In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 15 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een opgelegde administratieve sanctie (boete) op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. A. Khadri van Verkeersboete.nl, heeft beroep ingesteld tegen de boete die hem was opgelegd wegens handelen in strijd met een geslotenverklaring. Tijdens de zitting op 16 januari 2024 heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie gesteld dat de gedraging niet voldoende vaststaat, omdat de foto van de gedraging ontbreekt. De kantonrechter heeft dit standpunt gevolgd en geoordeeld dat de boete ten onrechte was opgelegd, waardoor het beroep gegrond werd verklaard en de beslissing van de officier van justitie werd vernietigd.
Daarnaast heeft de gemachtigde van betrokkene verzocht om een proceskostenvergoeding, die door de kantonrechter werd toegewezen. De kosten werden vastgesteld op € 875,00, maar de kantonrechter heeft bepaald dat deze kosten niet aan de gemachtigde, maar aan de betrokkene zelf moeten worden uitbetaald. De gemachtigde voerde aan dat de wettelijke regeling over de uitbetaling van proceskosten in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, maar de kantonrechter oordeelde dat de wetgever een voldoende objectieve en redelijke rechtvaardiging heeft gegeven voor de gewijzigde regeling. De kantonrechter concludeerde dat er geen grond is om te oordelen dat de regeling in strijd is met het discriminatieverbod of een ongeoorloofd onderscheid maakt.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van betrokkenheid van belanghebbenden bij procedures en de gevolgen van de wetswijzigingen voor de uitbetaling van proceskosten. De kantonrechter heeft de officier van justitie bevolen het bedrag dat als zekerheidstelling door betrokkene is betaald, terug te betalen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na toezending van de uitspraak.