ECLI:NL:RBNHO:2024:1806

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
10634843 \ CV EXPL 23-4913
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake betalingsvordering en verzuim bij toestelkredietovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 februari 2024 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen CE Credit Management Invest Fund 1 B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vordert betaling van een bedrag van € 375,29, vermeerderd met wettelijke rente, en daarnaast betaling van resterende termijnen van een toestelkrediet voor een Samsung Galaxy S8. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij voldoende heeft aangetoond dat zij heeft voldaan aan de wettelijke informatieplichten bij de overeenkomst. De vordering tot betaling van de abonnementskosten is dan ook toewijsbaar. Echter, de kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisende partij niet voldoende heeft aangetoond dat de gedaagde partij in verzuim is geraakt, waardoor de vorderingen tot betaling van rente en schadevergoeding zijn afgewezen. De kantonrechter heeft ook ambtshalve de algemene voorwaarden van T-Mobile getoetst en vastgesteld dat bepaalde bedingen mogelijk oneerlijk zijn. De gedaagde partij is veroordeeld tot betaling van een hoofdsom van € 356,94, maar de eisende partij moet aanvullende informatie verstrekken over de gevorderde rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10518310 \ CV EXPL 23-1648
Uitspraakdatum: 22 februari 2024 2023
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
CE Credit Management Invest Fund 1 B.V.
gevestigd te Rotterdam
de eisende partij
gemachtigde: LegalSteps B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert primair veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van
€ 375,29, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vervaldatum van de facturen tot de dag der algehele voldoening. Subsidiair vordert de eisende partij met betrekking tot de resterende toestelprijs van € 56,25, veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van de vervallen en toekomstige maandelijkse termijnen van ieder € 29,00, althans de betaling van de resterende toestelprijs in maandelijkse termijnen van € 29,00 ingaande op de dag van het vonnis tot de dag waarop het bedrag van € 56,25 is voldaan. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten. Tot slot vordert de eisende partij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De eisende partij stelt dat T-Mobile op 14 juni 2017 in een van haar winkels met de gedaagde partij een overeenkomst met betrekking tot data- en/of telecommunicatiediensten (de abonnementskosten) en een kredietovereenkomst voor de aanschaf van een Samsung Galaxy S8 heeft gesloten. Volgens de eisende partij heeft T-Mobile deze overeenkomst op 15 april 2019 wegens wanbetaling ontbonden en haar vordering overgedragen aan de eisende partij. De eisende partij vordert nakoming van de overeenkomsten voor zover de gedaagde partij daarin tekort is geschoten en schadevergoeding wegens de (gedeeltelijke) ontbinding daarvan.
(Pre)contractuele informatieplichten ten aanzien van de abonnementskosten
2.3.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van artikel 6:230l aanhef en onder a, b, c, d en f van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.4.
De eisende partij heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende informatieplichten als bedoeld in artikel 6:230l BW. De vordering tot betaling van de abonnementskosten ter hoogte van
€ 154,72 ‬is dan ook toewijsbaar, omdat deze vordering de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
Let op! Het is niet aan de kantonrechter om de verschillende vorderingen aan de hand van de gegevens in de producties uit te splitsen. De eisende partij moet voortaan in de dagvaarding de verschillende vorderingen afzonderlijk specificeren.
Niet betaalde toestelkrediettermijnen
2.5.
De eisende partij vordert ook betaling van € 145,97 aan niet betaalde toestelkrediettermijnen.
2.6.
De Hoge Raad heeft in de arresten van 13 juni 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1385) en 12 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:236) – kort gezegd – het volgende beslist. In een overeenkomst vergelijkbaar met de onderhavige moet, ter bescherming van het belang van de koper, duidelijk zijn wat de koopprijs van de door hem gekochte zaak is, en daarmee wat de omvang is van de door hem verschuldigde termijnen, voor zover die daarop betrekking hebben. Die prijs moet in de overeenkomst afzonderlijk zijn bepaald. Aan die eis is in dit geval voldaan. In de overeenkomst staat namelijk dat het totaalbedrag voor het toestel € 696,00 bedraagt, dat sprake is van een eenmalige bijbetaling van € 4,24 en dat het bedrag van € 696,00 wordt afgelost in 24 maandelijkse toestelkrediettermijnen van € 29,00. Gelet daarop is de kantonrechter van oordeel dat de onderhavige toestelkredietovereenkomst rechtsgeldig is.
2.7.
Voorts is niet gebleken dat de eisende partij andere kosten en/of rente over de toestelprijs in rekening heeft gebracht, zodat sprake is van een zogenoemd zacht krediet. De wettelijke bepalingen over consumentenkredietovereenkomsten missen derhalve toepassing. Het gevorderde bedrag van
€ 145,97‬aan niet betaalde termijnen die zien op de toestelkredietovereenkomst is dan ook toewijsbaar.
Rente, buitengerechtelijke incassokosten en schadevergoeding en resterende termijnen toestelkrediet: verzuim
2.8.
De eisende partij vordert ook i) vervallen wettelijke rente vanaf het verstrijken van de betalingstermijn van de facturen, ii) buitengerechtelijke incassokosten en iii) schadevergoeding als gevolg van ontbinding van de overeenkomst. Ook vordert de eisende partij iv) betaling van de resterende termijnen van het toestelkrediet van € 56,25. Zij heeft echter nagelaten toe te lichten wat de grondslag is van de vordering onder iv). Uit het feit dat de eisende partij verwijst naar een ingebrekestelling en andere sommaties begrijpt de kantonrechter dat de eisende partij voor dit bedrag een beroep doet op de gestelde ontbinding van de overeenkomst. Voor toewijzing van de vorderingen i) tot en met iv) is vereist dat de gedaagde partij in verzuim verkeert (zie artikel 6:119, 6:96 lid 6 en 6:265 lid 2 BW). De eisende partij heeft echter niet, althans onvoldoende, gesteld dat de gedaagde partij in verzuim is geraakt na het verstrijken van de betalingstermijn van de facturen. Een betaaltermijn op een factuur is op zichzelf namelijk geen fatale termijn als bedoeld in artikel 6:83 aanhef en onder a BW. Daarvoor is in beginsel een voor nakoming overeengekomen termijn vereist. Uit het lichaam van de dagvaarding blijkt niet dat partijen de betalingstermijn zijn overeengekomen, zodat de gedaagde partij niet na het verstrijken van deze betalingstermijn in verzuim is geraakt. De gevorderde rente (i) is daarom niet toewijsbaar vanaf het verstrijken van de betalingstermijn van de facturen.
2.9.
De eisende partij stelt dat zij de gedaagde partij in gebreke heeft gesteld bij e-mail van 23 januari 2019 en legt een sjabloon van de verstuurde e-mail over, omdat de verstuurde e-mail niet meer voorhanden zou zijn. Uit het sjabloon kan niet worden opgemaakt welke facturen en/of bedragen zijn opgenomen in de verstuurde e-mail. Dit wordt ook niet, althans niet duidelijk, vermeld in het lichaam van de dagvaarding. Het kunnen in ieder geval niet alle facturen zijn waarvan nu betaling wordt gevorderd, omdat sommige facturen van latere datum zijn dan de gestelde datum van deze e-mail. Dat betekent dat niet kan worden vastgesteld of de gedaagde partij, en voor welke facturen en/of bedragen, door deze e-mail in verzuim is geraakt. De stelling dat vervolgens nog een herinnering, aanmaning, SMS-berichten en sommatie zijn gestuurd is ook onvoldoende nu deze niet zijn overgelegd en dus ook daaruit niet kan worden afgeleid dat, wanneer en voor welke facturen en/of bedragen (alsnog) verzuim is ingetreden. Omdat het verzuim niet kan worden vastgesteld heeft de gestelde ontbinding op 15 april 2019 geen rechtsgevolg gekregen. Daarom worden de vorderingen tot betaling van schadevergoeding (iii) en tot betaling van de resterende termijnen van het toestelkrediet (iv) op die grond afgewezen. Het beroep op artikel 5.5 van de algemene voorwaarden ten aanzien van de schadevergoeding maakt dit niet anders, omdat dat artikel alleen van toepassing is in geval van ontbinding of beëindiging. Zoals gezegd is er geen sprake van rechtsgeldige ontbinding en dat sprake zou zijn van beëindiging op een andere grond is niet gesteld of gebleken. Nadere toelichting ontbreekt, zodat het beroep op dit artikel niks toevoegt.
2.10.
Ten aanzien van de resterende termijnen van het toestelkrediet (iv) beroept de eisende partij zich subsidiair op nakoming van de toestelovereenkomst. Dat beroep slaagt. Vast staat dat de overeenkomst van rechtswege af zou lopen op 14 juni 2019. Uit de dagvaarding blijkt dat de eisende partij op 24 juni 2019 wel een aanmaning heeft gestuurd met een betalingstermijn van 15 dagen na ontvangst van de aanmaning. Daarin zijn wel de gevorderde bedragen en de daarbij behorende facturen genoemd. Vast staat dat er niet binnen die termijn is betaald, zodat het verzuim ten aanzien van de niet betaalde termijnen van het toestelkrediet alsnog is ingetreden. Die termijnen zijn daarmee opeisbaar geworden zodat het bedrag van
€ 56,25toewijsbaar is.
2.11.
Uit r.o. 2.10. vloeit ook voort dat vanaf 16 dagen na 24 juni 2019 verzuim is ingetreden, zodat de wettelijke rente (i) in beginsel vanaf dat moment toewijsbaar is. Die vordering zal echter hieronder nader worden beoordeeld vanwege de ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden.
2.12.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten (ii) worden afgewezen, omdat niet gebleken is dat de gedaagde partij in verzuim verkeerde op het moment dat de eisende partij de veertiendagenbrief van 24 juni 2019 verstuurde. Daarmee is niet voldaan aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.13.
Uit de overlegde stukken blijkt dat op de overeenkomst de Algemene Voorwaarden T-Mobile Netherlands B.V. abonnee consument (hierna: de algemene voorwaarden) van 1 mei 2017 en de T-Mobile Toestelkredietvoorwaarden van toepassing zijn verklaard. De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [1] , gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens de Europese Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (Richtlijn 93/13/EEG) is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
2.14.
De kantonrechter stelt vast dat artikel 7.7 van de algemene voorwaarden ook ziet op rente. Daarover is opgenomen:
“(…) T-mobile is gerechtigd om vanaf het verstrijken van de betalingstermijn 1% rente per maand in rekening te brengen (…)”.
Deze rentevergoeding is hoger dan de wettelijke rentevergoeding en wordt in het algemeen oneerlijk geacht. Als dit deel van artikel 7.7 oneerlijk wordt bevonden, zal de gevorderde rente worden afgewezen. De eisende partij zal daarom in de gelegenheid worden gesteld om zich hierover uit te laten.
2.15.
Indien de eisende partij aan deze opdracht niet of niet volledig voldoet, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 Rv de gevolgen verbinden die zij geraden acht.
Conclusie
2.16.
Gelet op het voorgaande wordt de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van de toewijsbare hoofdsom van
€ 356,94(€ 154,72, + € 145,97 + € 56,25) en wordt de eisende partij in de gelegenheid gesteld zich uit te laten zoals hiervoor onder 2.14. is overwogen.
2.17.
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 356,94;
3.2.
beveelt de eisende partij om bij akte op de rol van
21 maart 2024de stellingen in de dagvaarding nader toe te lichten door de inlichtingen te verstrekken zoals hiervoor onder 2.14 is overwogen;
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HvJ 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia)