffreerde bedrag gaat blijkt ook uit de omschrijving die twee keer op de factuur voorkomt: ‘derde deelfaktuur betreffende offerte 19/2021’. De daaropvolgende vermelding ‘nader te factureren 10% fact. bedrag bij oplevering en meerwerk’ kan op niets anders duiden, dan dat de laatste 10% en meerwerk bij oplevering zullen worden gefactureerd. Dit volgt ook uit het feit dat 10% en meerwerk in rekening zijn gebracht bij de hierna te bespreken factuur 2230046. Het bedrag van € 6.586,45 van factuur 22300030 is daarom in beginsel toewijsbaar. Ten aanzien van het verweer dat het werk van de elektricien nog niet af was, verwijst de rechtbank naar haar overwegingen hierna.
Factuur 2230046 / elektricien
5.23.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij niet kan controleren naar welke offerte de omschrijving van deze factuur verwijst. Dat verweer gaat niet op, omdat op de factuur duidelijk is vermeld ‘elektra eind factuur volgens offerte’ en ‘laatste 10% volgens offerte’. Ook heeft [gedaagde] in zijn brief van 14 oktober 2022 zelf genoemd dat de elektricien het werk op basis van ‘geaccepteerde offerte’ af moet maken. Uit het rapport blijkt inderdaad dat bepaalde elektrawerkzaamheden nog niet waren uitgevoerd (r.o. 3.19). De rechtbank merkt op dat [gedaagde] niet vordert dat de elektricien het werk afmaakt. Anderzijds staat ook vast dat het werk van de elektricien nog niet af was en nog niet opgeleverd. Uitgaande van de vorderingen over en weer, is de rechtbank voornemens aan de aan te wijzen deskundige te vragen welk bedrag van de offerte aan de nog niet uitgevoerde elektrawerkzaamheden kan worden toegerekend. Met deze informatie kan de rechtbank beoordelen welk bedrag van deze factuur [gedaagde] naar de stand van het werk eventueel nog aan [eiser] moet betalen.
Factuur 2230047 / elektricien
5.24.
[eiser] heeft gesteld dat de elektrische installatie anders en uitgebreider is uitgevoerd dan in de offerte omschreven en brengt met deze factuur meerwerk in rekening. [gedaagde] betwist dat hij voor elektra meerwerk heeft opgedragen.
5.25.
Vooropgesteld wordt dat voor de werkzaamheden van de elektricien een offerte is uitgebracht. Die werkzaamheden zijn dus voor een vast bedrag geoffreerd en worden niet in regie uitgevoerd. In geval van door de opdrachtgever gewenste toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk, kan de aannemer slechts dan een verhoging van de prijs vorderen, wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen (art. 7:755 BW).
5.26.
Op de factuur is het meerwerk omschreven als volgt:
Extra datakabels geleverd, getrokken en aangesloten
Uitlijnen en uitboren van spotjes
Bekabeling aangelegd t.b.v. spotjes
5.27.
[gedaagde] heeft niet betwist dat deze werkzaamheden zijn uitgevoerd. Dat betekent echter niet dat [gedaagde] had moeten begrijpen dat dit meerwerk was. Plafondspots in diverse ruimten van de woning zijn immers onderdeel van de offerte van de elektricien. Datzelfde geldt voor datakabels. Omdat niet is gebleken dat [eiser] [gedaagde] heeft gewezen op de noodzaak van een prijsverhoging en [gedaagde] , gelet op het vorenstaande, die noodzaak ook niet uit zichzelf had moeten begrijpen, zal het bij factuur 22400047 in rekening gebrachte bedrag van € 2.329,25 inclusief btw worden afgewezen.
Factuur 22400045 / materieel /steiger
5.28.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij zonder de onderliggende factuur niet kan controleren of [eiser] dubbel btw heeft berekend. Als hiervan zou blijken na het overleggen van de onderliggende factuur (zie r.o. 5.15), zal de rechtbank beoordelen wat dit betekent voor de vordering van [eiser] .
Deskundigenonderzoek
5.29.
De rechtbank is voornemens een deskundige te benoemen om haar voor te laten lichten over de vragen of de door [eiser] gefactureerde werkzaamheden zijn verricht (met uitzondering van die van de loodgieter en elektricien), of het materiaal/materieel is geleverd en of de door hem in rekening gebrachte prijs redelijk is. Voor de werkzaamheden van de elektricien en loodgieter zijn offertes geaccepteerd, zodat zij buiten de redelijkheidstoets vallen. Dat betekent dat na aftrek van de bedragen die [eiser] voor deze werkzaamheden heeft gefactureerd, een bedrag van € 420.065,19 resteert dat op redelijkheid moet worden getoetst:
€ 477.758,59 (totaal gefactureerd en contant betaald, zie r.o. 3.5 en 3.14)
-/-€ 24.284,10 (elektricien incl. btw: € 19.958,95 + 10% opslag + meerwerk)
-/-
€ 33.409,30(loodgieter incl. btw: € 27.256,46 + 10% opslag + meerwerk)
€ 420.065,19 (de op redelijkheid te toetsen prijs)
5.30.
De rechtbank is voornemens aan de te benoemen deskundige de volgende vragen voor te leggen:
Werkzaamheden (elektricien en loodgieter uitgezonderd):
1. wilt u - zoveel mogelijk aan de hand van de werkomschrijving, urenstaten en het totaaloverzicht per “onderdeel” en bezichtiging met de partijen - het door [eiser] voor [gedaagde] uitgevoerde werk in kaart brengen? Kunt u daarbij aangeven of er ten opzichte van de werkomschrijving extra werkzaamheden zijn uitgevoerd en zo ja welke? Wat is de omvang daarvan geweest?
en voorts
2. zijn de uitgevoerde werkzaamheden in overeenstemming met het door [eiser] in dit verband in rekening gebrachte bedrag (in totaal € 420.065,19)? Is er een aansluiting te maken tussen het uitgevoerde werk en gefactureerde kosten?
3. is de door [eiser] aan [gedaagde] middels facturen in rekening gebrachte prijs voor het uitgevoerde regiewerk als redelijk aan te merken? Weliswaar betreft het antwoord op deze vraag ten dele een juridische kwalificatie, voorbehouden aan de rechtbank, maar aan de deskundige wordt meer in het bijzonder gevraagd om vanuit zijn/haar expertise te beoordelen of de door [eiser] in rekening gebrachte prijs in redelijke verhouding staat tot het uitgevoerde werk. Wilt u daarbij ook betrekken in hoeverre het aantal in rekening gebrachte uren in redelijke verhouding staat tot het in regie opgedragen werk?
4. zijn de door [eiser] in rekening gebrachte kosten voor materiaal/materieel in overeenstemming met de door hem gebruikte materialen/materieel en daarvoor gemaakte kosten (plus 10% provisie)?
5. zijn deze kosten voor materiaal/materieel redelijk te achten?
6. heeft u voor het overige nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat de rechtbank daarvan kennisneemt?
Werkzaamheden elektricien:
7. welk bedrag van de offerte van de elektricien (totaal € 16.495,00 ex btw en 10% opslag, maar inclusief materiaal en montage) kan aan de nog niet uitgevoerde elektrawerkzaamheden worden toegerekend (zie r.o. 3.19 onder a)?
5.31.
De rechtbank heeft het voornemen om tot deskundige te benoemen:
Ing. N.T.J. Bolten
[adres 2]
5.32.
In verband met het in artikel 194 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voorgeschreven overleg met partijen, zal de zaak worden verwezen naar de rol van 27 maart 2024 voor akte aan beide zijden, zodat partijen zich kunnen uitlaten over de aan voormelde deskundige te verlenen opdracht. Indien partijen aanvullende suggesties betreffende die opdracht hebben of specifieke vragen wensen te stellen, dienen zij daarvoor, bij voorkeur na overleg met de wederpartij, concrete (tekst)voorstellen te doen. Als partijen of één van hen overwegende bezwaren tegen de persoon van de te benoemen deskundige heeft, zullen zij / zal hij een aanvaardbaar alternatief moeten aandragen.
De rechtbank is gelet op de bewijslastverdeling voornemens de kosten van de deskundige voorshands ten laste van [eiser] te brengen.
in reconventie
5.33.
Uit wat hiervoor in r.o. 5.6 is overwogen, volgt dat [eiser] terecht zijn werkzaamheden heeft opgeschort en er geen sprake is van een tekortkoming van zijn kant, zodat [gedaagde] geen schadevergoeding kan vorderen. De brief van 14 oktober 2022 waarin [gedaagde] [eiser] in gebreke heeft gesteld en herstel van gebreken heeft geëist, heeft geen gevolg gehad.
5.34.
De stelling van [gedaagde] dat [eiser] op grond van artikel 6:83 sub c BW in verzuim is komen te verkeren, omdat hij in de dagvaarding ontkent aansprakelijk te zijn voor de gebreken, wordt niet gevolgd. De rechtbank verwijst hierbij naar haar overwegingen hiervoor in r.o. 5.6. Zolang [gedaagde] zelf in verzuim is, kan [eiser] niet in verzuim komen. De ontkenning van aansprakelijkheid in de dagvaarding doet daar niet aan af.
5.35.
Voor zover het schuldeisersverzuim van [gedaagde] is komen te vervallen door de betaling van € 40.000,00 na het vonnis in incident van de deze rechtbank, heeft [gedaagde] [eiser] daarna niet in gebreke gesteld en een termijn gegeven om de gebreken alsnog te herstellen. [eiser] is daarom ook na die betaling niet in verzuim geraakt, zodat [gedaagde] (nog steeds) geen schadevergoeding kan vorderen. De vordering in reconventie ligt daarom voor afwijzing gereed.
Rolverwijzing
5.36.
De zaak zal worden verwezen naar de rol voor aktes, gelijktijdig door partijen te nemen. Alle beslissingen, zowel in conventie als in reconventie, zullen worden aangehouden in afwachting van de aktes.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
27 maart 2024voor het nemen van een akte door beide partijen met het in r.o. 5.32 omschreven doel,
6.2.
beveelt [eiser] om bij akte op de rol van
27 maart 2024de stukken te overleggen als bedoeld in r.o. 5.15,
6.3.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
6.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Hoogkamer en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.
1621

Voetnoten

1.ECLI:NL:HR:2015:1868, r.o. 3.4.2. e.v.
2.Artikel 6:262 BW
3.Artikel 6:59 BW.
4.Vergelijk het arrest van het Gerechtshof Leeuwarden van 11 mei 2010, ECLI:NL:GHLEE:2010:BM4220 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHLEE:2010:BM4220).
5.Vergelijk het arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 22 maart 2016, r.o. 3.8.6, ECLI:NL:GHSHE:2016:1046 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2016:1046).
6.Vergelijk het arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 22 maart 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1046 (http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSHE:2016:1046).