8. Het hof zal thans eerst een overzicht geven van het aanwezige bewijs.
8.1. [appellant] heeft in een ongedateerde opdrachtbevestiging aan [geïntimeerde] kenbaar gemaakt op 4 juli 2005 te zullen beginnen met de sloop van de bovenverdieping. De brief bevat voorts de volgende passage:
"Tevens laten wij u langs deze weg weten dat wij werken met afslag betalingen.
De afslag betalingen vinden 1x per 14 dagen plaats, door middel van een u op dat moment toegezonden factuur."
8.2. Alle facturen, waaronder de facturen d.d. 13 en 27 juli 2005, zijn opgesteld op basis van uurloon en gebruikte materialen.
8.3. De getuige [getuige], die in mei 2005 als contra-expert betrokken is geweest bij de afwikkeling van de brandschade van [geïntimeerde], heeft verklaard:
"(…) Ik heb uitgelegd dat er mede door de meerwaarde op de inboedel honderdvijfendertigduizend euro beschikbaar was voor herstel. [appellant] heeft zich daaraan geconformeerd. Er was zelfs sprake van dat daarvan zelf nog iets extra's gedaan kon worden.
(…)
Die honderdvijfendertigduizend euro was volgens mij het bedrag waarvoor herstelwerkzaamheden zouden kunnen worden verricht. Begroten van herstel in de oude toestand is mijn werk. Ik kan me niet herinneren dat er voor de brand een dakkapel aan de woning aanwezig was. Naar aanleiding van het feit dat [geïntimeerde] zich tot mij wendde in verband met de dagvaarding heb ik de brief van 13 februari 2006 geschreven (productie 9 bij de dagvaarding). Ik heb toen de woning nog bekeken en heb niet kunnen vaststellen dat er daadwerkelijk sprake is van meerwerk in verband met de noodzakelijke herstelwerkzaamheden. Ik heb toen wel gezien dat er op de zolder een kozijn scheluw stond, waarschijnlijk om ingebouwd te worden."
8.4. [geïntimeerde] heeft als getuige verklaard:
"(…) [appellant] was akkoord en wij spraken af dat gewacht zou worden op het geld van de verzekering, want dan wisten we welk bedrag aan de woning besteed kon worden. Het geld liet echter op zich wachten en [appellant] zei alvast aan de slag te willen gaan met slopen en dat dan later wel gezien werd hoeveel geld er kwam. Duidelijk was dus steeds dat hersteld moest worden voor het door de verzekering uit te keren bedrag. Toen het bedrag bekend was, was de sloop nog niet helemaal klaar. Wij hebben toen concrete afspraken gemaakt op 26 juli 2005, waarbij aanwezig waren, de schade-expert de heer [getuige], de heer [appellant] en mijn vrouw. Het was in eerste instantie de bedoeling om de woning in oorspronkelijke staat te herstellen. Wij bedachten later dat het misschien ook anders kon en volgens [appellant] was dit alleen een kwestie van wandjes verzetten en dat kon allemaal. Op die bewuste 26 juli 2005 hebben wij afgesproken dat het hele herstel honderdvijfendertigduizend euro mocht bedragen en dat veranderingen die wij wilden binnen dit bedrag dienden te blijven.
(…)
[appellant] heeft nooit gezegd dat het bedrag werd overschreden. Wij zeiden wel eens of dit of dat ook zou kunnen, waarop [appellant] dan zei "nee dat wordt te duur". Hij heeft in dat verband ook nooit gezegd dat dat wel zou kunnen in de vorm van meerwerk. Wij hebben nu wel een dakkapel die we eerder niet hadden, maar die is door een andere aannemer aangebracht dan [appellant]. Overigens had [appellant] wel toegezegd die binnen het bewuste bedrag aan te kunnen leggen. Wat anders is geworden na de brand is de indeling van de woning, de trapopgang, openslaande deuren en de meterkast is verplaatst (verzoek Essent). [appellant] heeft deze veranderingen aangebracht. Er zijn ook veranderingen aangebracht, juist op instigatie van [appellant] waar wij helemaal niet om vroegen, maar waarvan [appellant] zei dat het veel mooier was en dat dat best kon. (…)"
8.5. [geïntimeerde] heeft als getuige verklaard:
"(…) We spraken af dat hij [[appellant]; toev. hof] met slopen zou beginnen, zodra we meer wisten van de verzekering. Hij is echter al iets eerder begonnen met slopen en wel op 4 juli 2005, omdat het toen mooi weer was en volgens hem dat geld wel zou komen. Toen we wel bericht hadden van de verzekering hebben we een afspraak gemaakt op 26 juli 2005 waarbij aanwezig waren: de heer [getuige], de heer [appellant], mijn man en ik. De afspraak was dat alles hersteld zou worden voor honderdvijfendertigduizend euro. [appellant] wist van onze plannen, betreffende een dakkapel en openslaande deuren, maar dat kon allemaal voor dat bedrag. Volgens [appellant] kon dat zelfs wel voor minder, want, zoals hij zei, er moest ook nog een leuke vakantie voor ons af kunnen, want hij wist hoe vervelend het was om door brand al je spullen kwijt te raken. De dakkapel is overigens door een andere aannemer later aangelegd.
(…)
Tijdens de werkzaamheden heb ik nooit iets gevraagd te doen waarbij [appellant] gezegd heeft dat dat niet kon omdat het dan te duur werd. Ook heeft hij nooit gezegd dat dat eventueel kon in de vorm van meerwerk. De veranderingen die hebben plaatsgevonden op voorstel van de heer [appellant] zijn het verplaatsen van de badkamer, van de achterkant naar midden, het verplaatsen van de trap, in verband met meer ruimte in de gang en het maken van tuimelramen in de slaapkamers, waar aanvankelijk openstaande ramen in zaten, om meer licht te krijgen. (…)"
8.6. [appellant] heeft als getuige, voor zover thans van belang, als volgt verklaard:
"(…) Op een gegeven moment kwam mevrouw [geïntimeerde] bij ons en zei dat alles geregeld was en dat ik kon beginnen. Daarvoor was al over het uurtarief gesproken. Volgens mij toen € 35,- exclusief BTW. Toen ik begon stond de hele inboedel nog in de woning. [geïntimeerde] zei toen dat alles weg moest en ik heb toen containers gehuurd. Er was toen helemaal niet bekend welk bedrag de verzekering zou gaan uitkeren. Ik kon toen dus ook niet zeggen of ik het kon opknappen voor het bedrag dat zou worden uitgekeerd. Ik ben op uurbasis begonnen te werken. Op 26 juli 2005 is er een gesprek geweest met [getuige], de familie [geïntimeerde] en mijzelf. [getuige] kon toen ook het bedrag niet zeggen, maar het zou liggen tussen de € 120.000,- en € 150.000,-. Er was toen wel een lijst van werkzaamheden die nodig waren voor het herstel van de woning opgesteld door architect Dijkhuizen. Die herstelwerkzaamheden werden daarbij berekend op € 115.000,-. (productie 1 conclusie van antwoord in reconventie). De werkzaamheden die daarin stonden kon ik voor dat bedrag inderdaad doen en in dat verband heb ik gezegd 'dan hou je nog geld over'.
(…)
Aan mij is nooit een concreet bedrag gezegd dat door de verzekering zou worden betaald. Ik heb toen dan ook nooit een bedrag van € 135.000,- gehoord. Toen ik al aan het bouwen was met spanten is er nog eens een man geweest van de verzekering samen met [getuige] en toen is volgens mij ook over een bedrag gesproken. De bedoeling van de werkzaamheden was de brandschade in oude staat te herstellen doch van de lijst van de architect is volledig afgeweken. De familie wilde steeds iets anders. De heer [geïntimeerde] heeft mij ook gezegd dat ik zoveel mogelijk aan de wensen van zijn vrouw tegemoet moest komen. (…)"